27 410
Voortgangsrapportage Beleidskader Jeugdzorg 2001–2004

nr. 12
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN JUSTITIE EN VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 april 2001

1. Inleiding

Vorig jaar heeft de Tweede Kamer gevraagd om inzicht in de ontwikkelingen van de wachtlijsten en wachttijden binnen de jeugdzorg. Mede naar aanleiding van de vraag van Mw. Kant tijdens het ordedebat van 3 april jongstleden, informeren wij u daarom hierbij over de ontwikkelingen binnen de jeugdzorg, met name op het gebied van wachtlijsten en wachttijden.

Het kabinet en uw Kamer hechten aan een goed inzicht in de prestaties van door de overheid bekostigde sectoren, zoals bijvoorbeeld de jeugdzorg. Als uitvloeisel van de motie Kalsbeek van 25 juni 1998 is, zoals bekend, een informatiesysteem ontwikkeld dat gegevens uit alle onderdelen van de jeugdzorg bevat. Bij lezing dient er rekening mee gehouden te worden dat dit informatiesysteem nog in opbouw is. Inmiddels zijn de gegevens voor de jaren 1997 tot en met 1999 beschikbaar. Op hoofdlijnen leveren de cijfers een beeld op van de ontwikkelingen binnen de jeugdzorg in de periode 1997 tot en met 1999. Het rapport is grotendeels gebaseerd op cliëntgegevens van zorgaanbieders, aangezien de aanlevering van gegevens door Bureaus Jeugdzorg en Zorgtoewijzingsorganen over de jaren 1997–1999 nog te wensen over liet. De respons is daarenboven met 60% in 1999 laag te noemen. Met deze onzekerheden en onvolledigheden omtrent de informatievoorziening dient bij de beoordeling rekening mee te worden gehouden.

Dit in acht nemend, bieden wij u bij deze een eerste landelijke rapportage aan met «planning en control» gegevens over de jeugdzorg.1 Deze geeft tevens invulling aan de toezegging in de brief van de Minister van Justitie van 1 mei 2000, mede namens de Staatssecretaris van VWS, met als onderwerp «wegnemen belemmeringen prestatiegegevens».

De nu voorliggende rapportage jeugdzorg 1997/1999 bevat gegevens over:

• de ontwikkeling van het budget

• de capaciteit

• het gebruik van voorzieningen

• wachttijden en wachtlijsten

2. Feitelijke gegevens

Planning en control gegevens jeugdzorg 1997 – 1999

Tabel 1 Overzicht Jeugdzorg

 199719981999
Budget11.7 mld.1.8 mld.1.9 mld.
Wv. Intensiveringsmiddelen216.9 mln.
Capaciteit326 88226 65626 715
Gebruik4319 374369 939389 982
Groei gebruik (1997 = 100)100115122
Aantal wachtenden4 3314 2776 993
% Wachtenden t.o.v. gebruik1,31,21,8
    
Aantal wachtenden buiten norm (= 30 werkdagen)8667272 237
% Wachtenden buiten de norm t.o.v. gebruik0,30,20,6

1 Het gaat hier om het totale budget voor de jeugdzorg, inclusief de autonome middelen van provincies.

2 Deze middelen mogen provincies en grootstedelijke regio's conform de Meerjarenafspraken Jeugdzorg naar eigen prioritering besteden aan de vorming van BJZ's en AMK's, de terugdringing van wachtlijsten en de versterking van de samenhang met het lokaal preventief beleid.

3 Geformuleerd als aantal zorgplekken/bedden, exclusief ambulante zorg.

4 Geformuleerd als het aantal keren dat jeugdigen gebruik hebben gemaakt van een vorm van zorg (zie het rapport voor een nadere uitsplitsing).

Bovenstaand overzicht laat zien dat zowel het beschikbare budget als het gebruik (=aantal hulpverleningscontacten) sterk zijn gestegen tussen 1997 en 1999. In twee jaar tijd is het gebruik met 22 procent toegenomen.

In 1999 geven de (beperkte) gegevens aan dat ruim 2000 jeugdigen langer op hulp wachtten dan 30 werkdagen (de gangbare norm voor aanvaardbare wachttijd).

Op basis van de gegevens in tabel 1 lijkt de trend dat met name stijging van het aantal wachtenden en van de wachttijd plaatsvindt bij de Bureaus Jeugdzorg/ambulante zorg. Door de vorming van de Bureaus Jeugdzorg is de toegang tot de jeugdzorg aan het veranderen. Mogelijk is door de komst van de Bureaus de vraag naar jeugdzorg die voorheen direct bij de diverse zorgaanbieders tot uiting kwam, maar waar in het verleden geen totaalbeeld van beschikbaar was binnen een regio, beter zichtbaar geworden. Daarnaast is niet uitgesloten dat bijvoorbeeld voor mogelijke cliënten en verwijzers de vorming van één toegang de weg naar de jeugdzorg beter gevonden wordt. De Bureaus Jeugdzorg die zich in een opbouwfase bevinden, zijn voorts mogelijk nog onvoldoende toegerust om deze vraag snel en efficiënt door te geleiden naar het zorgaanbod. Dit signaal wordt met name vanuit de AMK's gegeven. Zij hebben de afgelopen periode met behulp van extra middelen «schoon schip» gemaakt en op grond hiervan is een verhoogde aanmelding bij de Bureaus Jeugdzorg opgetreden. Omdat de Bureaus nog in ontwikkeling zijn is een goede interpretatie van de gegevens op dit moment nog lastig. Zorgaanbieders constateren enerzijds dat de komst van de Bureaus Jeugdzorg in deze opbouwfase nog leidt tot een tragere zorgtoewijzing. Anderzijds krijgen jeugdigen wel zorg die beter bij hun vraag aansluit.

Tabel 2 Overzicht gebruik en wachtenden bij preventieve en ambulante zorg.

 199719981999
Gebruik preventief183 059203 495208 292
Gebruik ambulant189 329119 638144 944
Groei gebruik ambulant (1997 = 100)100134162
Aantal wachtenden ambulant1 2481 2124 015
% Wachtenden t.o.v. gebruik1,41,02,8
    
Aantal wachtenden buiten norm (= 30 werkdagen)137109963
% Wachtenden buiten norm t.o.v. gebruik0,20,10,7

1 Deze tabel presenteert één cijfer voor de gehele ambulante zorg en maakt geen onderscheid tussen de zogenaamde wachtlijsten aan de voordeur van het Bureau Jeugdzorg en van wachtlijsten voor de ambulante zorg.

Tabel 2 illustreert dat de toename vooral plaatsvindt bij ambulante zorg, waaronder in de registratie ook de Bureaus Jeugdzorg vallen. Hierbij merken wij op dat geen volledig inzicht bestaat in het onderscheid tussen enerzijds het aantal jongeren dat wacht op een eerste gesprek bij het Bureau en anderzijds het aantal jongeren dat aangewezen is op vrij toegankelijke ambulante hulp. Bijgaand rapport zelf biedt enig inzicht in dit onderscheid doordat het afzonderlijke cijfers presenteert voor de verschillende vormen van zorg (zorgeenheidtypen). Deze gegevens worden in de jeugdhulpverlening echter niet altijd consequent bij het meest geschikte zorgeenheidtype ingevuld; er kunnen derhalve geen harde conclusies aan worden verbonden. Dit is een belangrijke tekortkoming van de gegevens.

Uit het P&C-rapport blijkt verder dat het gebruik van voorzieningen voor dagbehandeling afneemt met circa tien procent, het gebruik van pleegzorg blijft nagenoeg constant en het beroep op residentiële hulp neemt licht toe. Tenslotte blijkt in de genoemde jaren geen onevenredig extra beroep gedaan te zijn op zwaardere zorgvarianten, het bezettingspercentages blijkt gemiddeld boven de negentig procent te liggen en de behandelduur blijft constant.

Het Landelijk Programmamanagement Jeugdzorg (LPJ) heeft onlangs een rapportage opgesteld van de indrukken van verantwoordelijke lijnfunctionarissen van Bureaus Jeugdzorg en Advies- en Meldpunten Kindermishandeling ten aanzien van de wachtlijsten en wachttijden binnen de jeugdzorg. Deze rapportage bieden wij u hierbij ter informatie aan.1 Het LPJ-rapport «Wachtlijsten jeugdzorg, een impressie» geeft een beeld van het subjectieve oordeel van betrokkenen. De percentages en de kwalificaties die in dit rapport gepresenteerd worden, zijn voor rekening van het LPJ en de geïnterviewden. Deze informatie geeft geen uitsluitsel over de feitelijke situatie anno 2000 in Nederland op het gebied van wachtlijsten en wachttijden binnen de Jeugdzorg.

3. Intensiveringsmiddelen

Op basis van het regeeraccoord en de maatregel fiscalisering omroepbijdragen zijn extra middelen beschikbaar gekomen voor de jeugdzorg. In 1999 was 16,9 mln extra beschikbaar, oplopend naar 78,3 mln in 2000 en 97,5 mln in 2001, en vanaf 2002 structureel 110 mln. Een deel van dit extra geld is destijds onder andere gebaseerd op de omvang van de wachtlijsten in 1997/1998.

Op grond van de Meerjarenafspraken Jeugdzorg van 21 december 1999 is de verdeling van de middelen over de provincies vastgesteld, en zijn vier doelen bepaald, waaraan de provincies de extra middelen kunnen besteden. De extra middelen worden toegevoegd aan de doeluitkering van de provincies. Het is binnen de huidige wet op de jeugdhulpverlening de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van de provincies om te beslissen hoe zij het extra geld verdelen over de vorming van BJZ's en AMK's, de aanpak van wachtlijsten en de aansluiting met het lokaal beleid. Dit ligt vast in de plannen, die provincies in het kader van de Meerjarenafspraken Jeugdzorg hebben opgesteld, en die medio 2000 zijn vastgesteld. Wat betreft de aanpak van de wachtlijsten wordt het budget vooral gebruikt om de ambulante hulp uit te breiden en voor de vorming van een flexbudget waarmee in acute situaties jongeren hulp kunnen krijgen. Met uitzondering van de provincie Flevoland konden de provincies de extra middelen voor de aanpak van wachtlijsten overigens pas vanaf 2000 inzetten. Dit betekent dat het effect hiervan niet in de nu gepresenteerde cijfers te zien is. De ervaring leert, dat zichtbare effecten van verbetering van de uitvoering en van uitbreiding pas na enige tijd zichtbaar worden.

Op dit moment zijn nog geen verantwoordingsgegevens beschikbaar over de feitelijke besteding van deze middelen.

Provincies en grootstedelijke regio's moeten ten behoeve van de Voortgangsrapportage Jeugdzorg 2002 – 2005 bij de verantwoording over de besteding van de intensiveringsmiddelen over 2000 aangeven wat het extra geld heeft opgeleverd. Ook geven zij daarbij aan wat hun voornemens zijn voor de besteding van de extra middelen in 2002.

Voordat conclusies kunnen worden getrokken, moeten we meer weten over de aard, omvang en oorzaken van de wachtlijsten en met name over de effecten van de inzet van de extra middelen.

4. Aanpak wachtlijstproblematiek

Voor oordeelsvorming over de concrete situatie in de provincies en grootstedelijke regio's en over de vergelijkbaarheid daarvan is meer controleerbare en objectieve vervolginformatie nodig.

Wij zullen de wachtlijsten op verschillende manieren aanpakken:

Prestatie-afspraken per provincie. De wachtlijsten en wachttijden verschillen sterk per provincie. Dit betekent dat een gerichte aanpak op dit niveau moet plaatsvinden. Wij maken afzonderlijk per provincie concrete prestatie-afspraken over het terugdringen van de wachtlijsten en wachttijden en over de verdere opbouw van de Bureaus Jeugdzorg. Een snellere intake dient doorstroming van cliënten te waarborgen. Een onderdeel van de afspraken is de verbetering van de planning en controlrapportage. De provincies en grootstedelijke regio's zullen in hun verantwoordingsinformatie over 2000 en hun plannen voor 2002 duidelijk en volgens een eenduidig format aan moeten geven, welke middelen zij inzetten, welke inspanningen zij verrichten en wat hun resultaten zijn op het gebied van de wachtlijsten.

Betere registratie. Voorts is van belang dat de registratiefunctie van de Bureaus op korte termijn dusdanig wordt verbeterd dat snel reëel en objectief inzicht kan worden verschaft in de ontwikkeling van de vraag naar jeugdzorg, de aansluiting tussen vraag en aanbod en eventuele wachtlijsten en wachttijden. Wij werken momenteel samen met provincies en Bureaus Jeugdzorg aan de toekomstige informatievoorziening rond de Bureaus Jeugdzorg. De Bureaus Jeugdzorg dienen over voldoende geüniformeerde informatie te beschikken voor hun primaire proces; dat is nodig voor een goede verantwoording aan provincies en grootstedelijke regio's, die op hun beurt ons informeren. Op deze wijze kan invulling worden gegeven aan begrotingsverantwoording op basis van VBTB «Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording».

Onafhankelijk onderzoek. Via onafhankelijk onderzoek moet inzicht verkregen worden in de oorzaken en achtergronden van de wachtlijsten in het algemeen en de verschillen tussen de provincies in het bijzonder.

Met bovenstaande aanpak willen wij de jeugdzorg, inclusief de wachtlijsten, krachtig aanpakken om ervoor te zorgen dat jongeren en hun ouders binnen aanvaardbare tijd de noodzakelijke jeugdzorg ontvangen. Vooral prestatie-afspraken en verbetering van de informatievoorziening achten wij van groot belang om op korte termijn voortgang te boeken. Wij zijn van plan hiertoe op korte termijn een commissie Aanpak Wachtlijsten Jeugdzorg in het leven te roepen die deze aanpak zal moeten versterken. Daarover zullen wij met het IPO overleg gaan voeren.

Wij zullen Uw Kamer in de eerstvolgende Voortgangsrapportage Jeugdzorg 2002 – 2005 nader informeren.

De Staatssecretaris van Justitie,

N. A. Kalsbeek

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. M. Vliegenthart


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven