27 411
Emancipatiebeleid 2001

nr. 16
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 23 mei 2001

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1 heeft op 26 april 2001 overleg gevoerd met staatssecretaris Adelmund van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over:

– de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, d.d. 16 oktober 2000 ter aanbieding van het Onderwijsraadadvies «Onderwijsemancipatie uit de steigers» (OCW-00-1233);

– de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, d.d. 17 oktober 2000 ter aanbieding van het onderzoek «Mobiliteit en voortijdig vertrek van directeuren (m/v) in het primair en voortgezet onderwijs» (OCW-00–1235);

– de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, d.d. 16 maart 2001 ter aanbieding van de Actuele Emancipatieagenda 2001–2002 (27 411, nr. 13).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Visser-van Doorn (CDA) constateert dat er heel langzaam vooruitgang wordt geboekt bij het onderwijsemancipatiebeleid, dat tot doel heeft om de capaciteiten van vrouwen en mannen beter tot hun recht te laten komen. Een van de aanbevelingen van de Onderwijsraad is om een internationale vergelijking te maken van de deelname van meisjes en jongens aan opleidingen in technische vakken. Er wordt ook geïnventariseerd of emancipatieaspecten voldoende aan bod komen in het onderwijsaanbod van lerarenopleidingen en pedagogische academies. Wanneer zijn de resultaten hiervan te verwachten?

Meisjes blijken aan het eind van het basisonderwijs slechter te presteren bij rekenen, zodat er een ondersteunend praktijkproject moet worden ontwikkeld. In de tweede fase havo-vwo is een project facetleerplan emancipatie opgenomen. Is dit project in 2001 afgerond en hoe gaat het verder?

Over het wetenschappelijk onderwijs is medegedeeld dat de eis dat er minimaal één vrouw in de raden van toezicht moet zitten, meteen het maximum werd. Het is belangrijk dat de meerwaarde van enige diversiteit in deze raden wordt gehonoreerd. De cijfers over vrouwelijke hoogleraren, hoofddocenten en docenten zijn nog steeds beschamend. Het percentage in Botswana ligt hoger dan in Nederland. Op dit terrein moet een stevig beleid worden gevoerd. Er wordt een tijdelijk kenniscentrum voorgesteld bij het project Total E-quality. Mevrouw Visser vraagt wanneer dit wordt ingevoerd en waarom dit tijdelijk is.

Als het advies van de Onderwijsadviesraad wordt opgevolgd om een experiment te starten met duobanen in hogere leidinggevende functies, kunnen er wellicht meer vrouwen in het management werkzaam zijn. Verder moet worden onderzocht hoe een evenwichtig schoolleidersprofiel kan worden opgesteld, dat gendergetoetst is. Er wordt geconstateerd dat intervisie heel belangrijk is voor vrouwelijke directeuren, die 14,9% vormen van alle directeuren in het primair onderwijs. Mevrouw Visser is van mening dat er niet zozeer een vooronderzoek nodig is naar de behoefte aan regionale intervisiegroepen, maar dat daar gewoon mee doorgegaan moet worden.

Bij allochtone meisjes die heel succesvol zijn bij het volgen van een opleiding en actief zijn op de arbeidsmarkt, kan een conflict ontstaan met de huiselijke omgeving, bijvoorbeeld wanneer zij uitgehuwelijkt worden. Wordt er gedacht aan mogelijkheden bij de school om deze meisjes enige ondersteuning te geven?

De heer Van Splunter (VVD) is verheugd dat er een nieuwe fase is ingezet in het onderwijsemancipatiebeleid, waarbij niet langer coûte que coûte naar evenredigheid wordt gestreefd, maar dat er meer aandacht is voor de psychologische factoren en organisatiestructuren, waardoor het moeilijk is om resultaat te boeken. Bij de departementen is het aantal vrouwen in topfuncties ook gering. Er is één vrouwelijke secretaris-generaal en er zijn minder dan 10% vrouwelijke directeuren-generaal. Hoe is de situatie bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen?

Het Aspasia-programma lijkt wel een succes te worden, omdat er 68 extra vrouwelijke onderzoekers op weg zijn naar de top. Het project heeft als doel de bevordering van universitaire docenten tot universitair hoofddocent, maar uit de evaluatie blijkt dat er toch een glazen plafond is. Waarom wordt dit niet doorbroken?

Mevrouw Hamer (PvdA) is verheugd dat er een uitgebreide agenda is, met concrete actiepunten, maar zij merkt op dat deze nog wel veel meer van hetzelfde is. Zij ziet nog geen reden voor tevredenheid, omdat er slechts sprake is van heel kleine stapjes verbetering bij het percentage vrouwen in de wetenschap of in het topmanagement. Terwijl de onderwijsachterstand is verdwenen, komen meisjes en vrouwen toch niet in hogere functies terecht. Als er met streefcijfers wordt gewerkt die veel publicitaire aandacht krijgen, kan de problematiek beter over het voetlicht worden gebracht. Bij de volgende agenda moet ook aandacht worden besteed aan de meer psychologische problematiek, omdat de problemen niet alleen van economische of sociologische aard zijn. Bij de beroepskeuze van jongens en meisjes zijn goede voorbeelden van belang, maar er wordt op de lerarenopleidingen nog weinig aandacht besteed aan roldoorbreking. Kan hiervoor een plan van aanpak worden opgesteld? De stichting Axis is bezig om bij meisjes in het basisonderwijs belangstelling te wekken voor techniek. Voor welke projecten op dit terrein is inmiddels subsidie aangevraagd en toegezegd?

Er is onderzoek gedaan naar de uitstroom van vrouwelijke directeuren. Een van de conclusies is dat er geen seksespecifieke oorzaken zijn, maar veel vrouwen blijken na een arbeidsconflict te zijn vertrokken. De achterliggende oorzaak van die arbeidsconflicten kan wel degelijk seksespecifiek zijn en samenhangen met stijl van leidinggeven of de acceptatie van vrouwelijk leiderschap door anderen.

Over het voorstel voor een tijdelijk kenniscentrum voor het wetenschappelijk onderwijs vraagt mevrouw Hamer of met tijdelijk wordt bedoeld: totdat het resultaat heeft opgeleverd. Volgens de evaluatie is het Aspasia-programma wel succesvol en zou dus uitgebreid moeten worden. Het LOECO heeft enkele voorstellen bij de evaluatie gevoegd. In de eerste plaats moet er meer geld voor komen. In de tweede plaats moet ervoor worden gezorgd dat het geld voor de vernieuwingsimpuls voor jonge onderzoekers bij vrouwen terechtkomt, omdat bij de eerste lichting overwegend mannen in de prijzen vielen.

Mevrouw Lambrechts (D66) merkt op dat er veel beleidsvoornemens in de agenda zijn opgenomen. Bij het wetenschapsbeleid is wat extra geld uitgetrokken voor het Aspasia-programma. Als dit wordt uitgebreid naar vrouwelijke hoogleraren, kost dat geld. Een andere mogelijkheid, die geen geld kost, is om de criteria voor Van der Leeuw-hoogleraren aan te passen. Als er wordt gekozen voor een variant die geld kost, moet duidelijk zijn waar dat vandaan komt. Het is goed dat er een expertisecentrum komt. Dat kan ook tot taak hebben om onbenut wetenschappelijk talent van vrouwen op te sporen. Mevrouw Lambrechts vindt het resultaat van de vernieuwingsimpuls, waarmee 39 mannen en 4 vrouwen zijn aangesteld, niet erg positief.

Bij het onderzoek naar vrouwelijke directeuren is gekozen voor een methode waarbij de medewerking van de besturenorganisaties nodig was. Dit heeft geleid tot een grote mate van selectie, omdat een kwart hiervan het niet doorgestuurd heeft en een kwart niets van zich heeft laten horen. Het is mogelijk dat zich hier de grootste arbeidsconflicten hebben voorgedaan.

Er zijn nog steeds erg weinig vrouwelijke directeuren: nog geen 12% in het basisonderwijs en 8,7% in het voortgezet onderwijs. Er moet meer onderzoek worden gedaan naar de oorzaken van deze achterstand. Verder moet er maatwerk worden geboden door onafhankelijke persoonlijke begeleiding. Heeft de financieringsimpuls voor vrouwen in managementfuncties wel effect gehad of is hiervoor het verkeerde instrument gekozen?

Fusies en schaalvergroting worden vaak genoemd als oorzaak voor het slecht functioneren van een organisatie, omdat zij veel extra lasten met zich brengen. Zij worden ook opgevoerd als persoonlijke factor waardoor mensen stuk zijn gelopen in het onderwijs. Dit aspect moet ook worden betrokken bij het beleid.

Antwoord van de regering

De staatssecretaris merkt op dat er in het basisonderwijs sprake is van feminisering en dat er nagedacht wordt over projecten om mannen hiervoor te interesseren. Meisjes doen het op alle fronten beter dan jongens, behalve bij rekenen. Het is nodig om na te gaan waarom jongens slechter presteren en vaker uitvallen. Hoewel er nagenoeg geen verschillen meer zijn in opleidingsniveau tussen mannen en vrouwen, zijn er nog wel verschillen in de positie op de arbeidsmarkt en in de inkomenspositie.

Bij de nieuwe media doen zich de oude tegenstellingen voor. Jongens hebben zich hier veel sneller mee vertrouwd gemaakt dan de meisjes. Verder is er vaak een traditioneel keuzepatroon. Bij de jongens kiest de helft voor een natuurprofiel en de helft voor een maatschappijprofiel en bij de meisjes kiest een kwart voor natuur.

De allochtone meisjes doen het opvallend goed op school, maar er is een grote kloof tussen school en thuis. Het inzetten van leerlingbegeleiders werkt goed; bij Turkse leerlingen beter dan bij Marokkaanse. Met Forum wordt nagegaan op welke wijze de betrokkenheid van de ouders kan worden vergroot.

Bij de achterstand van vrouwen in het management kan worden gekeken naar psychologische en culturele factoren, maar er moet ook worden gekeken naar de harde gegevens. In de regionale intervisiegroepen blijkt dat vrouwen al heel goed zijn in het sociale vlak. De volgende fase in het proces, na de intervisie, is dat de stap wordt gemaakt naar beter management.

Het beeld dat er minimaal één vrouw in de raden van toezicht bij de universiteiten zit, moet veranderen. Er is inmiddels wel een vrouwelijke voorzitter bij het college van bestuur van de Erasmus Universiteit. Bij benoemingen blijken de advertentieteksten, waarin vrouwen en allochtonen worden uitgenodigd om te solliciteren, slechts effect te hebben tot de tweede ronde en daarna niet meer.

De organisaties NWO, VSNU en KNAW zullen een werkgroep oprichten om het kenniscentrum voor vrouwen in de wetenschap nader uit te werken, waarbij de onderzoeksschool vrouwenstudies en het Nederlands genootschap voor vrouwenstudies worden betrokken. Deze werkgroep formuleert binnen enkele maanden een voorstel over het centrum; door wie het wordt opricht, hoe lang het zal bestaan en hoe het wordt gefinancierd. Daarna zal men zich beraden over de manier waarop dit gestalte wordt gegeven.

In 1998 bestonden binnen Europa nog steeds grote verschillen in percentages vrouwelijke hoogleraren: Zwitserland 5,7, Nederland en Duitsland 5,9, Oostenrijk 6, Denemarken 7, Verenigd Koninkrijk 8,5, Zweden 11, Noorwegen 11,7, Spanje 13,2, Frankrijk 13,8, Portugal 17, Finland 18,4. Het zijn in heel Europa bescheiden percentages.

De vraag of er vrouwen in het management van het departement zijn, wordt regelmatig in de bestuursraad besproken. Per 1 mei is een vrouw benoemd tot inspecteur-generaal. Verder is er een vrouw benoemd tot plaatsvervangend secretaris-generaal. Er zijn acht vrouwelijke plaatsvervangende directeuren en er zijn vrouwelijke directeuren gezocht en inmiddels benoemd. De staatssecretaris geeft toe dat zij hierover nog niet tevreden is. In het departement van OCW werken veel vrouwen, maar zij worden in de vergaderingen vaak vertegenwoordigd door mannen.

Het resultaat van het onderzoek naar de redenen waarom vrouwelijke schooldirecteuren ermee stoppen, is dat deze niet seksespecifiek zijn. Er kan echter wel verschil zijn in het type arbeidsconflicten dat hieraan voorafgaat. De organisatie op de scholen is vaak zo ingericht dat de adjunct-directeur, die zorgt dat alles goed loopt binnen de school, een vrouw is. Een zakelijke manier, met veel persoonlijke contacten. Een goede analyse van de achtergronden kan er op termijn toe leiden dat meer vrouwen in het schoolmanagement werkzaam willen zijn, omdat hun specifieke vaardigheden meer tot hun recht kunnen komen.

Aandacht voor diversiteit is geformuleerd als startbekwaamheidseis voor leraren en richtinggevend voor het curriculum van de lerarenopleiding. De staatssecretaris neemt het voorstel over om samen met de lerarenopleidingen voorbeelden te formuleren. Aandacht voor diversiteit moet niet alleen worden gedragen binnen de opleidingen, maar ook goed worden georganiseerd.

Bij het departement OCW is structureel 12 mln per jaar beschikbaar voor emancipatie. Bij de begrotingsbehandeling is hieraan 1,8 mln extra toegekend aan het Aspasia-programma, waarmee deze bijdrage is verdubbeld tot 3,5 mln. Daarnaast hebben de universiteiten eigen middelen uitgetrokken, zodat er na de tweede ronde van het Aspasia-programma in totaal naar verwachting 25 mln aan is besteed. Er is ook veel publiciteit geweest over het aanstellen van vrouwelijke hoogleraren bij de faculteit rechten van de VU in Amsterdam voor één dag per week. De betekenis hiervan moet nog duidelijk worden. Het aantal vrouwelijke hoogleraren blijft echter laag.

Het is duidelijk dat de financieringsimpuls voor vrouwen in het management onvoldoende resultaat heeft opgeleverd. Er zijn nieuwe impulsen nodig voor versterking van het personeelsbeleid door coaching, loopbaanbeleid, opleiding van schoolleiders en directeuren, intervisiegroepen en het vormen van een kweekvijver voor managementtalent. Er kan nog worden nagegaan of de schoolbesturen wél extra geld hebben geclaimd, maar toch geen vrouwen hebben aangetrokken, of geen moeite hebben gedaan om ze te behouden. Het is ook mogelijk dat zij zich enorm hebben ingespannen, maar dat dit niet tot resultaat heeft geleid.

Er wordt nog gesproken met de SLO over het facet leerplan emancipatie VO 2001. Dit is nog niet gereed, maar wordt binnenkort geleverd. Het project emancipatie primair onderwijs en de managementdevelopmenttrajecten van de KPC-groep worden in augustus 2002 afgerond. Er wordt onderzoek gedaan naar belemmeringen en voorwaarden voor het bevorderen van duobanen. Er is altijd veel weerstand tegen duobanen in de schoolleiding, terwijl veel fulltimers de helft van de tijd bezig zijn met het oppoetsen van hun netwerk. De AVS is bezig met het opstellen van een evenwichtig schoolleidersprofiel, dat gendergetoetst is.

De staatssecretaris zegt een schriftelijk antwoord toe over een internationale vergelijking van de deelname aan technische vakken. Er is een project met het vak techniek in de groepen 7 en 8 van de basisschool, waardoor de vaardigheden worden gestimuleerd van kinderen die goed zijn in hoofd-handcoördinatie. Zij scoren minder goed bij de Cito-toets en kunnen niet naar vwo, havo of mavo. Zij moeten naar de beroepsgerichte vakken, maar zij zijn wel de beste van de klas bij het uitvinden van dingen. De staatssecretaris voert overleg met Axis over de verdere invulling van dit project.

Op een bijeenkomst met het Freudenthal-instituut heeft de staatssecretaris gevraagd wat er te doen is aan de achterstand van meisjes bij rekenen. De resultaten worden over de hele linie gedomineerd door de factor gender, zoals blijkt bij de wiskunde olympiade. Er is misschien enige verandering mogelijk door een andere methode te kiezen, waarbij andere voorbeelden, met meer taal en cultuur, worden gebruikt. Er is ook een nieuwe rekenmethode ontwikkeld voor allochtone leerlingen, omdat zij betere resultaten behalen als er minder gebruik wordt gemaakt van taal. Daarbij is ook een oplossing gevonden voor het probleem dat zij minder vaak spelletjes doen zoals ganzenborden.

Bij het glazen plafond speelt de volledige beschikbaarheid een rol. Vrouwen willen soms zelf niet, omdat zij een deel van hun tijd willen besteden aan het verzorgen van kinderen. Een andere factor is de wens om taken te kunnen combineren, terwijl bij de hogere functies vaak alleen managementtaken overblijven. In het basisonderwijs zijn vrouwen over het algemeen heel kindgericht en minder gericht op andere vaardigheden, zodat zij minder snel doorstromen binnen de arbeidsorganisatie. In andere landen is de scheiding tussen inhoudelijke en beheersmatige taken minder sterk doorgevoerd. Deze kan aan verandering onderhevig zijn als er veranderingen optreden in de arbeidsorganisatie.

Bij het wetenschappelijk onderwijs speelt mee dat er op de hogere niveaus een scheiding optreedt tussen onderwijs en onderzoek. De cultuur is dat er steeds hogere eisen worden gesteld aan productie en kwaliteit. Bij het Aspasia-programma zijn er ook wel voorbeelden van vrouwen die vastlopen. Er is een soort arbeidsverdeling in de onderwijspiramide, waarbij je minder begeleiding krijgt naarmate je hoger komt. Deze vraagstukken hangen niet zozeer samen met gender, maar met de arbeidsorganisatie van het onderwijs op alle niveaus. Er moet worden nagegaan of onderwijs, onderzoek en management op een betere manier gecombineerd kunnen worden, zodat hoogleraren niet alleen beheerstaken hebben en promoties begeleiden.

De ervaring met streefcijfers in arbeidsorganisaties is dat wat is bedoeld als ondergrens, uiteindelijk uitpakt als bovengrens. Daarom is het van belang om deze zeer selectief, alleen als het echt nodig en zinvol is, toe te passen. Bij allochtone leraren is quotering niet zinvol, omdat er veel meer nodig zijn op de arbeidsmarkt dan afgesproken kan worden als streefcijfer. Quotering moet als motor naar een doel functioneren.

Bij fusies en schaalvergrotingen in het voortgezet onderwijs zijn grote organisatorische vraagstukken aan de orde, die waarschijnlijk ook hebben geleid tot arbeidsconflicten waarin de genderproblematiek doorwerkt. Als de schaal groter wordt, moet gegarandeerd blijven dat leraren en leerlingen elkaar kennen.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Visser-van Doorn (CDA) vraagt of en wanneer er een ondersteunend praktijkproject komt voor het rekenen en of er op bepaalde onderdelen wel streefcijfers komen.

De heer Van Splunter (VVD) vraagt of de onderwijsachterstand van jongens bij de volgende beleidsagenda aan de orde komt.

Mevrouw Hamer (PvdA) vindt het van groot belang dat er meer informatie wordt uitgewisseld en nader onderzoek wordt gedaan naar psychologische processen bij vrouwelijke directeuren en in de wetenschap. Streefcijfers kunnen van groot belang zijn, bijvoorbeeld om het aantal vrouwelijke voorzitters van colleges van bestuur bij universiteiten en hogescholen dat nodig is om op 50% te komen aan te geven, in plaats van blij te zijn dat er nu twee zijn. Zij zijn wel goede voorbeelden van roldoorbreking, maar het algehele beeld blijft teleurstellend, terwijl mannen op sommige terreinen geheel ontbreken. Verder wil zij nog een keer aandacht vragen voor de problematiek op de lerarenopleidingen.

Mevrouw Lambrechts (D66) merkt op dat vrouwelijke schoolhoofden niet alleen bij de samenvoeging van kleuter- en lager onderwijs in het basisonderwijs grotendeels zijn verdwenen, maar dat dit ook bij toekomstige fusies en schaalvergrotingen kan gebeuren. Dan worden er juist stappen terug gezet, voorzover er al winst is behaald.

De staatssecretaris antwoordt dat er een nascholingsmodule is ontwikkeld door het Freudenthal-instituut en de universiteit van Leiden, die is gericht op de verschillen in rekenprestaties bij jongens en meisjes. Er is nog niet veel vraag naar deze module bij de scholen. Er zal meer bekendheid aan worden gegeven.

De staatssecretaris zegt toe bij een volgend debat nader in te gaan op de positie van jongens. De score bij voortijdig schoolverlaten is ook gendergekleurd.

De streefcijfers zijn gerelateerd aan de Wet evenredige vertegenwoordiging, die in 1997 van kracht is geworden en een levende wet moet worden. De staatssecretaris zegt toe dat zij in het kader van de evaluatie van de WEV in beeld brengt wat streefcijfers op verschillende gebieden voor betekenis hebben en of zij nuttig zijn.

Bij het samengaan van kleuter- en lager onderwijs in het basisonderwijs daalde het aantal vrouwelijke schoolhoofden naar 2 à 3%. Bij het profiel dat door het AVS wordt ontwikkeld, moet erop worden gelet dat men niet automatisch een mannelijk schoolhoofd voor zich ziet, omdat dit gebruikelijk was.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

Van der Hoeven

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

Coenen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Van der Hoeven (CDA), voorzitter, Rabbae (GroenLinks), Lambrechts (D66), Dittrich (D66), Cornielje (VVD), De Vries (VVD), Dijksma (PvdA), Cherribi (VVD), Rehwinkel (PvdA), ondervoorzitter, Visser-van Doorn (CDA), Wagenaar (PvdA), Belinfante (PvdA), Kortram (PvdA), Ross-van Dorp (CDA), Hamer (PvdA), Nicolaï (VVD), Van Bommel (SP), Barth (PvdA), Halsema (GroenLinks), Örgü (VVD), Eurlings (CDA), Slob (ChristenUnie) en Van Splunter (VVD).Plv. leden: Schimmel (D66), Mosterd (CDA), Atsma (CDA), Harrewijn (GroenLinks), Bakker (D66), Ravestein (D66), E. Meijer (VVD), Van Baalen (VVD), Valk (PvdA), Udo (VVD), Van der Hoek (PvdA), De Pater-van der Meer (CDA), De Cloe (PvdA), Gortzak (PvdA), Molenaar (PvdA), Schreijer-Pierik (CDA), Spoelman (PvdA), Passtoors (VVD), Poppe (SP), Arib (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Rijpstra (VVD), Wijn (CDA), Stellingwerf (ChristenUnie) en Blok (VVD).

Naar boven