27 400 XIV
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (XIV) voor het jaar 2001

nr. 117
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 4 september 2001

Bij de behandeling van de begroting van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij voor het jaar 2001 is door het lid Van der Vlies een motie ingediend, waarin de regering wordt verzocht POP-gelden in te zetten voor vestigingssteun voor jonge agrariërs (kamerstukken II, 2000–2001, 27 400 XIV, nr. 39). Ik heb daarna een studie laten verrichten over dit onderwerp, die ik op 26 april jl. van dit jaar aan uw kamer heb aangeboden. Een belangrijke conclusie uit de studie was dat de uitgangssituatie na bedrijfsovername van doorslaggevende betekenis is voor de levensvatbaarheid van het agrarische bedrijf, het effect van vestigingssteun valt daarmee vergeleken in het niet.

Ter voorbereiding van mijn reactie op de motie-Van der Vlies heb ik diverse gesprekken gevoerd met het bestuur van het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt. Het bestuur heeft daarbij aangedrongen op vestigingssteun voor jonge agrariërs. De bedrijfsovergang is evenwel primair een zaak tussen ouders en de jongere en ik zie mede tegen de achtergrond van de resultaten van de studie geen aanleiding om alle jongeren die een agrarisch bedrijf overnemen financiële steun te geven.

Het kabinet hecht grote betekenis aan vernieuwing in de agrarische sector. Eén van de elementen hiervan is vernieuwing van het ondernemerschap. Bij de vestiging van jonge agrariërs doet zich een aantal knelpunten voor dat vernieuwing door deze groep in de weg staat: men is te weinig gericht op vernieuwing en er zijn financiële knelpunten om vernieuwing te realiseren.

Het kabinet wil de kans vergroten dat jongeren die vernieuwingen realiseren zich vestigen. Deze groep heeft dan tevens een voorbeeldfunctie voor andere starters en voor oudere ondernemers.

Ik wil dit bereiken door:

a. steun te geven aan het opstellen van vernieuwende ondernemingsplannen van starters en

b. het stimuleren van de implementatie van de meest vernieuwende ondernemingsplannen.

Ad a.

Aan het moment van de start als zelfstandige ondernemer in de landbouw gaat doorgaans een lange periode vooraf waarin men zich op deze overname of start voorbereidt. In deze periode bekwaamt men zich in het ondernemerschap door middel van het volgen van cursussen, doch vooral ook doordat men veelal als mede-ondernemer training krijgt in alle facetten van het beroep. Het is zaak dat men zich pal voor de start van het bedrijf bewust is van alle facetten van het zelfstandige ondernemerschap en van de vernieuwingsmogelijkheden op het bedrijf. Om dit te bereiken kiest de overheid ervoor om starters in de periode die vooraf gaat aan de werkelijke start een financiële stimulans te geven voor het maken van ondernemingsplannen door een deel van de kosten te subsidiëren. De kosten van een ondernemingsplan worden door het NAJK geraamd op 4000 gulden (€ 1815) per bedrijf.

Ad b.

De meest vernieuwende ondernemingsplannen zullen in aanmerking komen voor stimulering van implementatie. Deze plannen zullen worden geïdentificeerd aan de hand van objectiveerbare criteria. Het is denkbaar dat er beoordelingsaspecten bij zijn die moeilijk volledig objectiveerbaar zijn. In dat geval kan gewerkt worden met een beoordelingscommissie.

De stimulans voor de jongere vernieuwende starter zal bestaan uit € 25 000 per jongere, waarbij per bedrijf voor niet meer dan 1 jongere een premie in het vooruitzicht wordt gesteld. De premie zal niet worden verstrekt indien de jongere zelf over voldoende eigen vermogen beschikt en de premie dus geen effectief middel is om vernieuwing te stimuleren.

Ik wil in de periode 2002–2004 jaarlijks 2,5 miljoen gulden (€ 1,13 miljoen) voor het vernieuwingsbeleid bij starters reserveren. Daarnaast wil ik deze steun bij de aanpassing voor 2002 opnemen in het Plattelandsontwikkelingsplan, zodat medefinanciering wordt verkregen vanuit de EU. Het medefinancieringspercentage voor vestigingssteun bedraagt maximaal 50%. Het beschikbare bedrag is dan 5 miljoen gulden (€ 2,27 miljoen) jaarlijks. Hiermee kan steun worden gegeven voor ongeveer 400 ondernemingsplannen en voor 70 vernieuwende starters.

Ik streef ernaar de steun voor starters begin 2002 operationeel te hebben. Deze maatregelen zullen voorts voorgelegd moeten worden aan de Brusselse autoriteiten ter toetsing. De wijziging van het Plattelandsontwikkelingsplan zal aan de Europese Commissie dienen te worden voorgelegd.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L. J. Brinkhorst

Naar boven