27 400 XIV
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (XIV) voor het jaar 2001

nr. 101
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 1 juni 2001

Hierbij zend ik u mijn reactie op de volgende punten:

• De besluitvorming van de provincie Zuid-Holland over de ontwikkelingen in de glastuinbouw. Tijdens het algemeen overleg Glastuinbouw d.d. 20 februari heb ik toegezegd de Kamer op de hoogte te stellen van de ontwikkelingen rondom transformatie en herstructurering van het glastuinbouwcomplex in Zuid-Holland nadat de provincie Zuid-Holland een Plan van Aanpak zou hebben opgesteld.

• De vraag van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij waarin mij verzocht is te reageren op een brief van de gemeente Naaldwijk d.d. 5 maart 2001 inzake herstructurering glastuinbouw, alsook de motie Waalkens c.s. (27 400 XIV, nr. 81) inzake de locatie van het proefstation voor de glastuinbouw.

• De besluitvorming met betrekking tot de toezegging van subsidie in het kader van de Stimuleringsregeling Inrichting Duurzame Glastuinbouwgebieden (STIDUG).

Ontwikkelingen in de glastuinbouw in de provincie Zuid-Holland

Inmiddels is het plan van aanpak van de provincie Zuid-Holland beschikbaar. Naar aanleiding hiervan heb ik op 7 mei jl. een gesprek gevoerd met Commissaris van de Koningin Franssen en gedeputeerde Van der Sar. Tijdens dit gesprek zijn de volgende twee punten besproken:

1. Herstructurering Westland in relatie tot de financiële problematiek.

2. Ontwikkeling projectlocatie glastuinbouw in de Zuidplaspolder.

Ad. 1 Herstructurering Westland in relatie tot de financiële problematiek

De provincie Zuid-Holland laat in het Plan van Aanpak zien dat zij sterk in gaat zetten op de glas-as die loopt over Westland, B-driehoek en Zuidplaspolder. Deze glas-as dient daarbij als één samenhangend ontwikkelingsgebied gezien te worden, waarbij naast de ruimtelijke relaties ook tal van andere verbanden, zowel op bestuurlijk als op sectorniveau, van belang zijn. Het plan van aanpak richt zich op het stimuleren en faciliteren van de glasontwikkeling in de verschillende deelgebieden van de glas-as en tegelijkertijd op voldoende sturing op de samenhang en de relaties teneinde de glastuinbouw in Zuid-Holland in de gehele as op een economisch en kwalitatief hoger plan te brengen. Vanzelfsprekend is daarbij dat er voldoende samenhang en synergie in het zogenoemde glastuinbouwcomplex blijft bestaan, c.q. dat deze versterkt wordt.

De herstructurering van het Westland is een belangrijk item voor de provincie. De inzet van de provincie Zuid-Holland richt zich dan ook mede op de participatie van de provincie in een regionale ontwikkelingsmaatschappij die in het kader van het Integraal Ontwikkelingsplan Westland (IOPW) in voorbereiding is. Om de herstructurering van de glastuinbouw in Zuid-Holland te stimuleren zet de provincie 10 miljoen gulden in. Dit geld wordt besteed aan activiteiten die aansluiten bij een duurzame en integrale herstructurering van het Westland. Het gaat hierbij met name om de financiering in leefkwaliteit en groen.

Ik zet in aanvulling op de eerder beschikbaar gestelde NLG 4 mln, een bedrag van NLG 30 mln uit de brandstofcompensatiegelden in voor de InfrastructuurRegeling Glastuinbouw (IRG), welke zich richt op de gebieden Westland en Aalsmeer. De provincie zal de programmering van deze middelen en daarmee de prioritering ter hand nemen. De provincie zal voorts samen met LNV op zoek gaan naar de nog ontbrekende financiële middelen voor de Infrastructuurregeling.

Ad 2. Ontwikkeling projectlocatie glastuinbouw in de Zuidplaspolder

Ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkeling van de glastuinbouw heeft de provincie aangegeven dat zij zowel in het kader van de verkenningen ten behoeve van de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening als in het kader van de streekplanherzieningen, de noodzakelijke stappen zal nemen om 200 ha netto glas in de Zuidplaspolder te reserveren voor glastuinbouw en tegelijkertijd de verspreide vestiging van glastuinbouw in de provincie Zuid-Holland tegen te gaan. Bij de herziening van het streekplan Zuid-Holland Oost zal de aanduiding «reservering glastuinbouw streekplanuitwerking» opgenomen worden.

Aan die streekplanuitwerking worden randvoorwaarden gesteld. Eén daarvan zal luiden dat de uitwerking gereed moet zijn op het moment dat de bestemde ruimte in de B-driehoek en de Zuidplaspolder zover is gerealiseerd dat duidelijk is dat de gereserveerde ruimte beschikbaar moet komen.

In 2003 zal de streekplanprocedure afgerond zijn. Om er voor te zorgen dat er geen vertraging optreedt bij de realisatie van een duurzame glastuinbouwlocatie in de Zuidplaspolder, is afgesproken dat het vollopen van de beschikbare ruimte voor glastuinbouw in de B-driehoek halfjaarlijks zal worden gemonitored.

Reactie op de brief van de gemeente Naaldwijk en de motie Waalkens c.s.

Zowel in mijn brief van 14 februari jongstleden aan de vaste commissie voor LNV (lnv0000197) als in het algemeen overleg van 15 februari ben ik uitvoerig ingegaan op de overwegingen die bij mij hebben geleid tot de keuze voor Bleiswijk e.o. als locatie voor een nieuw te bouwen proefstation voor de glastuinbouw. Op enkele van die overwegingen zal ik nog nader ingaan.

Centraal staat voor mij dat het praktijkonderzoek een goede infrastructuur nodig heeft die krachtig en gebundeld is. Ook om bedrijfseconomische redenen is het noodzakelijk het praktijkonderzoek voor de glastuinbouw te concentreren.

In de motie wordt geconstateerd dat nieuwbouw in Bleiswijk substantieel duurder is dan uitbreiding van de bestaande locatie in Naaldwijk. Qua investeringsbedrag is dit juist, maar bezien over een langere periode zal nieuwbouw niet tot hogere exploitatiekosten leiden dan vernieuwing van Naaldwijk, met analoge gevolgen voor de onderzoektarieven. De sector heeft zich uitdrukkelijk uitgesproken vóór nieuwbouw in plaats van vernieuwbouw vanwege de innovatieve uitstraling ervan naar de sector.

In de brief van de gemeente Naaldwijk wordt gesteld dat ik mij tijdens het algemeen overleg van 15 februari jl. zou hebben beroepen op de verkregen instemming van het provinciaal bestuur van Zuid-Holland. In het overleg heb ik aangegeven dat de keuze voor Bleiswijk de steun heeft van het college van GS van Zuid-Holland. Provinciale Staten hebben op 21 februari daaraanvolgend een motie aanvaard voor handhaving van de onderzoekslocatie in Naaldwijk.

Ook spreken uit de brief van de gemeente Naaldwijk twijfels over mijn overweging dat er brede instemming zou zijn van de gemeenschappelijke ondernemingsraad en van de sector over mijn keuze voor Bleiswijk. Deze constatering is in strijd met hetgeen ik zowel schriftelijk als mondeling meerdere malen aan de Kamer heb gemeld. Inmiddels ontving ik brieven van de ondernemingsraad en van de sector waarin zij hun steun aan de keuze voor Bleiswijk nogmaals bevestigen (bijlage). De personele aspecten en de opvatting van het bedrijfsleven wegen voor mij zwaar.

Alles overwegend blijf ik bij mijn keuze voor nieuwbouw van het proefstation in Bleiswijk e.o. Deze keuze maakt onderdeel uit van de strategische visie over de ontwikkeling van de glastuinbouw in Zuid-Holland.

Besluitvorming STIDUG

Inmiddels heeft er door de Dienst Landelijk gebied (DLG) een beoordeling plaatsgevonden van de aanvragen voor subsidie onder de STIDUG. Zes van de tien voorkeurslocaties uit het bestuurlijk afsprakenkader herstructurering glastuinbouw (d.d. 06-01-2000) hebben in het kader van de STIDUG een aanvraag ingediend. Het betreft hier de locaties Koekoekspolder (IJsselmuiden), Grootslag, «Het Rundedal» (Emmen), Californië, Bergerden en Berlikum. De eerste drie genoemde locaties werden door DLG naar hun duurzaamheidsaspecten het beste beoordeeld. Ik heb op basis van deze beoordeling besloten de subsidieaanvragen van deze drie locaties toe te wijzen. Daartoe heb ik het vooraf vastgestelde subsidieplafond verhoogd naar NLG 55 mln, zodat het beschikbare bedrag van NLG 45 mln uit de ICES-middelen ruimschoots is aangewend. De extra NLG 10 mln die nodig is voor de verhoging van het subsidieplafond zal beschikbaar komen door een gedeelte van de ICES-middelen naar voren te halen. Toekenning van nog meer projecten stijgt ver boven het subsidieplafond uit en past niet bij de opzet van een tenderregeling, waarbij de naar duurzaamheid best beoordeelde projecten worden gehonoreerd.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L. J. Brinkhorst

Naar boven