Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 27406 nr. 101 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 27406 nr. 101 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 februari 2007
In vervolg op mijn brief van 10 juli 2006 (Kamerstuk 27 406, nr. 90) stuur ik u hierbij ter informatie het verslag over het tweede half jaar van 2006 en daarmee tevens het eindverslag van het Innovatieplatform.
Sinds het vorige voortgangsverslag heeft het IP nog twee vergaderingen gehouden, op 6 juli en 19 oktober 2006. In het licht van de toenmalige politieke ontwikkelingen zijn in de voorlaatste vergadering van 6 juli 2006 besluiten genomen over de projecten, die zouden moeten worden afgerond alvorens het Innovatieplatform zijn taken zou neerleggen. Tevens is diepgaand gesproken over valorisatie bij universiteiten en is de voortgang besproken van enkele (delen van) sleutelgebieden.
In zijn laatste vergadering van 19 oktober 2006 heeft het Innovatieplatform zijn laatste projecten afgerond. Het betreft de Kennisinvesteringsagenda, kennisvalorisatie, NL NXT, overheid en innovatie, het regioprogramma en de sleutelgebieden. Het Innovatieplatform schaarde zich in zijn vergadering achter de Kennisinvesteringsagenda die is opgesteld door een werkgroep onder leiding van IP-lid Rinnooy Kan. Het Innovatieplatform heeft besloten het sleutelgebied Pensioenen en Sociale verzekeringen als zesde sleutelgebied te benoemen. Over de projecten die op deze vergadering zijn afgerond wordt u verder in dit eindverslag geïnformeerd.
Daarnaast is op de vergadering van 19 oktober gesproken over de lessen die het Innovatieplatform trekt uit zijn activiteiten gedurende de afgelopen drie jaar, dit met het oog op de komende periode. De algemene conclusie is dat innovatie en de concurrentiekracht van Nederland in de volgende kabinetsperiode hoog op de agenda moeten worden gehouden. Een platform zou daarbij een zeer nuttige rol kunnen spelen. Agendapunten die behoren bij de volgende fase zijn volgens het Innovatieplatform versterking van kennisbenutting (valorisatie) en vraagsturing, verhoging van publieke en private R&D-inspanningen, investeringen in de gehele onderwijskolom (in samenhang, zoals ook aangegeven in de Kennisinvesteringsagenda 2006–2016), versterking van ondernemerschap en inzet van innovatie voor de aanpak van maatschappelijke uitdagingen bijvoorbeeld op het gebied van energie en klimaat, mobiliteit en zorg en vergrijzing.
Overzicht over de periode 2003–2006
Het Innovatieplatform is gestart in september 2003 voor de duur van de kabinetsperiode. Het gaat hierbij om een nieuw initiatief waarin een combinatie van mensen uit bedrijfsleven, wetenschap, onderwijs en overheid zonder beleidsbudget of -bevoegdheden acties in gang heeft gezet en adviezen heeft uitgebracht. De adviezen dienen als basis voor beleidsvorming en -uitvoering en om een stimulans aan bedrijfsleven en kennisinstellingen te bieden om zelf initiatieven te ontplooien ter versterking van het innovatief vermogen van de Nederlandse economie. Ik heb u hierover bij brief van 20 februari 2004 geïnformeerd.1 Omdat deze brief tevens het karakter van een eindverslag heeft, licht ik de afzonderlijke projecten en resultaten van het Innovatieplatform toe.
Overzicht producten en resultaten Innovatieplatform
Visie op de toekomst van Nederland: NL NXT
Innovatie is een middel om een betere samenleving tot stand te brengen. Daarbij draagt innovatie niet alleen bij aan een concurrerende economie, maar levert het ook een bijdrage aan de maatschappij in bredere zin. In dit verband kan gedacht worden aan de rol die innovatie kan spelen bij het aanpakken van maatschappelijke issues als vergrijzing en ontgroening, duurzaamheid en verkeerscongestie. Daarnaast kan innovatie niet los worden gezien van bredere maatschappelijke ontwikkelingen als internationalisering, diversiteit en culturele openheid. In het rapport «Nederland 2027» heeft het Innovatieplatform een lange termijn toekomstbeeld geschetst van de samenleving die we met behulp van innovatie kunnen opbouwen. Daarnaast is de samenhang tussen innovatie en maatschappelijke ontwikkelingen geschetst. Dit beeld is verder uitgewerkt en voorzien van concreet uitvoerbare acties in de publicatie «NL NXT». Dit rapport is verschenen op het Innovatie Event van 6 december 2006. Het rapport is bij deze brief gevoegd.2
Valorisatie: benutting van universitaire kennis
Het belang van de benutting van universitaire kennis wordt steeds groter. Samen met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het ministerie van Economische Zaken, de VSNU en het Platform Bèta&Techniek heeft het Innovatieplatform op 19 oktober 2006 vijf prioriteiten benoemd om valorisatie in Nederland naar een hoger niveau te tillen. Op basis hiervan werken genoemde partijen aan concrete afspraken en acties. Deze afspraken en acties zullen worden gepresenteerd op het event «De kunst van verzilveren», dat op 15 maart 2007 zal plaatsvinden.
In januari 2006 is het Innovatieplatform gestart met zijn regioprogramma. In de vorm van werkbezoeken is met diverse regionale innovatienetwerken en -platforms een stimulerende dialoog aangegaan en zijn netwerken aan elkaar gekoppeld. Voorbeelden van dergelijke regionale platforms zijn de Kennisalliantie Zuid-Holland, de Amsterdamse Innovatiemotor, Taskforce Innovatie Utrecht, het Innovatieplatform Twente en Brainport Eindhoven/Zuid Oost Nederland. De publicatie «Ontdek Innovatief Nederland» uit het najaar 2006, die bij deze brief is gevoegd, laat de innovatiekracht in de regio’s zien en benoemt kansen om die innovatiekracht verder te versterken.1 Het Innovatieplatform heeft bijgedragen aan de totstandkoming van meerdere regionale platforms, die ieder weer een belangrijke bijdrage leveren aan het leggen van verbindingen in de regio.
De Kennisinvesteringsagenda 2006–2016 «Nederland, hét land van talenten» betreft een meerjarige investeringsagenda als richtsnoer voor toekomstige investeringen in kennis, onderwijs, onderzoek en innovatie, voor zowel publieke als private partijen. Onderdeel van de Kennisinvesteringsagenda is een aantal institutionele voorstellen om onderwijs, kennisbenutting en ondernemerschap te versterken. Op 1 november 2006 is een op de Kennisinvesteringsagenda gebaseerd manifest ondertekend door 21 organisaties die daarmee ook aangeven samen met het nieuwe kabinet uitvoering te willen geven aan deze agenda. Private bedrijven geven aan dat hun R&D de komende 5 à 10 jaar substantieel zal groeien. Het nieuwe kabinet zal beslissen over de investeringen en maatregelen die de overheid moet nemen. De kennisinvesteringsagenda is bij deze brief gevoegd.1
Het rapport «Leren Excelleren. Talenten maken het verschil» is in juni 2006 uitgebracht. Het rapport is u bij brief van 18 juli 2006 toegestuurd.2 In het rapport wordt gepleit voor onderwijs waarin individuele talentontwikkeling en ambitie centraal staan, creatieve geesten mogen uitblinken, waarin ruimte bestaat voor experimenteren en risico nemen. Voor en na het uitbrengen van het rapport is er een aantal discussiebijeenkomsten in het land georganiseerd, specifiek gericht op de onderwijswereld, om de boodschap onder de aandacht te brengen. De reacties op het rapport zijn overwegend positief. Het kabinet deelt de visie van het Innovatieplatform dat er nog veel te winnen valt bij het stimuleren van (top)talent.3 In de kabinetsreactie geeft de minister van OCW aan dat ze samen met anderen het debat wil aangaan om maatwerk voor talenten te kunnen leveren en onderzoek en experimenten wil doen om een aantal vragen die de voorstellen van het Innovatieplatform oproepen te kunnen beantwoorden. Verder gaat het kabinet (top)talent in het onderwijs stimuleren en onderzoek doen naar de ontwikkeling van toptalent
Onder regie van het Innovatieplatform is het Nederlands Centrum voor Sociale Innovatie (NCSI) opgericht in juni 2006. Met sociale innovatie wordt bijvoorbeeld bedoeld flexibel organiseren, dynamisch managen en slimmer werken. Sociale innovatie verbetert bedrijfsprestaties en daarmee de productiviteit, economische groei en dus de internationale concurrentiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven. De initiatiefnemers zijn werkgeversvereniging AWVN, FNV Bondgenoten, de CNV BedrijvenBond, de vereniging van ondernemers in de technologisch-industriële sector FME-CWM, RSM Erasmus University, TNO en AIAS (Universiteit van Amsterdam). Het Nederlands Centrum voor Sociale Innovatie (NCSI) verzamelt en verspreidt informatie en kennis over sociale innovatie. Verder worden onder andere praktische experimenten in branches, bedrijven en publieke instellingen georganiseerd. Ook zal het NCSI andere activiteiten ontplooien die bijdragen aan een versnelling van sociale innovatie in Nederland. De ministers van SZW, EZ en OCW steunen het NCSI en zijn projecten in financiële zin.4
Het Innovatieplatform heeft rechtsreeks contact gehad met vele ondernemers, wetenschappers en studenten. Op 7 december 2005 bijvoorbeeld heeft het Innovatieplatform het Nationaal Innovatie Event in Utrecht gehouden. Het thema luidde: «Verbinding met de toekomst». Met het Nationaal Innovatie Event wilde het Innovatieplatform verbindingen leggen en laten zien hoe actief Nederland is op het gebied van innovatie. Het event heeft gefungeerd als een ontmoetingsplaats voor ongeveer 2200 bezoekers uit bedrijfsleven, wetenschap, onderwijs en overheid. Het Nationaal Innovatie Event heeft geleid tot een terugkerend innovatie event dat onder de vlag «Nederland Innovatief» wordt voortgezet. Zo vond het event op 6 en 7 december 2006 plaats in respectievelijk Rijswijk en Dordrecht in de vorm van een ondernemersen kennisbeurs met workshops en debatten.
In het rapport «Oppakken, aanpakken & doorpakken» uit oktober 2005 presenteert het Innovatieplatform 13 acties om innovatie in het MKB te stimuleren. Te denken valt aan de invoering van innovatievouchers en Innovatie Prestatie Contracten, meer vraaggestuurd en vraaggeprogrammeerd beleid alsmede en verbeteringen in de toegang en het gebruik van financieringsmogelijkheden voor het MKB. Inmiddels zijn onder meer de innovatievouchers ingevoerd en een succes gebleken.1 Volgens het CPB (2005) stimuleren vouchers MKB-ondernemers daadwerkelijk tot het geven van meer kennisopdrachten aan universiteiten, hogescholen en kennisinstellingen als bijvoorbeeld TNO. Het aantal innovatievouchers is uitgebreid tot 6000 in 2006. Daarnaast zijn vier Innovatie Prestatie Contracten (IPC’s) afgesloten en wel met Focwa (schadeherstelbedrijven), NRK-rubber en kunststofindustrie, Holland Marine Equipment (de toeleveranciers van de scheepsbouw) en FME (metaalsector). Meer IPC’s zijn in voorbereiding. Voorts heeft het ministerie van EZ met de herijking van het financieel instrumentarium een belangrijke stap gezet naar het vraaggericht inrichten van zijn instrumentarium en daarnaast een toegankelijk kapitaalmarktpakket gerealiseerd.2 Ook de verlaging van de VPB en de aanpassing van de WBSO zijn voor het MKB belangrijke verbeteringen.
De creatieve industrie vormt een belangrijke bron van innovatie en economische groei. Het rapport «Creativiteit – De gewichtloze brandstof van de economie» dat het Innovatieplatform in september 2005 uitbracht, bevat daarom een voorstel voor een nationaal programma om de creatieve industrie een extra impuls te geven. Dit voorstel heeft geleid tot de aanwijzing van de creatieve industrie als sleutelgebied, met een tijdelijk en experimenteel programma. Dit heeft reeds een duidelijke versterking van het netwerk binnen de creatieve industrie tot gevolg gehad. Het kabinet heeft voor 2006 € 8 miljoen beschikbaar gesteld voor creatieve netwerkprojecten tussen de creatieve industrie, overige sectoren en kennisinstellingen.3
Het werken aan de economie van de toekomst vergt een uitgesproken visie op kennis en de innovatiekracht van ons land. Het Innovatieplatform levert hieraan graag een bijdrage, maar het is de taak van de politiek om voor Nederland ambities te formuleren en waar nodig de systeemveranderingen aan de overheidskant door te voeren. Daarom heeft het Innovatieplatform in 2005 zeven wetenschappelijke bureaus van politieke partijen (CDA, PvdA, VVD, SP, GroenLinks, D66 en SGP) het woord gegeven. Hun visie op innovatie is weergegeven in de bundel «Politieke visies op innovatie» uit augustus 2005.
In het rapport «ICT als innovatie-as» van juli 2005 worden 14 voorstellen gedaan over de benutting van ICT-toepassingen, ICT-bedrijvigheid, ICT-onderwijs enonderzoek en ICT-infrastructuur. Hierop is door de Minister van Economische Zaken onder meer gereageerd in het Actieprogramma «Maatschappelijke Sectoren».1 Ook is ICT aangewezen als innovatie-as. Het ICT Regie Orgaan is hierdoor geïnspireerd en heeft inmiddels een breed door het veld gedragen actieplan voor ICT-innovatie in Nederland ontwikkeld en gaat dat uitvoeren.
Grootschalige researchinfrastructuur
In het rapport «Kennisambitie en researchinfrastructuur» uit juli 2005 wordt gepleit voor structureel beleid voor grote onderzoeksfaciliteiten, zoals dat al in de VS, Engeland en Duitsland bestaat. Er wordt geadviseerd portfolio’s van onderzoeksfaciliteiten op te stellen waarin voor langere termijn moet worden geïnvesteerd. Daarnaast wordt een voorstel gedaan voor het instellen van een fonds voor grote onderzoeksfaciliteiten, het fonds «BIG Facilities». Het kabinet heeft in 2005 daarom eenmalig € 100 miljoen ter beschikking gesteld voor grootschalige onderzoeksprojecten (Nationaal Programma Investeringen in Grootschalige Onderzoeksfaciliteiten). Hiermee worden vijf grote projecten gefinancierd. U bent hierover nader geïnformeerd bij brieven van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van respectievelijk 28 november 2005 en 9 februari 2006.2
Onconventionele financieringsmethoden voor onderzoek
In juni 2005 is het rapport «Geven voor weten: de vierde route» gepubliceerd. Er wordt geconstateerd dat Nederland kansen laat liggen om de zogenaamde vierde geldstroom van giften aan te boren. Het rapport bevat concrete acties die onder meer moeten leiden tot meer wervingskracht van wetenschappelijke instellingen ten aanzien van particuliere middelen. De Taskforce Geven voor Weten onder leiding van prof. dr. T. Schuyt heeft deze voorstellen in 2006 verder uitgewerkt. Het kabinet heeft in augustus 2006 positief op de lijn van het rapport van de taskforce gereageerd en een aantal maatregelen doorgevoerd die het gebruik van onconventionele financiering kunnen stimuleren.3
In het rapport «Grenzen zoeken, grenzen verleggen» uit mei 2005 bespreekt het Innovatieplatform de rol die de overheid zelf kan spelen om innovatie te bevorderen. Gepleit wordt voor minder toezicht op leveranciers van publieke diensten, departementsoverstijgend investeren in het oplossen van maatschappelijk problemen, innovatiever aanbesteden en meer economisch risico nemen. Zo kan de overheid innovatie in de samenleving bevorderen. Het Innovatieplatform doet veertien voorstellen, waarvan het kabinet er een aantal direct overneemt dan wel in overweging neemt zoals de invoering van Small Business Innovation Research (programma waarin de overheid maatschappelijk relevant innovatief onderzoek uitbesteed bij het midden- en kleinbedrijf), Launching Customership, innovatiebevorderend inkopen en de verbreding van het FES.4
Na consultatie van vele betrokkenen uit overheid, bedrijfsleven, politiek en kennisinstellingen heeft het Innovatieplatform in het najaar van 2006 het pamflet «De Innovatiebevorderende overheid» uitgebracht. Hierin reikt het Innovatieplatform een aantal ideeën en aanbevelingen aan waarmee de overheid succesvol innovaties kan bevorderen. Open innovatie staat daarin centraal. Het pamflet is bij deze brief gevoegd.1
Vitalisering van de kenniseconomie
In een van de eerste rapporten van het Innovatieplatform, «Vitalisering van de kenniseconomie» (november 2004), worden drie belangrijke knelpunten in de Nederlandse kenniseconomie genoemd: de kennisinvesteringen zijn te laag, de institutionele kaders belemmeren vernieuwing en de verbindingen tussen spelers zijn van onvoldoende kwaliteit. Dit advies vormde de basis voor meerdere vervolgacties van het Innovatieplatform. Ook het kabinet was van mening dat het rapport vele belangrijke voorstellen bevatte, die opgepakt dienden te worden.2 Zo was het een inspiratiebron voor onder andere de verkenningen naar aanpassingen in het systeem van onderzoeksfinanciering, de omvorming van SenterNovem en opname van een octrooibox in de VPB. Het advies vormde een belangrijke basis voor rapporten over de KennisInvesteringsQuote3 en voor de Kennisinvesteringsagenda. Verder is op basis van dit rapport de Commissie Dynamisering (ook wel de «Commissie Chang») ingesteld; deze commissie heeft gerapporteerd in 2006. Op 25 september 2006 heeft u de kabinetsreactie daarop ontvangen.4 Er is een start gemaakt met de dynamisering van onderzoeksfinanciering. De Smart Mix subsidieregeling is in het leven geroepen.5 De oprichting van enkele topinstituten is ondersteund door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. In oktober 2006 is het wetsvoorstel VPB 2007, waarvan de octrooibox deel uitmaakt, door de Tweede kamer aangenomen.
In 2004 heeft het Innovatieplatform via het advies «Grenzeloze Mobiliteit Kennismigranten» gezorgd voor een doorbraak op het gebied van buitenlandse kenniswerkers door te pleiten voor één loket, één procedure en één document.6 Het kabinet heeft besloten deze voorstellen uit te voeren; in de Kamerbrief «Kennismigranten» stelt het kabinet maatregelen voor om de toegang van kennismigranten te vereenvoudigen. Inmiddels is de regeling diverse malen verruimd. De kennismigrantenregeling is begin 2006 door het kabinet geëvalueerd. Uit de evaluatie blijkt dat de regeling voorziet in een behoefte en de toelating van kenniswerkers versnelt. Sinds 1 oktober 2004 is aan 4700 kennismigranten een vergunning verleend. Inmiddels zijn 1700 bedrijven en instellingen tot de regeling toegelaten (stand 1 december 2006). Het kabinet werkt aan een verdere verbetering door ook de toelating van migranten die van belang zijn voor de Nederlandse kenniseconomie, maar niet onder de huidige kennismigrantenregeling vallen, te vereenvoudigen.
In oktober 2004 heeft het Innovatieplatform het rapport «Beroepswijs beroepsonderwijs» uitgebracht.7 In dit rapport pleit het Innovatieplatform er voor om beroepsonderwijs meer «arbeidsnabij» te maken en voor een grotere verstrengeling tussen het werken en leren van vmbo tot hbo. Het leren van een vak moet centraal staan op scholen; leren en werken moeten dichter bij elkaar komen. Daarnaast moet de wisselwerking tussen onderwijs, bedrijven en instellingen worden verbeterd, te ondersteunen door een vernieuwingsfonds en het aanstellen van innovatoren. Het pleidooi voor arbeidsnabij beroepsonderwijs is inmiddels door het kabinet8 en anderen overgenomen. Zo is er gewerkt aan een innovatieagenda voor het beroepsonderwijs en sinds oktober 2006 is een verbeterde, geïntegreerde, innovatieregeling voor het beroepsonderwijs ingevoerd. De financiële ruimte die scholen hebben voor HRM-beleid stijgt al enkele jaren. Scholen en bedrijven werken meer samen in regionale netwerken. Best practices worden meer gedeeld, mede dankzij het Platform Beroepsonderwijs. Een stroomlijning van instrumenten voor onderwijsvernieuwing in het beroepsonderwijs is echter nog niet tot stand gekomen. Het IP bepleit ook een vermindering van regels; het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap werkt aan deregulering en reductie van administratieve lasten.
Lange termijnkeuzes (sleutelgebieden)
In dit project is geïnventariseerd in welke voor de Nederlandse economie belangrijke gebieden veel innovatieve slagkracht aanwezig is en welke gezamenlijke acties noodzakelijk zijn om ze nog sterker te maken. Zo kunnen voor de lange termijn beleidskeuzes worden gemaakt die deze zogenaamde sleutelgebieden ten goede komen. Na een open oproep van het Innovatieplatform zijn er in 2004 vier sleutelgebieden aangewezen, in 2005 en 2006 zijn daar nog twee gebieden bijgekomen: Flowers & food, High tech systemen & materialen, Water, Creatieve industrie, Chemie en Pensioenen en sociale verzekeringen. ICT en Energietransitie zijn aangewezen als innovatie-assen voor alle sectoren van de economie. De sleutelgebiedenaanpak is inmiddels omarmd en overgenomen door het Ministerie van Economische Zaken in de programmatische aanpak van het innovatiebeleid. EZ heeft u drie keer verslag gedaan van de voortgang van de verschillende sleutelgebieden, de laatste keer op 12 juli 2006.1 Voorbeelden van acties zijn bijvoorbeeld de oprichting van het Holst-centrum, de verhuizing van TNO Automotive naar Zuid Oost Nederland, de oprichting van de regiegroep Chemie, en het programma Point One binnen het sleutelgebied High Tech Systemen en Materialen.
In de eerste helft van 2004 heeft het Innovatieplatform consultaties gehouden met scholieren VMBO/MBO, scholieren HAVO/ VWO, studenten, (top)onderzoekers, startende ondernemers, financiers van starters en een aantal grote bedrijven in Nederland die veel tijd besteden aan onderzoek en ontwikkeling. Hen is de vraag voorgelegd wat zij zien als de belangrijkste ergernissen, hindernissen en versnellers om hun werk op een zo goed mogelijke manier te kunnen doen. Vervolgens is gevraagd welke maatregelen die ergernissen en hindernissen uit de weg kunnen nemen en verbeteringen kunnen realiseren. In het project is een selectie gemaakt van elf maatregelen die het platform als meest kansrijk beschouwt. Vrijwel alle knelpunten die in de Consultatiekringen naar voren zijn gekomen zijn aangepakt.2 Te denken valt aan de verbeteringen van de WBSO, het experiment met de SBIR, de uitwisseling van onderzoekers met het bedrijfsleven (Casimir programma). Een aantal acties is niet uitgevoerd. Nog slechts enkele grote bedrijven hebben een Innovation Officer aangesteld. Particuliere giften specifiek voor onderzoek zijn niet volledig fiscaal aftrekbaar. Op dit laatste punt hebben de projectgroep Onconventionele Financiering en de Taskforce«Geven voor weten» in 2005 respectievelijk 2006 opnieuw advies uitgebracht.
De overgang naar een kennissamenleving is een zaak van langere termijn en vraagt aandacht van achtereenvolgende kabinetten. De kabinetten Balkenende II en III hebben hiermee een serieuze start gemaakt.
Het Innovatieplatform heeft op tal van terreinen bijgedragen aan doorbraken, veranderingen of versnellingen, zo blijkt ook uit de Midterm Review van december 2005. Het thema «innovatie» is hoog op de maatschappelijke en politieke agenda gezet en vele inzichten die het Innovatieplatform heeft opgeleverd zijn inmiddels gemeengoed geworden. Dit heeft onder meer een stijging van de overheidsinvesteringen in kennis en innovatie tot gevolg gehad (1,2 miljard structureel en 2,7 miljard eenmalig). Het Innovatieplatform heeft een impuls gegeven aan het vormen van netwerken van ondernemers, kennisinstellingen en overheden, zowel op regionaal, landelijk als sectoraal niveau, zie bijvoorbeeld de oprichting van regionale innovatieplatforms. De betekenis van het Innovatieplatform blijkt daarnaast uit vele concrete opbrengsten. Enkele voorbeelden zijn in deze brief opgenomen. Ik concludeer dat het Innovatieplatform in drie jaar tijd met beperkte middelen een opvallende prestatie heeft geleverd. Het Innovatieplatform, waarin bedrijven, kennisinstellingen en overheid samenwerken, heeft een werkwijze ontwikkeld waarop een volgend kabinet kan voortbouwen.
TK 2003–2004, 27 406, nr. 9. Over de rol en werkwijze van het Innovatieplatform heb ik u nader geïnformeerd bij brief van 12 september 2005 (TK 2004–2005, 27 406, nr. 56).
U bent hierover geïnformeerd bij brief van de minister van Sociale Zaken en werkgelegenheid en van de staatssecretaris van Economische Zaken van 19 september 2006 (TK 2006–2007, 27 406, nr. 94).
Over de eerste resultaten en effecten van het nieuwe instrument innovatievouchers bent u geïnformeerd bij brief van 15 september 2005 (TK 2004–2005, 29 800 XIII, nr. 92).
Zie de kabinetsreactie op het rapport «Oppakken, Aanpakken & Doorpakken» van 9 februari 2006 (TK 2005–2006, 27 406, nr. 67).
De verkenning van de KIQ is bij brief van 8 juli 2005 door de ministers van EZ en OCW aan de Tweede Kamer aangeboden (TK 2004–2005, 27 406, nr. 52).
Bij brief van 20 februari 2004 (TK 2003–2004, 27 406, nr. 9) heb ik aangegeven dat de adviezen van het Innovatieplatform over de besteding van het bedrag voor kennis en innovatie uit het Hoofdlijnenakkoord hebben geleid tot 100 miljoen euro extra voor excellent onderzoek en samenwerking kennisinstellingen en bedrijven), 60 miljoen euro voor kenniswerkers en 25 miljoen euro voor technostarters.
Het rapport is bij brief van 12 november 2004 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer aangeboden (TK 2004–2005, 29 800 VIII, nr. 125).
Zie de uitgebreide kabinetsreactie op het rapport «Beroepswijs Beroepsonderwijs» (TK 2005–2006, 30 300 VIII, nr. 13).
Zie de brief van de minister van Economische Zaken van 28 oktober 2005 (TK 2005–2006, 27 406, nr. 58).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27406-101.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.