27 400-XIV
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (XIV) voor het jaar 2001

nr. 114
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 24 juli 2001

De vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij1 heeft op 20 juni 2001 overleg gevoerd met staatssecretaris Faber van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over de brief van de staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij d.d. 23 april 2001 inzake reacties op de WAR-adviezen (LNV-010-531).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA) merkt op dat een belangrijk zorgpunt van de Waddenadviesraad (WAR) is dat er bij bewoners en gebruikers van het gebied weinig draagvlak is voor het beschermende Waddenzeebeleid. De regering onderschrijft dat. Het ontwikkelen van een duurzaam ontwikkelingsperspectief voor het Waddengebied is een belangrijk instrument om het draagvlak te vergroten. De Stichting Waddengroep is al bezig met de uitbouw en internationalisering van Waddenstreekproducten. In Duitsland gaat dat echter vrij moeilijk, omdat Nederlanders daar tegen dumpprijzen bijvoorbeeld aardappelen in de supermarkten zetten. Is de staatssecretaris daarmee bekend? Hoe kan het succesvolle initiatief van de Stichting Waddengroep in internationaal verband worden voortgezet?

Mevrouw Witteveen kan zich voorstellen dat de lokale bestuurders en de bevolking soms de moed in de schoenen zinkt, aangezien er in dit kader zeer veel regelgeving is. Zij onderschrijft dan ook de visie van de WAR dat er nu geen nieuwe ecologische doelen geformuleerd moeten worden, maar dat prioriteit gegeven moet worden aan de reeds geformuleerde doelen. Bestaande wet- en regelgeving wordt namelijk nog niet doeltreffend uitgevoerd. Daarmee ondermijnt de Europese Unie (EU) de eigen positie. Wil de staatssecretaris bevorderen dat de EU actie onderneemt om ervoor te zorgen dat de EU-maatregelen voor het Waddengebied op een gecoördineerde wijze worden geïmplementeerd?

Mevrouw Witteveen is niet erg onder de indruk van hetgeen op de voorgaande acht trilaterale conferenties tot stand is gebracht. Zij vindt het dan ook de moeite waard om serieus te kijken naar de suggesties van de NGO's, zoals de Waddenvereniging, om voor een minder vrijblijvende basis te kiezen. Men heeft voorgesteld om tijdens de conferentie te Esbjerg een soort taskforce in het leven te roepen en te kijken naar de mogelijkheden van een nader onderzoek. Kan de staatssecretaris op dat punt voorstellen uitwerken en die aan de Kamer voorleggen?

Mevrouw Witteveen hecht eraan tijdig met de regering te kunnen discussiëren over de agenda van de conferentie in Esbjerg en over de rol van de Nederlandse regering daarin. Zij zou het overigens goed vinden als ook parlementaire waarnemers de conferentie gaan bijwonen, zodat het parlement zijn controletaak nog beter uit te kan oefenen.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66) merkt op dat tijdens de trilaterale conferentie in Esbjerg stappen moeten worden gezet om het Waddengebied voldoende te beschermen. Het Deense deel van het Waddengebied wordt vooral bedreigd door loodvervuiling, omdat er veel geschoten wordt. Het Duitse deel door met name de uitgebreide scheepvaart, het massatoerisme en de visserij. Het Nederlandse deel door de visserij, met name de kokkelvisserij, het toerisme en de recreatie, gasboringen en militaire oefeningen. Voor een aantal van die punten geeft de PKB-Waddenzee uitstekende aanzetten. De bescherming wordt daarin aanzienlijk beter geregeld. Die PKB kan dan ook een basis zijn voor die conferentie in Esbjerg.

Het Waddengebied kan volgens mevrouw Augusteijn het beste worden beschermd als de drie landen een gezamenlijk beleid gaan voeren. De WAR adviseert om de status van het Waddengebied als internationaal park verder te onderzoeken. Tot nu toe heeft de staatssecretaris daarvoor echter weinig enthousiasme bij lagere overheden en bij burgers kunnen constateren. In de nota Natuur voor mensen wordt gesteld dat in 2010 wellicht de status van internationaal park zou kunnen worden gerealiseerd. De staatssecretaris heeft voorgesteld het gebied eerst te laten plaatsen op de Werelderfgoedlijst.

Sinds 1978 is er sprake van een gezamenlijke bescherming. Sindsdien zijn er steeds stappen vooruit gezet. Dat het nog lang niet ver genoeg is gegaan, blijkt uit de vernieling van een stabiele mosselbank. De staatssecretaris vindt ook dat dat niet had moeten gebeuren, maar haar Duitse collega's zijn van mening dat de gemaakte afspraken dat niet verbieden. Hoe zit dat? Gaat de staatssecretaris nog bij haar collega in beroep en zal zij de wegen die daarvoor openstaan bewandelen?

De Waddenvereniging pleit voor samenwerking met een juridisch bindende grondslag. Mevrouw Augusteijn vindt ook dat die afspraken zodanig juridisch moeten worden afgekaderd dat men zich daarop kan beroepen en zaken als het leegvissen van mosselbanken en de stuw in de Eems ten behoeve van de scheepsbouw aldaar, het Ems Sperrwerk, niet meer mogelijk zijn.

De heer Van Wijmen (CDA) merkt op dat in het advies van de WAR staat dat er onderzoek moet worden gedaan naar het toekennen van de status van internationaal park aan het Waddengebied, omdat er misschien niet voldoende draagvlak is bij provincies, gemeenten en bewoners. De Waddenzee voldoet overigens al aan de criteria voor een internationaal park. Er zijn dan ook voldoende redenen om daarnaar toe te werken. Er kan echter voor worden gekozen om het gebied eerst te plaatsen op de Werelderfgoedlijst.

De suggestie van de WAR om geen nieuwe ecologische doelen te formuleren, maar eerst te proberen de reeds geformuleerde doelen te concretiseren, spreekt de heer Van Wijmen aan. In de brief van de staatssecretaris staat dat er naast de bescherming van de natuurwaarden ook expliciet aandacht moet worden geschonken aan de economische waarden. Hij is echter van mening dat de natuurwaarde van het Waddengebied als totaal voorrang heeft op de economische belangen.

Er zijn als het gaat om het internationale klimaatbeleid effecten die van belang zijn voor de drie landen, zoals de zeespiegelstijging. Het gaat dan om effecten van het droogvallen van platen, zandsuppletie en overexploitatie van de bodem.

De heer Poppe (SP) kan zich voorstellen dat er voor het instellen van een internationaal park geen draagvlak is bij de overige landen en bij de bewoners. Het heeft namelijk nog helemaal geen inhoud. Als Duitsland, dat drie nationale parken heeft, vreest voor een internationaal park, moet je je toch afvragen waarom dat is. Hebben zij zwakke regels en zijn zij bang dat die versterkt zullen worden? Misschien kan samen met Duitsland een vierde nationaal park worden ingericht. Daarna kan Denemarken dan worden gevraagd om zich daarbij aan te sluiten. Dan kan stap voor stap tot een internationaal park worden gekomen. 85% van het Nederlandse Waddengebied valt onder natuurbeschermingswetten. Gebieden die daar niet onder vallen zijn bijvoorbeeld grote zeegaten en doorgaande vaarroutes. Daar gebeuren soms dingen die niet goed zijn. Zo is het aantal loodsen in dat gebied zo beperkt dat zij lange diensten draaien. Zij varen echter met schepen met gevaarlijke stoffen. Dat is een gevaar voor de natuurfunctie van dat gebied. Dat soort economische belangen moet beter in de gaten worden gehouden. Het Waddengebied moet een zo optimaal mogelijke ecologische bescherming krijgen. Dat kan niet als gelijktijdig wordt gesproken over gasboringen en mechanische kokkelvisserij.

De staatssecretaris zegt in reactie op het advies van de WAR dat de mogelijkheden onderzocht worden om criteria te formuleren aan de hand waarvan de gevolgen van natuurbeschermingsmaatregelen voor mensen kunnen worden gevolgd. Dat moet toch al duidelijk zijn? Er hoeft dan ook alleen te worden uitgelegd wat het betekent voor dat gebied, want dat is kennelijk onvoldoende duidelijk.

De WAR constateert dat de trilaterale conferentie verambtelijkt en dat er te weinig politiek bestuurlijk commitment is. Die kritiek is hard en moet doorbroken worden door een helder, duidelijk, actief, doelgericht en snel optreden van Nederland als het gaat om zijn eigen Waddengebied.

Mevrouw Vos (GroenLinks) vindt de samenwerking tussen de verschillende landen op het gebied van het Waddengebied belangrijk. De WAR heeft een dringende oproep gedaan om die samenwerking een steviger status te geven en de Waddenvereniging heeft voorgesteld de vrijblijvendheid om te zetten in een meer juridisch bindende grondslag in de vorm van een conventie. De staatssecretaris is daar nog niet enthousiast over. Zij is bang dat het afbreuk zal doen aan de samenwerking tussen de landen. Er gebeuren nu echter dingen die ten koste gaan van het natuurgebied, zoals het Ems Sperrwerk en het leegvissen van de jonge mosselbanken door Duitse mosselvissers. Dat gebeurt gewoon, terwijl dat niet zou moeten kunnen binnen de afspraken die zijn gemaakt. Blijkbaar zijn die afspraken niet stevig genoeg en bestaat er geen gezamenlijke opvatting over wat de bescherming van het Waddengebied inhoudt. Wil de staatssecretaris onderzoeken hoe een meer juridisch bindende grondslag vorm gegeven kan worden?

Het vormen van een internationaal park zou ook een stevige grondslag kunnen bieden. Aangezien de diverse partijen daar niet erg enthousiast over zijn is het goed eerst te bekijken of het Waddengebied op de Werelderfgoedlijst kan komen. Dat zou dan een soort eerste stap zijn. Het moet volgens mevrouw Vos echter wel uitmonden in een juridisch bindende grondslag. Gaat de staatssecretaris daar in Esbjerg voorstellen voor doen?

Het is belangrijk dat het draagvlak bij de bewoners en gebruikers van het Waddengebied in stand wordt gehouden. Hoeveel ruimte moeten bepaalde economische activiteiten echter krijgen en hoe moet dat worden afgewogen tegen het hoofddoel van het Waddengebied, de duurzame bescherming als natuurgebied en het behoud van het unieke open landschap?

De bescherming van het Nederlandse Waddengebied schiet volgens mevrouw Vos tekort. Is het daarom niet nodig om een aantal ecologische doelen aan te scherpen? Is het beschermingsniveau van nu wel voldoende om te voldoen aan de doelstelling voor het Waddengebied?

De heer Passtoors (VVD) onderschrijft het belang van de Waddenzee en van de duurzame bescherming van de natuurgebieden, die nu meestal al zijn aangewezen als Vogelof Habitatrichtlijngebied. Momenteel is de PKB-Waddenzee in behandeling in de Kamer. Wat is de relatie tussen die PKB en de plannen van de staatssecretaris voor de Waddenzee?

Wat zijn de gevolgen van plaatsing op de Werelderfgoedlijst en van aanwijzing tot internationaal park voor bestaande activiteiten, zowel op de Waddenzee als aan de binnendijk? Als de staatssecretaris denkt aan een onderzoek, wat houdt dat onderzoek dan in? Er is geconstateerd dat er bij Duitsland en Denemarken minder draagvlak is voor in ieder geval de instelling van een internationaal park. Waar is men bang voor? Verder hebben provincies en gemeenten bezwaren tegen plaatsing op de Werelderfgoedlijst. Is dat omdat men niet weet wat de gevolgen zijn? Als wordt gesproken over plaatsing op de Werelderfgoedlijst, lijkt het de heer Passtoors niet verstandig om meteen een doorstart te willen maken naar een internationaal park. Men kan beter eerst proberen binnen te halen wat men binnen kan halen en pas daarna kijken of men een stap verder kan gaan.

De juridische bescherming werkt alleen als Nederland, Duitsland en Denemarken het erover eens worden hoe die moet worden ingevuld. Er moet een meer uniforme bescherming en een meer uniforme invulling komen.

De heer Stellingwerf (ChristenUnie) heeft uit de stukken begrepen dat, als het gaat om trilaterale samenwerking, er sprake is van een soort internationale machteloosheid. Er wordt zorg over uitgesproken dat de regio's, gemeenten, deelstaten, provincies niet meekomen in de gewenste richting. Moet daaruit niet de conclusie worden getrokken dat er ook even zovele gemeentelijke, regionale en landsdelige veto's bestaan? Zou het daarom niet logischer zijn om de beslissingen meer op nationaal niveau te laten nemen?

De heer Stellingwerf meent dat de handen op elkaar moeten kunnen worden gekregen als het gaat om het instellen van een internationaal park en plaatsing van het Waddengebied op de Werelderfgoedlijst. Dan moet echter wel volstrekt duidelijk zijn wat de consequenties, de restricties, maar ook de mogelijkheden zijn van het gebied. Misschien moet wel worden gestreefd naar een soort gemeenschappelijk beschermingsniveau als een minimum, waarbij de verschillende landen desgewenst extra randvoorwaarden kunnen stellen. Het gemeenschappelijk niveau zou dan in de loop van de tijd verder opgekrikt kunnen worden als er op bepaalde onderdelen overeenstemming wordt bereikt. Dat de nationale verschillen groot zijn, blijkt wel uit het feit dat er een inventarisatie moet worden gemaakt van de wijze waarop de Vogel- en de Habitatrichtlijnen in de verschillende landen zijn geïmplementeerd.

In elk land zullen waarschijnlijk activiteiten plaatsvinden die niet in beide andere landen plaatsvinden, zoals de schelpwinning in de Waddenzee. Vorige maand is de vergunning van de vijf Nederlandse schelpwinners vernietigd. In juli kan een nieuwe vergunning worden afgegeven. Welke beperkende voorwaarden stelt de staatssecretaris aan die activiteit? Wordt er een nieuwe afweging gemaakt terzake van nut en noodzaak?

Antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris heeft in een brief van 27 maart 2001 al toegezegd dat zij rond de zomer met een nadere standpuntbepaling over de besprekingen in Esbjerg zou komen. Daar kan dan na de zomer over worden gesproken. In diezelfde brief heeft zij een voortgangsrapportage opgenomen van de conferentie in Stade. Er is besloten om die rapportage te betrekken bij de behandeling van de PKB-Waddenzee. Zij is van mening dat de herziening van de PKB-Waddenzee veel heeft te maken met hetgeen in Stade is afgesproken en in Esbjerg wordt aangescherpt en nader uitgewerkt.

Formeel is het niet mogelijk dat parlementariërs deelnemen aan de conferentie in Esbjerg. Iemand mag er alleen als waarnemer zijn als hij daar namens alle drie de landen zit. Het ligt ook staatsrechtelijk niet voor de hand dat parlementariërs meegaan als lid van de Nederlandse delegatie, aangezien het een regeringsconferentie betreft. Het is echter wel mogelijk dat de Nederlandse parlementariërs, voorafgaand aan de conferentie, een gesprek voeren met de parlementariërs van Duitsland en Denemarken. De staatssecretaris is bereid om daar een faciliterende rol in te spelen.

De WAR adviseert om geen nieuwe ecologische doelen te formuleren. De staatssecretaris is het daarmee eens. Zij wil wel proberen te komen tot een nadere specificering van de doelen en nadenken over de wijze waarop de bestaande natuurbeschermingsmaatregelen ingezet kunnen worden en over de sociaal-economische gevolgen van al die maatregelen. Denemarken en Duitsland gaan ermee akkoord dat dat punt nadrukkelijker op de agenda wordt gezet. Het zal dan ook aan de orde komen tijdens de conferentie in Esbjerg.

Er vinden op dit moment veel consultaties plaats. Er worden bijeenkomsten gehouden voor bewoners van het gebied en er wordt informatie gegeven over het pakket aan maatregelen. De gebruikers en de bestuurders van het gebied zijn daar ook bij betrokken. De kans is dan ook groot dat het draagvlak groter zal worden. Dit traject staat overigens los van de inspraakprocedure met betrekking tot de PKB, maar er was wel sprake van een goede afstemming.

Het gaat goed met de landbouw en de streekproducten. Het beleid van het ministerie is erop gericht duurzame ontwikkelingen in de landbouw die goed aansluiten bij de waarden van het Waddengebied, te stimuleren. Het project Plattelandsvernieuwing op de Waddeneilanden, dat is gericht op de ontwikkeling van de duurzame landbouw, in samenhang met natuur en recreatie, wordt financieel gesteund. Daarnaast wordt een bijdrage gegeven aan de Stichting Waddengroep. Die is actief in het gehele Waddengebied en is bezig met het ontwikkelen en vermarkten van Waddenproducten. De staatssecretaris vindt het geen goed idee om nu te interveniëren op de internationale aardappelmarkt, hoewel die kennelijk is verstoord als het gaat om de Waddenproducten. Zij is wel bereid om nog eens te kijken naar de prijssetting van aardappelen in de grensstreek, maar zij vindt het niet een dominant probleem.

Ondanks het feit dat er nogal wat beschermingsregimes zijn, zoals de Vogel- en de Habitatrichtlijn en de Natuurbeschermingswet, gaat het nog niet echt goed. Er is gesuggereerd om de vrijwilligheid eraf te halen en een conventie of een verdrag te sluiten. De staatssecretaris voelt daar niet voor. Zij is namelijk bang dat dan alle energie zal worden gestoken in het maken van dat verdrag of die conventie en het duurt minstens tien jaar voordat er een verdrag of een conventie is. Trilateraal zal dat overigens ook niet lukken, aangezien Duitsland en Denemarken dat idee niet steunen. Het is daarom beter om eerst uit te voeren wat al is afgesproken. Bovendien regelen verdragen niet alles, want er zijn altijd ontspanningsclausules.

Het is de bedoeling dat in Esbjerg weer voortgang wordt geboekt als het gaat om het uitvoeren van de gemaakte afspraken. In de drie landen wordt nu op verschillende wijzen met de afspraken omgegaan. In Duitsland heeft men de gemaakte afspraken niet laten doorwerken in de nationale wetgeving. Dat betekent dat er op dit moment een juridisch gat zit in de wetgeving van Duitsland. Dat is iets waar aan gewerkt moet worden en dat zal ook gebeuren.

Nederland heeft protesten aangetekend als het gaat om de gang van zaken in de Hond en Paap en eerder al het Ems Sperrwerk. Voor wat betreft de Hond en Paap geeft de staatssecretaris aan dat duidelijk is gebleken dat Duitsland, in tegenstelling tot Nederland, de Vogel- en Habitatrichtlijn onvoldoende heeft laten doorwerken in de nationale wetgeving. Hierdoor ontbrak dit jaar het juridisch instrumentarium om de vergunning te weigeren. Haar Duitse collega heeft spijt daarover betuigd. Hoezeer ook te betreuren valt dat de mosselbanken zijn vernietigd, een lichtpuntje in dezen is dat dit waarschijnlijk wel een versnelling teweeg zal brengen in het verankeren van de Europese richtlijnen in de Duitse wetgeving. Nederland en Duitsland blijven daarover in gesprek. Overigens dient men zich te realiseren dat alle trilaterale partners wel eens iets op elkaar aan te merken hebben. Zo zullen Duitsland en Denemarken zeker protest aantekenen tegen het feit dat onze nieuwe PKB-Waddenzee bepaalde voornemens bevat ten aanzien van windmolens in het gebied..

Ook moet worden gekeken naar de manier waarop de Europese richtlijnen worden geïmplementeerd. Het implementeren en naleven van bijvoorbeeld de Habitat- en Vogelrichtlijnen is de verantwoordelijkheid van de lidstaten zelf. De EU ziet erop toe dat dat op een adequate wijze gebeurt. Als dat niet het geval is, is het niet zozeer aan een lidstaat om een andere lidstaat aan te klagen, maar moet dat vanuit de bevolking en de NGO's komen. Dat gebeurt ook. De staatssecretaris voelt er dan ook niet zo veel voor om de EU daarbij te betrekken.

De natuur- en milieuministers hebben een paar maanden geleden afgesproken dat de harmonisatie van de nationale wetgeving met betrekking tot de Habitat- en de Vogelrichtlijnen, de manier waarop daarmee wordt omgegaan en zeker ook de manier waarop de beschermingsregimes geregeld zijn in de verschillende lidstaten, een nader onderwerp van studie zal gaan worden. Het Belgisch voorzitterschap wil daar ook actief mee aan de gang gaan.

De staatssecretaris is er voorstander van dat het Waddengebied een internationaal park wordt. Zij heeft echter moeten constateren dat daar geen draagvlak voor is. Dat heeft een aantal redenen. Denemarken kent het fenomeen «nationale parken» niet en weet dan ook niet wat men aan moet met een internationaal park. Duitsland heeft wel nationale parken, maar heeft daar een heel ander regime voor dan Nederland. Ook de bestuurders in het Waddengebied, de gemeenten en de provincies, en de bevolking hebben aarzelingen als het gaat om het instellen van een internationaal park. Daarom moet verstandig met dit vraagstuk worden omgegaan en moet er eerst nader onderzoek naar worden gedaan. De WAR geeft in zijn advies helder aan hoe zo'n onderzoek eruit zou moeten komen te zien. Het moet onder andere gaan om de vraag wat onder een internationaal park moet worden verstaan.

Iets anders ligt het met de nominatie voor plaatsing op de Werelderfgoedlijst. Hier is al in 1991 een afspraak over gemaakt tijdens een trilateraal congres en dit is herhaald in conferenties daarna. Het wordt volgens de staatssecretaris dan ook tijd om daar gevolg aan te geven, vooral om te laten zien hoe belangrijk dat gebied is. Een gebied komt uiteraard niet zomaar op die Werelderfgoedlijst. Het moet aan een aantal criteria voldoen. Uit onderzoek blijkt dat het Waddengebied al voldoet aan de criteria die worden gesteld.

Het Klimaatverdrag wordt heel serieus genomen en is ook geagendeerd in Esbjerg.

De vergunningen voor de schelpwinning worden gegeven door Verkeer en Waterstaat. Er is een verschil ten opzichte van het verleden, want de schelpen mogen nu alleen nog maar in de diepe geulen worden gewonnen en alleen aan de kant van de Noordzee waar geen kwetsbare biotopen zijn. Deze afspraken worden trilateraal vastgelegd in de komende verklaring.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA) vraagt de staatssecretaris naar de mogelijke financiële knelpunten bij het wetenschappelijk platform waterkwaliteit. Verder is zij benieuwd naar de uitvoering van de motie-Dijsselbloem c.s. over de sanering van de schelpdier- en kokkelvisserij. Wat is de stand van zaken op dat punt? Heeft de staatssecretaris een claim gelegd op de ICES-gelden?

Mevrouw Witteveen is niet overtuigd van de argumenten van de staatssecretaris om geen pogingen te ondernemen om de samenwerking minder vrijblijvend te laten zijn.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66) heeft het gevoel dat iedereen op dezelfde lijn zit, maar dat de instrumenten die worden gekozen verschillend zijn. Zij is van mening dat niet meteen tot een conventie hoeft te worden gekomen, maar dat er wel op zijn minst een gezamenlijke werkgroep van de drie landen moet komen. Die moet dan bekijken hoe een meer juridisch bindend kader kan worden ontwikkeld. Zij zou het toejuichen als de staatssecretaris die stap wil zetten. Er is al een slag gemaakt, maar dat voordeel zal verdwijnen als er niet meer voortgang wordt geboekt.

De heer Van Wijmen (CDA) is het met de staatssecretaris eens dat er geen nieuwe doelen moeten komen, maar dat de reeds geformuleerde doelen moeten worden gespecificeerd en dat moet worden gekeken naar de relatie tussen natuurbeschermingsmaatregelen en de sociaal-economische gevolgen. Hierbij past volgens de heer Van Wijmen goed de people/profit/planet-benadering. Die drie zaken, de natuur en de sociale en de economische duurzaamheid, hebben een onderlinge band en mogen elkaar niet bijten, maar de natuurwaarden moeten wel het uitgangspunt zijn. De twee andere zaken zijn daar ondergeschikt aan.

De heer Poppe (SP) vraagt hoe het zit met de inspraak bij de PKB. Verder heeft hij vragen gesteld over de loodsen in het Waddengebied. Er worden namelijk gevaarlijke stoffen vervoert op de schepen en als daar wat mee gebeurt, omdat de loods niet goed bekend is met het gebied, kan dat een vreselijke ramp tot gevolg hebben.

Mevrouw Vos (GroenLinks) hoopt dat de staatssecretaris serieus in wil gaan op het voorstel van de Waddenvereniging om tijdens de conferentie in Esbjerg een werkgroep op te richten om een meer bindende vorm van samenwerking te onderzoeken.

De heer Passtoors (VVD) vraagt wat de gevolgen van een aanwijzing tot Werelderfgoed zijn voor de direct betrokkenen. De staatssecretaris heeft aangegeven welke acties in Nederland worden ondernomen om het draagvlak te vergroten. Hoe zit dat in Duitsland en Denemarken?

De heer Passtoors meent dat het wellicht zinvol is om bij de EU aan te dringen op een evaluatie van de Vogel- en Habitatrichtlijnen en een aantal andere relevante richtlijnen, vooral als het gaat om de juridische gevolgen en de wijze waarop die geïmplementeerd zijn.

De heer Stellingwerf (ChristenUnie) merkt op dat als het gaat om de slagvaardigheid en de daadkracht er op belangrijke punten sprake is van nogal wat versplintering. Kan dat niet overstegen worden door het beschermingsniveau meer op nationaal niveau te regelen en de concrete uitvoering meer op decentraal niveau te houden? Daar zou winst mee kunnen worden geboekt.

De heer Stellingwerf heeft verleden jaar een motie ingediend, waarin is gevraagd de visserijactiviteiten te toetsen aan de MSC-criteria. Wat is er op dat punt gebeurd?

De staatssecretaris merkt op dat de scheepsveiligheid een onderdeel van de besprekingen is. Er wordt in de adviezen van de WAR ook over gesproken en zij heeft daar in haar brieven op gereageerd. De loodsen maken daar onderdeel van uit. Verkeer en Waterstaat en LNV trekken op dit punt gezamenlijk op. Het uitgangspunt is dat het hoge niveau van veiligheid op peil blijft.

Hoewel er niet meteen van wordt uitgegaan dat de kokkelvisserij zou moeten worden beëindigd, wordt op dit moment naar aanleiding van de motie-Dijsselbloem c.s. een onderzoek verricht naar de verschillende modaliteiten. De staatssecretaris zal de Kamer vóór de behandeling van de PKB-Waddenzee deel 3 een brief op dit punt doen toekomen. VROM claimt al ICES-geld voor een uitkoopregeling voor kokkelvissers. Zij heeft overigens met de Kamer afgesproken dat als het gaat om de kokkelvisserij in de Waddenzee de evaluatie, die is afgesproken in het kader van EVA-2, zal worden afgewacht. Zij heeft onlangs een rapport in ontvangst genomen van de schelpdiervisserijsector, waarin zij aangeven op welke wijze zij een bijdrage denken te kunnen leveren aan een duurzame visserij in de Waddenzee en in het Deltagebied. Dat rapport stond bol van people/profit/planet. Zij zal ervoor zorgen dat de Kamer het rapport ook zal krijgen.

In het Waddengebied zijn de natuurbelangen uiteraard het belangrijkst. Als er op dat punt maatregelen worden genomen moet er echter ook worden gekeken naar de sociaal-economische gevolgen daarvan.

De staatssecretaris neemt de opmerkingen van de commissie over het zetten van een stap in de richting van een conventie of verdrag uiteraard serieus en zal dat bespreken in de komende voorbereidingsbijeenkomsten. Zij zal de Kamer daar in de reeds toegezegde brief over de agenda van Esbjerg over rapporteren. Daar kan dan in het najaar over worden gesproken.

Over de motie van de heer Stellingwerf over de MSC-criteria wordt nog nagedacht. In overleg met de sector wordt bekeken in hoeverre een aantal stappen kunnen worden gezet. De Kamer zal daarover worden gerapporteerd.

Er waren 250 schriftelijke reacties op de PKB-Waddenzee.

De staatssecretaris is niets bekend over financiële knelpunten bij het wetenschappelijk platform waterkwaliteit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Ter Veer

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

De Lange


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Swildens-Rozendaal (PvdA), Ter Veer (D66), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Feenstra (PvdA), Poppe (SP), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Stellingwerf (ChristenUnie), M.B. Vos (GroenLinks), Augusteijn-Esser (D66), Klein Molekamp (VVD), Passtoors (VVD), Th.A.M. Meijer (CDA), Hermann (GroenLinks), Geluk (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), Ross-van Dorp (CDA), Oplaat (VVD), Schoenmakers (PvdA), Waalkens (PvdA), Udo (VVD), Herrebrugh (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Dijsselbloem (PvdA).

Plv. leden: Van Vliet (D66), Depla (PvdA), Ravestein (D66), Zijlstra (PvdA), Albayrak (PvdA), Kant (SP), Mosterd (CDA), Van Middelkoop (ChristenUnie), Van der Steenhoven (GroenLinks), Scheltema-de Nie (D66), Verbugt (VVD), Cornielje (VVD), Rietkerk (CDA), Karimi (GroenLinks), Kamp (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Van Wijmen (CDA), Buijs (CDA), Weekers (VVD), Dijksma (PvdA), Bolhuis (PvdA), O.P.G. Vos (VVD), De Boer (PvdA), Te Veldhuis (VVD), Duivesteijn (PvdA).

Naar boven