27 410
Voortgangsrapportage Beleidskader Jeugdzorg 2001–2004

nr. 26
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juli 2001

Conform de aan Uw Kamer gedane toezegging onder no. 2050 bij gelegenheid van het AO Opvoedingsondersteuning dd. 6 december 2000 (27 410, nr. 7), bericht ik u bij deze omtrent mijn beslissing inzake de voortgang van de Stop-reactie.

Stop: achtergrond en stand van zaken

In het advies van de commissie Van Montfrans is gesignaleerd dat de indruk bestond dat de leeftijd waarop jeugdigen starten met delictgedrag steeds jonger wordt. Na een fase van onderzoek naar de aantallen is geconcludeerd dat het nuttig zou zijn om, in die gevallen waarin kinderen onder de twaalf jaar delicten begaan, een vergelijkbare reactie als Halt te kunnen aanbieden aan de ouders ter ondersteuning van hun primaire verantwoordelijkheid voor het corrigeren van regelovertredend gedrag van hun kinderen.

Op 1 mei 1999 is de Stop-reactie bij wijze van experimentele maatregel landelijk ingevoerd. De Stop-reactie is bedoeld als een zogenaamde pedagogische handreiking aan ouders van kinderen jonger dan twaalf jaar die een delict hebben gepleegd (delicten zijn in dit geval beperkt tot de zogenaamde Haltwaardige feiten). Politie verwijst naar Halt, die de Stop-reactie uitvoert. Gelet op het feit dat het om strafrechtelijk niet te vervolgen kinderen gaat (immers jonger dan 12 jaar), wordt Stop vrijwillig en vrijblijvend aan de ouders aangeboden. Indien er sprake is van herhaald politiecontact, van vermoedens van achterliggende problematiek of van een ernstiger dan Halt-waardig delict wordt de politie geacht niet naar Stop te verwijzen, maar rechtstreeks te melden aan de Raad voor de Kinderbescherming. Via de Raad kan dan alsnog verwijzing naar Stop plaatsvinden. Medio 2000 bleek het merendeel van de 61 Halt-bureaus op enigerlei wijze met de Stop-reactie actief te zijn.

Momenteel wordt met vier verschillende en speciaal voor deze jongere doelgroep ontwikkelde les- en spelmaterialen geëxperimenteerd. Centrale thema's in al deze materialen zijn: bespreken van het delictgedrag, normen en waarden, weerstand bieden aan groepsdruk, excuses maken enz. De Stop-maatregel mag maximaal 10 uren in beslag nemen, dit is inclusief het voor- en nagesprek met de ouders.

Evaluatieonderzoek

In december 2000 is het evaluatieonderzoek naar de Stopreactie afgerond1. Uit dit onderzoek blijkt dat in de periode mei 1999-mei 2000, in het gehele land ruim 1700 kinderen voor een Stop-reactie naar Halt zijn doorverwezen. Welk deel van het totale aantal twaalfminners met politiecontacten dit betreft is op landelijk niveau niet bekend. De doorverwezen groep kinderen blijkt vooral te bestaan uit jongens in de leeftijd van 10 en 11 jaar oud, die zich schuldig hebben gemaakt aan (winkel)diefstal, vernieling en vuurwerkovertredingen. Ouders van Stop-deelnemers zijn over het algemeen tevreden over de maatregel, dit echter met uitzondering van een groep allochtone ouders die de maatregel te licht vindt.

De onderzoekers concluderen dat de Stop-reactie voorziet in een behoefte van zowel professionals als ouders; op basis daarvan stellen zij voor de Stop-reactie te continueren.

Alvorens tot een beslissing inzake de voortgang van de Stop-reactie te komen, zijn de in het onderzoek gedane constateringen en daarop gebaseerde aanbevelingen ter consultatie aan een aantal relevante partijen voorgelegd, te weten: Raad voor de Kinderbescherming, Halt-Nederland, CAJK, College van PG's en Raad van Hoofdcommissarissen.

Beslissing inzake Stop-reactie

De in het onderzoek gedane aanbevelingen en de ontvangen reacties en adviezen in overweging nemend, heb ik besloten de nadere invulling van landelijke implementatie van de Stop-reactie per 1 augustus 2001 te laten starten.

Daarbij heb ik, gehoord de inhoudelijke reacties, adviezen en aanbevelingen, heb ik besloten de invoering van Stop vergezeld te doen gaan van een aantal nadere acties en maatregelen, te weten:

Signalering door de politie

Gelet op de ontvangen reacties met betrekking tot de vraag of de politie in staat mag worden geacht tot adequate signalering en doorverwijzing, merk ik het volgende op:

In het rapport «Politiële Jeugdzorg» van de Inspectie voor de politie worden vroegsignalering en doorverwijzing als kerntaken genoemd. In de basisopleiding zou hier naar de mening van de Inspectie meer aandacht aan moeten worden besteed. Nu het Inspectierapport deze activiteiten als kerntaken benoemt, lijkt overdracht van deze functie in het Stop-traject aan een andere partij niet voor de hand te liggen. Daarbij moet echter tegelijkertijd worden erkend dat van de politie in deze slechts basisdeskundigheid kan worden verlangd die in de meer complexe gevallen niet toereikend kan blijken te zijn. Immers, hoewel het vroegtijdig signaleren van probleemgedrag van jongeren en doorverwijzing naar andere instanties in het algemeen gewoon onderdeel uitmaken van de politiële jeugdtaak, wordt in het geval van kinderen (onder de 12 jaar) veelal extra deskundigheid en expertise van de politie verwacht. De effectiviteit van de Stop-reactie zal dan ook vermoedelijk kunnen worden verhoogd als deze is ingebed in een vaste samenwerkingsrelatie van de politie met andere (deskundige) instanties. In het kader van het project «Justitieketen en opvoedingsondersteuning» worden voorbeelden geïnventariseerd van goede lokale samenwerkingsverbanden die zich richten op vroegsignalering. Op grond van deze inventarisatie zal dan ook de vraag beantwoord kunnen worden in hoeverre een effectieve Stop-reactie een apart samenwerkingsverband met partners verlangt danwel zich ook leent voor inbedding in de vele reeds bestaande samenwerkingsverbanden ten behoeve van de aanpak van jeugdcriminaliteit. Een voorbeeld van zo'n succesvolle samenwerking (i.c. tussen politie, Stichting Jeugdzorg, Halt en de Raad voor de Kinderbescherming) kan bijvoorbeeld worden gevonden in Den Haag waar Stop onderdeel uitmaakt van een bredere twaalfmin-aanpak.

Meldingen bij Bureau Jeugdzorg

Ik ben voornemens om conform één van de adviezen de Aanwijzing Stop-reactie (punt 5 b.) zodanig te wijzigen dat meldingen van achterliggende problematiek, herhaald delictgedrag en/of zwaarder dan Halt-waardig delict voortaan worden gedaan bij Bureau Jeugdzorg i.p.v. bij de Raad voor de Kinderbescherming. Dit is in lijn met de ontwikkelingen rond de totstandkoming van de Bureaus Jeugdzorg als dé toegang tot geïndiceerde jeugdzorg.

Landelijke beschikbaarheid Stop-materiaal

Ik zal een eenmalige stimuleringssubsidie van maximaal 50 000 gulden beschikbaar stellen ten behoeve van de verspreiding van het in de experimentele fase ontwikkelde Stop-materiaal onder alle Halt-bureaus.

Verdere ontwikkeling Stop-reactie: maatwerk

Gelet op enerzijds de vraag om meer aandacht voor ondersteuning van de ouders en anderzijds de behoefte aan meer maatwerk zal ik laten onderzoeken welk aanbod naast het huidige Stop-materiaal kan worden ontwikkeld teneinde aan die vragen tegemoet te komen. Te denken valt bijvoorbeeld aan een begeleid ouder-kind gesprek, meer gerichtheid op spijtbetuiging en meer aandacht voor de mogelijkheden tot doorverwijzing bij de Halt-bureaus. Stop wordt hiermee nadrukkelijker dan voorheen geplaatst binnen het bredere beleid gericht op vroegsignalering, twaalfminners en opvoedingsondersteuning.

Dit sluit overigens nauw aan bij de doelstellingen die in het kader van het project «Justitieketen en Opvoedingsondersteuning» met betrekking tot de vindplaatsgedachte en vroegsignalering zijn geformuleerd.

Recidive-onderzoek

Teneinde de effectiviteit van Stop op langere termijn te kunnen vaststellen zal worden bezien op welke wijze recidiveonderzoek naar Stop spoedig na 1 augustus 2001 kan worden gestart.

Versnelling doorlooptijd Stop

De gemeten gemiddelde doorlooptijd van 67 dagen wordt vooral vanuit pedagogische invalshoek te lang geacht. Ik wil door middel van good practice inventarisatie komen tot voorstellen tot versnelling. Voorts zullen z.s.m. na 1 juli 2001 akties in gang worden gezet teneinde de in het evaluatieonderzoek genoemde knelpunten uit de weg te ruimen (o.m. afspraken met Halt-bureaus omtrtent wijze van registreren, te meten periode, bekendheid bij politie vergroten enz.) Tevens zal ik de projectleider «Versnelling Doorlooptijden Strafrechtsketen» verzoeken het Stop-traject bij het project te betrekken.

Deskundigheidsbevordering Halt-medewerkers

Gelet op de jonge leeftijd van de Stop-doelgroep, die een andere aanpak dan de Halt-doelgroep verlangt, is deskundigheidsbevordering van de Halt-medewerkers noodzakelijk. Teneinde deze deskundigheid op korte termijn op peil te brengen, zal ik éénmalig een bedrag van maximaal 60 000 gulden beschikbaar stellen.

Kostprijsnormering

In aanvulling op het voor Halt uitgevoerde kostprijsnormeringsonderzoek zal ik een aanvullend onderzoek ten behoeve van de Stop-reactie laten uitvoeren.

Aanwijzing Stop-reactie

Aangezien de maatregel zijn vrijwillige karakter behoudt is wetswijziging niet noodzakelijk. Dit betekent dat Stop ook in de toekomst in het kader van de zogenaamde Aanwijzing Stop-reactie van het College van Procureurs-Generaal kan worden uitgevoerd.

Wel zal in overleg met de uitvoerende partijen de Aanwijzing Stop-reactie op onduidelijkheden en eventuele onjuistheden worden getoetst en zonodig aangepast. Uitgangspunt daarbij zal overigens zijn dat de strekking van de Aanwijzing Stop-reactie principieel ongewijzigd blijft.

De Staatssecretaris van Justitie,

N. A. Kalsbeek


XNoot
1

Just 000039,16-01-2001.

Naar boven