27 410
Voortgangsrapportage Beleidskader Jeugdzorg 2001–2004

nr. 17
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 april 2001

1. Inleiding

In het plenair debat op 12 april jl. heb ik u toegezegd, mede naar aanleiding van de ingediende motie Van Vliet c.s. (27 410 nr. 16.), u te informeren over de uitkomst van het gesprek dat op 18 april jl. is gevoerd met het IPO. Met deze brief informeer ik u mede namens de Staatssecretaris van Justitie. Ook beantwoord ik nog enige vragen gesteld door de Kamer. Tevens wil ik u met deze brief, conform een eerdere toezegging, informeren over de uitvoering van de motie Dijkstal c.s.

2. Overleg IPO

Ik heb de Kamer toegezegd te zullen nagaan in hoeverre het mogelijk is de door de Kamer gevraagde gegevens per 1 juni 2001 aan te leveren en te beschikken over meer inzicht in de inzet en de feitelijke besteding van de extra middelen ten behoeve van de jeugdzorg.

Het IPO heeft toegezegd dat de provincies zich zullen inspannen om de gevraagde gegevens aan te leveren. Gegeven de korte termijn en de eigen verantwoordelijkheid van iedere provincie kan er op dit punt geen zekerheid gegeven worden. Dit inachtnemend zal ik de Kamer dan ook in de eerste week van juni informeren.

Daarnaast bestaat overeenstemming met het IPO over de noodzaak van een krachtige aanpak van de wachtlijsten om ervoor te zorgen dat jongeren en ouders binnen aanvaardbare tijd de noodzakelijke jeugdzorg ontvangen. Het rijk stelt hiertoe een Commissie Aanpak Wachtlijsten Jeugdzorg in. De opdracht aan de Commissie wordt door het rijk, in goed overleg met het IPO en Zorgverzekeraars Nederland, geformuleerd. De kern van deze opdracht is het maken van een heldere analyse van de ontwikkeling van de vraag naar en het aanbod van jeugdzorg, inzicht geven in de procesverbeteringen waaraan door provincies en rijk gewerkt wordt en het analyseren van wat verwacht kan worden van de inzet van de beschikbare middelen en extra middelen in het kader van de meerjarenafspraken jeugdzorg. De Commissie zal worden voorgezeten door dhr drs. E. F. L. Peer. De overige leden zijn mw A. G. M. van de Vondervoort en mw drs. A. B. Bijleveld-Schouten. De Commissie zal in augustus 2001 rapporteren aan de bewindslieden. Het rijk zal tevens opdracht geven voor een onafhankelijk onderzoek om informatie te verzamelen mede ten behoeve van de Commissie.

3. Beantwoording vragen

Hierbij maak ik van de gelegenheid gebruik om, zoals toegezegd een aantal vragen gesteld tijdens het debat van 12 april jl. schriftelijk te beantwoorden.

Mevrouw Kant heeft een vraag gesteld over het ontwikkelen van een protocol om kindermishandeling aan te pakken.

Ik kan u melden dat er momenteel wordt gewerkt aan de opzet van een dergelijk protocol en een meldcode voor beroepsbeoefenaren en instellingen die met (mogelijke) gevallen van kindermishandeling in aanraking zouden kunnen komen. Het NIZW is, in overleg met de Ministeries van VWS en Justitie en het veld bezig met de ontwikkeling van een dergelijk protocol. Het protocol zal samen met het voorstel voor een meldcode op korte termijn voorgelegd worden aan een brede groep betrokkenen, tegelijkertijd zal er voor gezorgd worden dat het protocol in de praktijk geïmplementeerd wordt.

Mevrouw Van Vliet heeft nog gevraagd om een reactie op haar suggestie om geen instituten te financieren, maar te financieren aan de hand van de geleverde zorg. Deze gedachte spoort goed met de beoogde financiering in de nieuwe Wet op de jeugdzorg, waar provincies modulen financieren, die nodig zijn om te voldoen aan de vraag naar geïndiceerde zorg.

Daarnaast is door mevrouw Van Gent de vraag gesteld of het mogelijk is om bij de aanpak van wachtlijsten in de jeugdzorg het voorbeeld van de ouderenzorg te gebruiken.

Het idee zal aan de Commissie Aanpak Wachtlijsten Jeugdzorg meegegeven worden.

Bij de aanpak van wachtlijsten zullen ook oplossingen, gericht op zorgvernieuwing binnen het aanbod zoals de heer Eurlings voorstelde, worden meegenomen.

Ook zijn er onder meer door mevrouw Van Vliet en mevrouw Örgü vragen gesteld over de huidige systemen voor registratie.

Sedert 1996 zijn, dan wel worden, alle sectorale registratiesystemen aangepast aan het nieuw ontwikkeld intersectoraal registratiesysteem voor de jeugdzorg, ISIS. Dit systeem is gebaseerd op een informatiestelsel, waarbij de zorgaanbieders de belangrijkste informatieleveranciers zijn. Invoering van landelijke gegevensverzameling op basis van dit systeem heeft in verband met nadere vragen omtrent de wet op de persoonsregistratie op zich laten wachten. Op dit moment kan via dit systeem, via sectorale cliëntgegevens van zorgaanbieders informatie over onder andere wachtlijsten en wachttijden, zoals recent over de jaren 1997–1999 gepresenteerd, aangeleverd worden. Op dezelfde manier zullen de gegevens over 2000 geleverd worden. Het systeem kan op dit moment geen betrouwbare gegevens leveren over vraag- en aanbodgegevens van Bureaus Jeugdzorg. Justitie en VWS hebben inmiddels met IPO en Bureaus Jeugdzorg beginsel afspraken gemaakt over het toekomstig informatiestelsel voor de jeugdzorg. In onze brief van 10 april jongstleden over de wachtlijstproblematiek hebben wij de Kamer daarover geïnformeerd. Wij verwachten dat als gevolg hiervan de actualiteit, tijdigheid en betrouwbaarheid van de gegevens in de toekomst wezenlijk zal verbeteren. Ook zullen wij de vraag, hoe snel betrouwbare gegevens over de wachtlijsten via de Bureaus Jeugdzorg te verkrijgen zijn, aan de Commissie Aanpak Wachtlijsten Jeugdzorg voorleggen.

4. Uitvoering motie Dijkstal c.s.

Naar aanleiding van de motie Dijkstal (2000–2001, 27 400 nr. 16) is bestuurlijk overleg gevoerd met het IPO en de werkgeversorganisatie VOG teneinde een zo adequaat mogelijke inzet van de betreffende 30 miljoen te bereiken. Dit overleg en onderling overleg tussen het IPO en de VOG hebben ertoe geleid dat de middelen als volgt worden ingezet;

De middelen worden verdeeld naar rato van de huidige doeluitkering jeugdhulpverlening over de provincies en grootstedelijke regio's.

Een (klein) deel van de middelen wordt ingezet bij de landelijk gefinancierde voorzieningen voor jeugdhulpverlening.

De middelen worden ingezet voor arbeidsmarktknelpunten en de verbetering van de kwaliteit in de sector jeugdhulpverlening conform de motie. De precieze inzet wordt bepaald in regionaal overleg tussen provincies/grootstedelijke regio's en de voorzieningen in de regio. Op die manier kunnen de middelen zo gericht mogelijk op specifieke knelpunten ingezet worden.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. M. Vliegenthart

Naar boven