27 400 XVI
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2001

nr. 98
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 augustus 2001

In vervolg op mijn brief van 31 januari jl. (27 400 XVI nr. 65) over het project donatiefunctionaris deel ik u het volgende mede.

Vorig jaar zijn in navolging van het zogenaamde «Spaanse model» twaalf ziekenhuizen geselecteerd voor deelname aan het project donatiefunctionaris. Doel van het experiment is om na te gaan of het beschikbare donorpotentieel zo goed mogelijk wordt gedetecteerd en dat geen donoren worden gemist. Zoals ik u in bovengenoemde brief heb geschreven blijkt dat een aantal ziekenhuizen die niet in het project zijn opgenomen positief heeft gereageerd op het project. Dit is voor mij aanleiding geweest om in overleg met de Nierstichting/Nierpatiëntenvereniging, met wie ik samen dit experiment uitvoer, en de projectleider het project in beperkte mate uit te breiden. Daarom heb ik in mei van dit jaar een aanvullende subsidie verstrekt opdat er nog vier ziekenhuizen bij het project konden aansluiten. Hierdoor is het mogelijk geworden te experimenteren met een regionale aanpak waarbij een bepaald gebied zoveel mogelijk bestreken wordt. Dit levert waardevolle informatie voor de wijze waarop de functionaris ook in andere ziekenhuizen ingevoerd kan worden, wanneer het project succesvol blijkt.

Inmiddels zijn de functionarissen enige tijd werkzaam in de geselecteerde ziekenhuizen. De projectleider, prof. dr. J.E.M. Akveld, heeft een voortgangsrapportage opgesteld die ik u hierbij aanbied.1 Hoewel het nog te vroeg is voor een definitief oordeel zijn de eerste resultaten van het experiment bemoedigend. De projectleider merkt hierbij terecht op dat enige terughoudendheid op zijn plaats is. Bij orgaan- en weefseldonatie gaat het vaak om relatief kleine aantallen en zijn veranderingen in die aantallen vaak toevallig. Toch noem ik hier vast enkele van de positieve resultaten. Allereerst blijkt dat het aantal raadplegingen van het Donorregister vanuit de deelnemende ziekenhuizen opmerkelijk is gestegen. Ook is het aantal orgaan- en weefseldonatieprocedures in de deelnemende ziekenhuizen gestegen. Een ander belangrijk effect van het project is, zo blijkt uit de rapportage van de projectleider, dat de projectziekenhuizen steeds vaker in de juiste volgorde handelen: eerst het Donorregister raadplegen en pas daarna in gesprek gaan met de nabestaanden.

Voor uitgebreide informatie verwijs ik u naar de rapportage.

Eind van dit jaar verwacht ik de eerste evaluatie van het project. Zoals ik u eerder meldde, zal ik op basis van de evaluatie een beslissing nemen over een meer grootschalige invoering van de donatiefunctionaris in de Nederlandse ziekenhuizen. Op basis van de thans behaalde gunstige resultaten zal ik de voorbereiding hiervan vast ter hand nemen en hierbij de opmerkingen van prof. dr. Akveld ter harte nemen waarin hij stelt dat in deze fase uitbreiden vooral een kwestie is van voorbereiden en het geschikt maken van de infrastructuur.

Het efficiënt en effectief functioneren van de donorwerving hangt niet slechts af van het lokale niveau, maar ook van de wijze waarop de donorwerving op regionaal en landelijk niveau georganiseerd is. De voorbereidingen voor uitbreiding van het aantal ziekenhuizen met donatiefunctionarissen zal ik daarom inpassen in een traject op dit gebied dat ik reeds in gang heb gezet. Begin juni heb ik in samenwerking met de Stichting Transplantatie Nu! een conferentie georganiseerd om een model te ontwikkelen voor donorwerving. Alle partijen die een rol spelen op het terrein van donorwerving heb ik daarvoor uitgenodigd. In oktober vindt een tweede bijeenkomst plaats waarin dit model nader uitgewerkt wordt.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven