27 400 XIV
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (XIV) voor het jaar 2001

nr. 112
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 12 juli 2001

De vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij1 heeft op 13 juni 2001 overleg gevoerd met staatssecretaris Faber van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over:

de brief van de staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij d.d. 27 november 2000 over het Meerjarenprogramma uitvoering soortenbeleid (LNV-00-1003);

de brief van de staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij d.d. 6 december 2000 over het eindverslag CITES-project (LNV-00-1039);

de brief van de staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij d.d. 19 december 2000 houdende afschrift van brieven van het Wereld Natuurfonds en de Fast Forward Foundation (LNV-00-1093);

de brief van de staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij d.d. 16 februari 2001 over de resultaten en aanbevelingen van het CITES handhavingsproject (LNV-01-209);

de brief van de staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij d.d. 13 april 2001 houdende het werkprogramma van de Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten (BUDEP) (LNV-01-519);

de brief van de staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij d.d. 8 mei 2001 over de voorwaarden voor erkenning als inspectiepost aan de grens voor levende dieren (Schiphol);

de brief van de staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij d.d. 23 mei 2001 over het Actieplan natuurbeheer in Midden- en Oost-Europa 2001–2004 (LNV-01-695);

de brief van de staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij d.d. 11 juni 2001 over de inspectiepost levende dieren.

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Van Wijmen (CDA) vraagt of de sterke relatie tussen het Meerjarenprogramma uitvoering soortenbeleid en het gebiedenbeleid concreter kan worden gemaakt door een weergave van de als beschermd natuurmonument aangewezen gebieden die tevens relevant zijn voor het soortenbeleid. In dit verband moet ook worden gedacht aan gebieden die zijn aangewezen of aangemeld uit hoofde van de Vogel- respectievelijk Habitatrichtlijn.

In het Meerjarenprogramma is een planningsschema opgenomen voor het opstellen van rode lijsten van 1999 tot 2004 en het publiceren van lijsten van 2000 tot 2005. Kan dit schema worden gehaald? Kunnen de schema's van de soortbeschermingsplannen worden gehaald?

Het is begrijpelijk dat niet alle in de bijlagen genoemde landelijk bedreigde soorten prioriteit kunnen krijgen. Over vleermuizen is echter al veel informatie beschikbaar. Is het mogelijk hieraan wat meer prioriteit te geven?

In het eindverslag over het project CITES 1994–1998 wordt het verscherpen van de regelgeving voor de gegevensuitwisseling enopslag aangewezen als oorzaak voor het sterk afnemen van het aantal meldingen over illegale activiteiten door handelaren. Het uitwisselen van informatie is door de privacyregelgeving vrijwel onuitvoerbaar. Is de staatssecretaris bereid hierin verandering te brengen en zo ja, hoe?

De heer Van Wijmen is ernstig bezorgd over de dreigende teloorgang van de CITES-expertise. Die moet hoe dan ook worden voorkomen. Volgens de stukken zijn er nog veertien medewerkers van de AID belast met CITES-werkzaamheden, maar in de praktijk blijken er dit maar tien te zijn. Een deel van deze medewerkers zal overgaan naar de douane. Wil de staatssecretaris met kracht bevorderen dat de expertise bij de AID, de douane en het openbaar ministerie in ieder geval behouden blijft, maar waar mogelijk zelfs wordt versterkt?

De resultaten en aanbevelingen van het CITES-handhavingsproject wijzen uit dat de illegale handel in bedreigde dier- en plantsoorten kan worden aangemerkt als zware criminaliteit. Nederland speelt in deze handel mondiaal gezien helaas geen onbetekenende rol. Deze illegale handel is nog veel ernstiger dan het verlies van natuurwaarden als gevolg van op zich niet verwerpelijke menselijke activiteiten. In beide gevallen delft de stemloze natuur het onderspit en dit gaat uiteindelijk ten koste van onszelf, aldus de heer Van Wijmen. Hoe denkt de staatssecretaris over de constatering van de stuurgroep dat de opsporing van de organisatie- en/of netwerkcriminaliteit zeker zo moeilijk is als die van de georganiseerde criminaliteit?

Hij vraagt of in de taakomschrijving van de landelijk officier zware milieucriminaliteit een nadere specificatie kan worden opgenomen gericht op zware CITES-criminaliteit. Hoe is het Expertisecentrum groen bemenst? Over welke kennis beschikt het? Volgens de brief zullen vier bijzondere opsporingsdiensten worden aangestuurd door een centrale landelijke OM-unit. Is een van deze vier expliciet gericht op CITES-criminaliteit? Bestaat er voldoende kennis en affiniteit met CITES bij de opsporing?

Het is een goede ontwikkeling dat in de Landelijke milieu groep (LMG) medewerkers worden opgenomen met specifieke CITES-expertise. Deze medewerkers mogen echter niet worden weggehaald bij de AID. Het hoofdaccent van de opsporing hoort bij de AID te liggen en wel via een centrale en niet via een regionale aanpak. CITES-criminaliteit is per definitie internationaal van karakter en overstijgt doorgaans de capaciteit van de regionale politiekorpsen.

Voor de uitvoering van een criminaliteitsbeeldanalyse door het LMG in samenwerking met het OM en de AID is een nulmeting nodig. Waarom is die niet eerder uitgevoerd?

Bedoelt de staatssecretaris met «het dagelijks toezicht op de wetgeving inzake CITES», een dagelijks toezicht op de naleving van de wet? Daarmee zijn de politie, de douane, de AID en de Koninklijke marechaussee belast. De AID speelt hierin echter een centrale rol en ook daarom is het van belang dat de expertise bij deze dienst wordt versterkt en geconcentreerd. Hoe denkt de staatssecretaris hierover?

Zij noemt de AID een kennismakelaar. De dienst heeft inmiddels 120 gespecialiseerde controle- en opsporingsambtenaren opgeleid. Ook dit pleit voor een verdere concentratie van expertise bij de AID.

De heer Van Wijmen vraagt vervolgens of er voor de voorlichting over natuursouvenirs fondsen beschikbaar zijn. Kan het Wereld Natuurfonds (WNF) hierbij een rol spelen?

Tot slot vestigt hij nog de aandacht op de bijzondere opsporingsambtenaren (BOA's). Zij beschikken al over de nodige kennis en kunnen zo nodig worden bijgeschoold. Zij zouden zoveel mogelijk moeten worden ingezet.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66) wijst erop dat de hamster op de lijst op pagina 39 van het Meerjarenprogramma uitvoering soortenbeleid nog altijd tot de bedreigde soorten wordt gerekend. Volgens deze lijst zal het dier worden beschermd. De actie van de boer die onlangs de laatste burcht heeft vernietigd, kan in dit opzicht bijzonder worden genoemd. Hoe denkt de staatssecretaris hierover?

Het kernpunt van de discussie vandaag is de uitvoering van het CITES-verdrag. Nederland heeft dit verdrag ondertekend wat betekent dat het een actief opsporingsbeleid behoort te voeren en te hebben gevoerd. Dit is niet voor niets, want Nederland speelt een belangrijke rol in de aanvoer en doorvoer van bedreigde dieren en planten. In 1990 is afgesproken dat er een centraal informatiepunt zou worden ingericht. Waarom is dit niet gebeurd? Er is wel een landelijk team opgezet in het kader van het CITES-project. Dit project is inmiddels beëindigd en uit de eindrapportage kan worden afgeleid dat er de laatste jaren bijna niets is gedaan aan opsporing.

De vraag is daarom: wat nu? De AID is geregionaliseerd. Hoeveel AID'ers zijn er nog? Medewerkers met CITES-expertise zijn bij het LMG opgenomen, maar waarom ook niet de CITES-AID'ers? Dit had ten minste enige zoden aan de dijk gezet.

Is de vaststelling in de rapportage dat er een afname van de handel is geconstateerd, een ervaring gebaseerd op eventuele controles of is er geen controle geweest en dus ook geen constatering? Dan ontstaat er een zonnig beeld dat niet met de waarheid spoort. Alleen een volledig overzicht kan inzicht verschaffen in wat zich heeft afgespeeld. Wil de staatssecretaris dit overzicht verschaffen?

Om een einde te maken aan de huidige praktijk moet er samenwerking op landelijk niveau komen van de AID'ers bij de LMG. In de tweede plaats zou door een onafhankelijk extern bureau moeten worden onderzocht hoe de opsporing precies is verlopen in de afgelopen jaren en welke lessen daaruit kunnen worden geleerd, vooral voor de toekomst. Verder zou CITES niet regionaal moeten worden geregeld, want het wordt uiteindelijk centraal uitgevoerd. De aanvoer vindt plaats via de grensposten, met name in Limburg, via Schiphol en eventueel Rotterdam.

Op 19 december 2000 heeft de staatssecretaris de Kamer een brief geschreven waarin zij de rapporten van het WNF en de Fast Forward Foundation (FFF) een constructieve bijdrage voor het vervolgtraject noemt. Hoe zal zij hieraan invulling geven in haar eigen beleid? Hoe nu verder?

Enige weken geleden was in het programma Zembla de heer Olaf Pronk aan het woord die zich een redder noemt van de natuur in de bossen van Madagaskar. Het feit dat deze man niet te pakken is terwijl zijn illegale praktijken duidelijk zichtbaar zijn voor iedereen die betrokken is bij CITES, is meer dan treurig.

Mevrouw Augusteijn wijst er ten slotte op dat de FFF twee keer tenminste een grondig vermoeden van illegale import heeft gemeld, maar de AID of de inspectiediensten waren niet bereikbaar of hadden geen mensen beschikbaar. De regionalisatie draagt ertoe bij dat het onmogelijk is adequaat te opereren. Dit is onverteerbaar.

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA) stelt vast dat de samenwerking in het project CITES heeft bijgedragen tot een betere gecoördineerde aanpak van de handhaving. Daarvan en van overdracht van kennis en geconcentreerde, onderling afgestemde acties is een zekere preventieve werking uitgegaan. Schiphol wordt in toenemende mate gemeden. De illegale handel komt nu op andere plaatsen aan. Daarom is internationale samenwerking van evident belang.

Het CITES-project is nu beëindigd en de verworvenheden zullen worden overgedragen aan de LMG. De kennis moet nu worden ingebed in de regio's. Dit stemt mevrouw Swildens niet optimistisch, ook niet na de brief van de staatssecretaris van 16 februari jl. Tijdens het project bleek al dat het CITES-probleem niet zo hoog scoort bij bijvoorbeeld de korpsleiding in de regio's. Toch moeten de regio's bijdragen aan de informatieverstrekking. Daarom is dit een punt van zorg. Mevrouw Swildens vraagt of er een competentiestrijd zal ontstaan als de AID een centralere rol zal vervullen.

Het CITES-project stond onder leiding van het OM, maar «het zat er niet tussen de oren». Inmiddels zijn er wel een helpdesk en een kenniscentrum ingericht. Bovendien houdt OM de eindverantwoordelijkheid voor de operationele werkzaamheden van de LMG. Het is goed dat de procureurs-generaal een landelijke OM-unit hebben opgezet, maar de staatssecretaris moet in samenwerking met de minister van Justitie toch voortdurend de vinger aan de pols houden.

Versnippering van kennis moet worden voorkomen. Alleen met een krachtdadig en gecoördineerd optreden kunnen goede resultaten worden geboekt. Het WNF heeft een aantal aanbevelingen gedaan voor kennisvermeerdering bij het OM en expertiseverbetering bij douaneposten en regiokorpsen en de garantie voor voortzetting van samenwerking en informatie-uitwisseling. Worden die aanbevelingen overgenomen?

De CITES-expertise is heel speciaal. Voor de herkenning van exoten zijn gerichter opgeleide mensen nodig dan voor de herkenning van inheemse soorten. Hoe kan de staatssecretaris garanderen dat regionalisering de handhaving alleen maar ten goede zal komen? Hoe kan zij garanderen dat er voldoende tijd en menskracht worden vrijgemaakt om juist die landelijke taak uit te voeren?

De staatssecretaris schrijft dat zij de aanbevelingen en conclusies van het eindrapport verder zal uitwerken met haar collega's van Financiën en Justitie. Wil zij daarover iets meer zeggen?

Mevrouw Swildens herinnert eraan dat zij altijd heeft gepleit voor een stevige en goed gecoördineerde aanpak van deze vorm van zware criminaliteit. Zij zou liever zien dat het project wordt voortgezet, omdat zij zich zorgen maakt over de zwakke schakels in de keten. Dit geldt bijvoorbeeld de regionale inbedding, want de illegale handel is vooral internationaal.

Wil de staatssecretaris ingaan op de uitkomst van het onderzoek naar de implementatie van bijlage 3? Is al iets meer bekend over het onderzoek naar de regels voor de vaststelling van de legale status? Als artikel 13 van de Flora- en faunawet in werking zou treden, zijn deze maatregelen niet meer aan de orde. Wil de staatssecretaris zich in internationaal verband hard maken voor het oplossen van deze problematiek?

De heer Passtoors (VVD) herinnert eraan dat al vaker is gewezen op het grote belang van een goede handhaving. Daarom moeten er voldoende opsporingsambtenaren zijn met voldoende kennis die goed samenwerken. Het project heeft aangetoond dat dit kan en die werkwijze moet worden voortgezet. Als daarvoor onvoldoende mensen beschikbaar zijn, moeten er nieuwe medewerkers worden aangetrokken. Een actieve opsporing met voldoende, bekwame controleurs en opsporingsambtenaren moet het uitgangspunt zijn, uiteraard gevolgd door een goede afwerking.

De FFF en het WNF hebben de Kamer recent een brief gestuurd waarin zij kritiek uiten en vragen stellen. Hij zegt toe te bevorderen dat de staatssecretaris een afschrift van die brieven ontvangt en vraagt haar daarop dan te willen reageren.

Het Actieplan Midden- en Oost-Europa biedt een goede uitgangspositie. Zeker de landen die mogelijk tot de EU zullen toetreden, moeten nu al worden gesteund.

In dit kader vraagt de heer Passtoors hoe de staatssecretaris denkt over de ontwikkeling van een natuurbeheerplan voor Suriname. De ongerepte natuur daar is een Nederlandse inzet meer dan waard. Hij roept de betrokken organisaties op de relaties met Suriname te herstellen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) spreekt haar tevredenheid uit over het antwoord van de staatssecretaris op de schriftelijke vragen over Schiphol. Het uitgangspunt blijft goede controles aan de grens. De KLM heeft goede voorzieningen getroffen en andere maatschappijen kunnen desgewenst toestemming krijgen voor het treffen van dergelijke voorzieningen. Een probleem blijft echter dat de KLM een monopoliepositie heeft, zolang het als enige een keuringspunt exploiteert. De KLM controleert alleen de vluchten van KLM en BA, de andere vluchten gaan via Frankfurt en Brussel. Mevrouw Snijder maakt zich daarom bezorgd over de dieren die via een lange weg naar Nederland komen, want het vervoer gaat ondanks alle maatregelen gewoon door. Welk belang is daarmee gediend? Wil de staatssecretaris hierop reageren? Waarom wordt de KLM niet gedwongen andere vluchten te controleren om dergelijke omwegen te voorkomen?

De heer Stellingwerf (ChristenUnie) vind het soortenbeleid een aansprekend beleid, maar de bureaucratische structuren en het gebrek aan geld en slagkracht maken het moeizaam. Het gevaar is dat er veel wordt gepraat, terwijl er in het veld te weinig gebeurt. Die vrees wordt vertolkt door het treurige vervolgverhaal van de hamster.

Het Meerjarenprogramma is een hoopvolle ontwikkeling. De verklaring die aan het programma voorafgaat, is minder hoopgevend en staat bol van termen als «beoogd wordt», «gestreefd wordt», «gewenst is», enzovoort. Het is de vraag wat hiervan terechtkomt. Er is dringend behoefte aan een slagvaardig beleid waardoor soorten ook werkelijk worden beschermd. In de verklaring wordt gesproken over knelpunten in de doorwerking van gebiedsgericht beleid en naar andere beleidsvelden als ruimtelijke ordening en over de afhankelijkheid van provincies. Hoe kunnen debacles zoals met de hamster worden voorkomen?

Vindt er structureel monitoringonderzoek plaats? Speelt geldgebrek hier een rol? De heer Stellingwerf herinnert aan de motie over het Nationaal programma verspreidingsonderzoek. Wat gebeurt daarmee?

De aanleg van voorzieningen in het kader van het soortenbeleid verloopt goed, maar het onderhoud is vaak een probleem. Kan de staatssecretaris dit toelichten?

De samenvatting van de eindrapportage van het CITES-project is lovend over de resultaten en het inzicht in de problematiek. Er wordt een beeld geschetst van goede samenwerking, veel overleg en procedures. De staatssecretaris schrijft dat de borging in de LMG nu gewaarborgd lijkt, daarom kan het project worden afgerond. Daar tegenover staat de zware kritiek van een aantal organisaties. Het dieptepunt is het mislukken van een politieonderzoek (NOSY) door de aanwezigheid van een journalist. Dit is toch de omgekeerde wereld.

Een van de motieven voor de afschaffing van de veldpolitie destijds was dat de taken moesten worden ingebed in de reguliere organen. Het resultaat is dat de groene wetten nauwelijks worden gehandhaafd. De heer Stellingwerf is heel beducht voor die ontwikkeling en waarschuwt voor een herhaling daarvan. Wellicht moet er in plaats van een strikte handhaving van het projectteam of een strikte regionalisatie worden gekozen voor een gecombineerde aanpak, dat wil zeggen dat de kennis in de districten wordt verspreid, maar ook centraal blijft gehandhaafd.

Mevrouw Vos (GroenLinks) sluit zich aan bij deze laatste opmerking. Juist nu het in de praktijk zo moeilijk is tot effectieve vervolging over te gaan, is het de vraag of de landelijk gebundelde kennis en expertise niet dringend nodig zijn om de opsporing te versterken.

Het is haar niet duidelijk waarop de staatssecretaris haar optimisme over het verloop van het CITES-project baseert. Hoe kan zij vaststellen dat er werkelijk sprake is van afname in de handel? Dit beeld staat in schril contrast met de bevindingen van het WNF en de FFF. De FFF is zelfs van mening dat het project volledig is mislukt en dat er geen enkel concreet eindresultaat is geboekt, dat wil zeggen opsporing en vervolging van de daders. Wat is er mis gegaan? Vragen deze bevindingen nu juist niet om een indringender onderzoek en evaluatie van de gebeurtenissen?

De vraag is natuurlijk: hoe nu verder. De staatssecretaris heeft besloten het CITES-project te beëindigen en de taken over te hevelen naar een aantal andere organen. De CITES-experts in het landelijk team worden geregionaliseerd. Dit baart mevrouw Vos ernstige zorgen. Die zorgen worden ook door het WNF en de FFF verwoord. Wat doet de staatssecretaris hiermee?

De aard van deze internationale criminaliteit draagt ertoe bij dat het uitermate moeilijk is bewijslast te verzamelen en tot opsporing en vervolging te komen. Dit blijkt ook uit het voortdurend mislukken van zaken tot nu toe. Is het daarom niet erg onverstandig om het landelijk sterke team dat zich bezighoudt met de internationale criminaliteit, uiteen te laten vallen en te versnipperen over regionale diensten? Mevrouw Vos vreest dat dit volstrekt de verkeerde weg is. Is de staatssecretaris bereid opnieuw een landelijk expertisecentrum voor CITES op te zetten dat zal samenwerken met bijvoorbeeld de LMG? Daarnaast is het inderdaad van belang dat er een criminaliteitsbeeldanalyse komt. Is zij bereid tot een herstart van het CITES-project?

Het antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris herinnert eraan dat zij in december 2000 al een aantal elementen van het CITES-project heeft besproken. Inmiddels is de definitieve rapportage verschenen. Die rapportage wijst niet uit dat het overal even fantastisch gaat, maar wel dat het nu een stuk beter gaat dan in het verleden. Dit is een belangrijke constatering, want het is nu eenmaal onmogelijk met een stap van de vloer op de zolder te komen. Het CITES-project is de samenwerking bij de handhaving ten goede gekomen en de handhaving op zich heeft daar baat bij gehad. De illegale handel in CITES-dieren is inderdaad zware criminaliteit, maar uit het onderzoek blijkt wel dat de veronderstelde samenhang met zware georganiseerde criminaliteit op andere terreinen moet worden genuanceerd. Ondanks die verbeteringen verdient een serieuze aanpak van de bestrijding van de illegale handel nog steeds alle aandacht. Het CITES-project toont aan dat met een gecombineerde inzet van de opsporingsinstanties betere resultaten kunnen worden bereikt.

In de brief van 16 februari jl. wordt het vervolg van het CITES-project in een aantal hoofdlijnen neergezet. De aansturende rol van het OM zal worden versterkt. Het Platform voor zware milieucriminaliteit en de LMG worden belast met de coördinatie. De criminaliteitsbeeldanalyse zal dit jaar worden afgerond. Verder blijft de nadruk op toezicht en controle overeind.

De staatssecretaris beschouwt de samenwerking die door het project is ontstaan als zeer waardevol, evenals de ervaring die ermee is opgedaan. De rolverdeling tussen politie, douane en AID is beter uit de verf gekomen en de kennis en ervaring over de handhaving bij de douane en politie zijn aanzienlijk toegenomen. Verder is er een beter beeld ontstaan van de illegale handel in beschermde planten en dieren. Bovendien is een aantal onderzoeken opgezet dat anders wellicht op de plank was blijven liggen. Zij is daarom over het project als zodanig tevreden.

Nu moet structureel langs bepaalde lijnen worden gewerkt en het is dan geen goede werkwijze een afzonderlijk project te handhaven. De opsporing van illegale activiteiten en de handhaving van de regelgeving op dit terrein moeten nu worden ingebed in de normale structuren van de betrokken diensten. Een projectstructuur heeft per definitie een tijdelijk karakter. Een inbedding in de normale structuren biedt een betere garantie voor succes. Natuurlijk zullen bepaalde onderzoeken in de vorm van een project worden uitgevoerd in samenwerking met de LMG.

In het beginstadium stond de AID enigszins alleen voor de handhaving van CITES. Daarin is nu verbetering gekomen. De douane neemt wel degelijk zijn verantwoordelijkheid bij de invoer aan de buitengrenzen van de Europese Unie, met name op Schiphol en in Rotterdam, de LMG onderhoudt contacten met de buitenlandse opsporingsdiensten en de politie draait vooral mee in multidisciplinaire opsporingsonderzoeken. Op regionaal niveau is er nu een aansluiting tussen de politie en de AID. De AID verzorgt de kennisondersteuning aan politie en douane. De staatssecretaris beaamt dat voorkomen moet worden dat expertise verloren gaat. In het kader van het opleidingstraject wordt een dagopleiding verzorgd voor tientallen ambtenaren van politie, marechaussee en douane gericht op het creëren van een grotere bekendheid met CITES. Verder is er een vijfdaagse opleiding aan de zogenaamde vraagbakens bij politie en douane gericht op de eerstehulpfunctie. Daardoor kunnen betrokken ambtenaren zelfstandig controles uitoefenen en eenvoudige zaken afdoen. Bovendien is er een jarenlange intensieve AID-opleiding gericht op de volwaardige CITES-expertise, die bestaat uit een theorie en een praktijkdeel. Die opleidingen blijven bestaan en zeker ook de samenwerking tussen de diensten. Dit onderstreept het belang van een inbedding van de activiteiten in de normale structuren van de betrokken diensten.

Het is haar duidelijk dat de zorg voor versnippering kamerbreed wordt gedeeld. Zij is het echter niet eens met het pleidooi voor een organisatie op landelijk niveau. Na een regionalisering van de taken kunnen de AID en de politie veel krachtiger gezamenlijk optreden dan een geïsoleerd landelijk team dat contacten moet opbouwen binnen de regio's. De illegale handel moet geïntegreerd worden aangepakt. Een regionale aanpak past in die structuur, omdat die aansluit bij de huidige systematiek van werken. Voorwaarde is natuurlijk dat de kennis en expertise van de regionale teams van de AID behouden blijven. Daarnaast worden er aanvullende opleidingen op het gebied van de soortenbescherming verzorgd. De controleurs op het vlak van het zogeheten inheemse zullen versneld een cursus krijgen over uitheems. Daardoor zal het aantal mensen worden uitgebreid dat zich bezighoudt met de CITES-problematiek en dus CITES-kennis heeft. Dit resultaat kan niet worden bereikt met de instandhouding van een afzonderlijk team. Een aantal medewerkers van de AID heeft wellicht de indruk dat hun kennis en expertise verloren gaan, maar dit is absoluut niet waar. Hun kennis wordt ingezet in hun regio en bij de opleidingen die daar worden gegeven. Het aantal ogen en oren op het vlak van CITES wordt alleen maar uitgebreid, omdat ook andere opsporingsambtenaren die kennis meekrijgen.

Naast de regionale inzet moet er natuurlijk ook een landelijke inzet blijven voor de internationale aspecten. Binnen de AID zijn zeven formatieplaatsen beschikbaar voor die landelijke inzet. Vier FTE's zijn beschikbaar voor de landelijk aangestuurde opsporingsonderzoeken. De AID en het OM zijn belast met de aansturing van deze opsporingspool. Anderhalve formatieplaats is specifiek bestemd voor het informatie- en analyseknooppunt dat de informatie van de AID landelijk verzamelt en analyseert. Daarnaast is zo'n anderhalve formatieplaats beschikbaar voor ondersteunende kennis en expertise binnen de vaktechnische groep. Deze landelijke kern van de AID is vooral belast met de organisatie van de kennis en een opsporing die het meeste effect sorteert. Van de veertien formatieplaatsen zijn er op dit moment tien vervuld, maar er wordt hard aan gewerkt om de vacatures in te vullen.

Bij de drie regionale inspecties zijn 31 formatieplaatsen beschikbaar. Alle ambtenaren verrichten zowel inheemse als uitheemse controles. De kennis wordt dus wel degelijk breder opgebouwd, juist doordat het team kleiner is en de ervaringen worden gedeeld.

Omdat deze werkwijze pas op 1 januari jl. is ingegaan, is er nog niet veel ervaring opgedaan. De ervaringen die met het project zijn opgedaan, de afstemming tussen de verschillende opsporingsdiensten, de kennisoverdracht en de organisatie van de opleidingen lijken echter een waarborg te bieden voor een goede aanpak die een kans van slagen verdient.

Het beleid op Schiphol heeft zijn vruchten afgeworpen. De afstemming van het beleid tussen douane, AID en RVV heeft ertoe geleid dat er in ieder geval minder binnenkomt en ook dat er veel meer wordt teruggestuurd. De KLM heeft een aantal procedures verbeterd. Als de papieren niet in orde zijn, wordt de vracht niet vervoerd. De controles in het land van herkomst zijn dus aangescherpt. Uit een overzicht van de zendingen die ondanks alle maatregelen en procedures toch op Schiphol zijn onderschept, blijkt dat die zendingen in een geval met een KLM-vlucht zijn aangekomen, voor het overige zijn het vluchten van andere maatschappijen. De proceduremaatregelen van de KLM worden vanzelfsprekend alleen toegepast op de eigen vluchten; de KLM kan moeilijk de vrachten van andere maatschappijen controleren. De zendingen die op Schiphol binnenkomen, worden gecontroleerd door de RVV in samenwerking met de AID en de douane en dan maakt het niet uit welke maatschappij die zendingen heeft vervoerd. De RVV heeft met Frankfurt en Brussel afspraken gemaakt om te komen tot een geharmoniseerde werkwijze. Het is geen gelukkige situatie dat de KLM een monopoliepositie heeft. Iedere maatschappij die voldoet aan de regels kan een vergunning krijgen, maar tot nu bleek geen enkele andere maatschappij daartoe bereid.

De staatssecretaris zegt toe dat er een kaart zal worden verstrekt waarop de relatie tussen het soortenbeleid en het gebiedenbeleid wordt aangegeven. Het gebiedenbeleid is natuurlijk het belangrijkst. Het moet zodanig zijn vormgegeven dat iedere soort tot zijn recht en tot wasdom kan komen; dan is er geen soortenbeleid nodig.

De planning van de rodelijstsystematiek kan worden gehaald al is er op dit ogenblik een lichte achterstand ontstaan. De plannen voor de soortenbescherming verlopen geheel volgens schema. Afgelopen vrijdag zijn er nog vijf gepresenteerd op de landelijke soortenbeschermingsdag.

Door de manier waarop de soortenbeschermingsplannen samen met de provincies en de natuurorganisaties worden uitgevoerd, wordt er absoluut vooruitgang geboekt. Dit neemt niet weg dat zich ook wel eens debacles voordoen, zoals met de korenwolf. Het is echter niet waar dat nu de laatste burcht is verwoest. Tot nu toe worden contracten gesloten op basis van vrijwilligheid en alles is in het werk gesteld om met de betrokken boer tot overeenstemming te komen. Dit is echter niet gelukt en dan houdt alles op. Daarom zal er bij de aanpassing van de Natuurbeschermingswet voor worden gezorgd dat de noodzakelijke medewerking kan worden afgedwongen.

De staatssecretaris zegt dat zij steeds meer overtuigd raakt van de noodzaak van een verspreidingsonderzoek. Daarom wordt op dit moment in kaart gebracht waar de vraag precies ligt en welke vormgeving het meest geschikt is.

Zij zegt toe haar gedachten te laten gaan over de mogelijkheden van een natuurbeheerplan voor Suriname. Het behoud van biodiversiteit is immers een van de aandachtspunten op dit moment.

Het onderhoud van de getroffen voorzieningen is inderdaad een probleem. De staatssecretaris verwijst naar de brief van de minister van Verkeer en Waterstaat van vorig jaar waarin dit probleem wordt onderkend en een onderhoudsslag wordt aangekondigd. Dit blijft een punt van aandacht.

Nadere gedachtewisseling

De heer Van Wijmen (CDA) vindt het zwak dat vacatures zo lang blijven openstaan. Als er structureel vier van de veertien formatieplaatsen niet worden vervuld doordat mensen om welke reden dan ook vertrekken, schiet het beleid tekort. Hij dringt erop aan dat de staatssecretaris zich inzet om hieraan een einde te maken.

Uit brieven van 8 en 30 april jl. blijkt dat de Europese Commissie Nederland in gebreke heeft gesteld (zaak nummer 1999/4439). Kan de Kamer die brieven krijgen?

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66) wijst erop dat de mensen die met hun voeten in het veld staan, situaties melden, maar nul op het rekest krijgen. Wat gebeurt er met het feit dat een melding op 3 juni jl. van de illegale import van dierenvellen niet tot controle leidt, omdat er geen mensen beschikbaar zijn? Hetzelfde geldt voor een melding op 10 juni jl. Toch beweert de staatssecretaris dat er voldoende menskracht beschikbaar is. Mevrouw Augusteijn dringt aan op voortzetting van het CITES-project en centralisatie in plaats van regionalisatie. Nu is er veel kennis en menskracht verloren gegaan en dat is treurig.

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA) stelt vast dat het Platform zware milieucriminaliteit een beslissing neemt over de uitvoering van onderzoek. Zij maakt zich bezorgd over de weegfactoren. In de stukken is sprake van een planning op jaarbasis. Op die manier kan echter niet worden ingegaan op de actualiteit. Er zijn voldoende mensen nodig die adequaat kunnen ingrijpen op het moment dat dit nodig is. Bij de douane gaat het goed, maar vooral dankzij de persoonlijke betrokkenheid van mensen die dit min of meer als een hobby zien. Daarom is en blijft de deskundigheid van de AID nodig, ook om de deskundigheid bij andere diensten als de politie te bevorderen. Zij twijfelt aan het resultaat van de inbedding in de regio's. Is de staatssecretaris bereid te bevorderen dat halfjaarlijks een rapportage wordt uitgebracht waaruit blijkt wat de politie op het terrein van CITES doet?

Uit oogpunt van dierenwelzijn is het een schande dat zendingen met vluchten van andere maatschappijen dan KLM en BA worden teruggestuurd. Het quarantainepunt van de KLM moet ook voor andere maatschappijen beschikbaar zijn.

De heer Passtoors (VVD) stelt vast dat elf van de veertien AID-ambtenaren als echte specialisten kunnen worden beschouwd. Zij moeten hun werkzaamheden over heel Nederland spreiden. Natuurlijk zijn er regionaal ook medewerkers beschikbaar, maar het aantal formatieplaatsen verdient toch nog extra aandacht.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) vraagt de staatssecretaris te bevestigen dat het keuringspunt op Schiphol voor alle maatschappijen beschikbaar is. De staatssecretaris zegt dat er minder dieren binnenkomen. Bedoelt zij daarmee dat er via Schiphol minder dieren binnenkomen of landelijk, dat wil zeggen aan de andere buitengrenzen?

De heer Stellingwerf (ChristenUnie) beaamt dat er sprake is van verbetering, maar het kan nog beter. Dit geldt met name de inbedding in de reguliere diensten. Hij verwijst naar het voorbeeld van de veldpolitie dat weinig positieve resultaten heeft opgeleverd. Hij herhaalt zijn pleidooi voor een en-en-benadering.

De vier vacatures lijken een structureel probleem te vormen en wijzen op het risico van een kennisdrain. Kan de staatssecretaris aangeven hoeveel uren worden besteed aan welke taken?

Mevrouw Vos (GroenLinks) blijft het oneens met de staatssecretaris en vreest dat die de ernst van de situatie onderschat. Het loopt voortdurend mis bij de opsporing. Het beleid wordt onvoldoende geëvalueerd en het is niet altijd duidelijk waar oplossingen worden gezocht. De Kamer kan de staatssecretaris niet afrekenen op resultaten. Daarom moet het landelijk team blijven bestaan. Het kan dan een basis vormen voor grootschalig onderzoek en opsporing. Er zijn sowieso meer mensen nodig voor het goed behartigen van deze taak. Natuurlijk is het goed dat er ook regionaal mensen worden ingezet, maar de centrale dienst moet blijven bestaan.

Mevrouw Vos pleit er ten slotte voor dat de halfjaarlijkse CITES-rapportage wordt voortgezet.

De staatssecretaris bestrijdt dat zij de ernst van de situatie onderschat. Zij wijst erop hoe intensief zij zich met dit onderwerp bezighoudt. De ernst van de situatie vraagt om een andere aanpak en de manier waarop het nu is georganiseerd met een uitbreiding van het aantal formatieplaatsen, de vertakkingen, de expertiseopbouw, de opleiding, de uitwisseling van ervaring en deskundigheid met politie en douane en zeker ook de manier waarop de AID-mensen in het veld meer bij de opsporing en handhaving worden betrokken, biedt meer mogelijkheden dan een strikt landelijke aanpak. Deze werkwijze moet op zijn minst een kans krijgen.

De vacatures moeten zo snel mogelijk worden opgevuld. De AID gaat ervan uit dat alle vacatures voor het einde van dit jaar zijn vervuld.

De genoemde incidenten zijn haar niet bekend. De AID heeft een 24-uursdienst en is 24 uur bereikbaar. Telefoontjes komen altijd door, al wordt niet altijd teruggekoppeld wat ermee is gedaan. Het feit dat zich incidenten hebben voorgedaan, wil natuurlijk niet zeggen dat het niet goed is geregeld. Zij antwoordt bevestigend op de vraag of zij over die incidenten wil worden ingelicht. Dit geldt ook voor de eerder genoemde brieven van het WNF en de FFF.

De KLM handelt alle eigen vluchten af en de vluchten van alliantiemaatschappijen. Volgens de RVV zijn enkele probleemzendingen afgehandeld, maar de rest is teruggestuurd. De keuringspunten op Schiphol moeten voldoen aan de gestelde eisen. Verder wordt er waar mogelijk voor gezorgd dat de betrokken dieren niet worden vervoerd.

De Kamer krijgt afschrift van de brieven over de in gebreke stelling door de Europese Commissie.

Het verslag over de CITES-activiteiten zal nadrukkelijk onderdeel uitmaken van de halfjaarlijkse milieurapportage. Aan de hand daarvan kan natuurlijk altijd opnieuw over dit onderwerp worden gesproken.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Ter Veer

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

De Lange


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Swildens-Rozendaal (PvdA), Ter Veer (D66), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Feenstra (PvdA), Poppe (SP), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Stellingwerf (ChristenUnie), M. B. Vos (GroenLinks), Augusteijn-Esser (D66), Klein Molekamp (VVD), Passtoors (VVD), Th. A. M. Meijer (CDA), Hermann (GroenLinks), Geluk (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), Ross-van Dorp (CDA), Oplaat (VVD), Schoenmakers (PvdA), Waalkens (PvdA), Udo (VVD), Herrebrugh (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD) en Dijsselbloem (PvdA).

Plv. leden: Van Vliet (D66), Depla (PvdA), Ravestein (D66), Zijlstra (PvdA), Albayrak (PvdA), Kant (SP), Mosterd (CDA), Van Middelkoop (ChristenUnie), Van der Steenhoven (GroenLinks), Scheltema-de Nie (D66), Verbugt (VVD), Cornielje (VVD), Rietkerk (CDA), Karimi (GroenLinks), Kamp (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Van Wijmen (CDA), Buijs (CDA), Weekers (VVD), Dijksma (PvdA), Bolhuis (PvdA), O. P. G. Vos (VVD), De Boer (PvdA), Te Veldhuis (VVD) en Duivesteijn (PvdA).

Naar boven