27 400 XIV
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (XIV) voor het jaar 2001

nr. 100
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 23 mei 2001

De vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij1 en de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid2 hebben op 25 april 2001 overleg gevoerd met minister Brinkhorst van Landbouw, Visserij en Natuurbeheer en minister Vermeend van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over seizoenarbeid in de agrarische sector.

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA) brengt naar voren dat er al meer dan zeven jaar wordt gezocht naar een oplossing voor de problematiek in de seizoenarbeid. In de sector zijn veel inspanningen verricht. Men heeft er alles aan gedaan om voldoende arbeid te verwerven binnen de bestaande bestanden. Uit het marktplanrapport blijkt echter dat het probleem blijft bestaan, dat het benodigde aantal werknemers het aanbod verre overtreft en dat het aantal tewerkstellingsvergunningen dat nu wordt uitgegeven nog steeds niet voldoende is. LTO-Nederland pleit in een brief voor een verruiming van het voorstel en voor een uitzondering via de Wet arbeid vreemdelingen (WAV), zodat voor Poolse werknemers niet de prioriteitsgenietende toets (prio-toets) hoeft te worden gebruikt. Er kan dan een korte procedure worden gevolgd, zodat er voldoende aspergestekers, aardbeienplukkers en in het najaar fruitplukkers zullen zijn.

Keer op keer blijkt dat de procedure bij de Arbeidsvoorziening te lang is. Dat is het knelpunt waar ook de tuinbouw mee zit. Kan de garantie worden gegeven dat binnen twee weken een besluit zal worden genomen over het verlenen van een tewerkstellingsvergunning? Een ander knelpunt betreft tewerkstellingsvergunningen voor Poolse studenten. Die worden in onvoldoende mate afgegeven. Kunnen de ministers daarnaar kijken en dat knelpunt oplossen?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) is van mening dat het probleem van de seizoenarbeid opgelost moet kunnen worden binnen de bestaande regelgeving. Er zijn afspraken gemaakt en het ministerie en de sector hebben zich daarvoor ingezet. Toch loopt het niet zoals het zou moeten. De WAV moet het uitgangspunt blijven en de prio-toets moet ook gehandhaafd worden, maar de bureaucratische uitvoering van de regelgeving zou sneller moeten. Nu moet als alles is getoetst, het nog vanuit de regio naar een hoger orgaan van arbeidsvoorziening. Kan dat niet gedecentraliseerd worden? Kunnen de regio's niet meer verantwoordelijkheid krijgen? Dat zou versnellend kunnen werken. Is verder een sectorale aanpak niet een oplossing?

De heer Santi (PvdA) wil niet alleen kijken naar de vraagstelling of Poolse seizoenarbeiders toegelaten moeten worden op de arbeidsmarkt, maar ook naar het structurele probleem. Als wordt gesproken over vrij verkeer van mensen en diensten, geldt dat ook voor mensen uit andere landen, zoals Spanje, Portugal en Griekenland. Hebben de werkgevers uit de sector daar geen behoefte aan? In de brief van de minister wordt verwezen naar het SER-advies over arbeidsmobiliteit in de EU. Het kabinet moet daarover nog een standpunt formuleren. Er zullen dan ook niet op korte termijn voorstellen tot verruiming worden gedaan. De Europese Commissie zal namelijk pas over een paar jaar een besluit nemen.

Verleden jaar is een folder verschenen, waarin allerlei wegen worden aangegeven om tijdig in te spelen op eventuele problemen met seizoenarbeid. Bovendien wordt in de folder aangegeven dat als er sprake is van een onvoorziene omstandigheid, zoals het omslaan van het weer, het ministerie van SZW de regelgeving soepeler zal hanteren. Voldoet de minister nog aan alles wat in de folder wordt gesteld of moet die folder bijgesteld worden?

De heer Ter Veer (D66) merkt op dat het probleem omtrent de seizoenarbeid al vele jaren bestaat. Een nieuw probleem is dat er voor studenten die stage willen lopen bureaucratische belemmeringen zijn. Het moet echter mogelijk zijn om studenten te schiften van mensen die hier willen komen werken om geld te verdienen. Kunnen de ministers toezeggen dat in het kader van uitwisseling Poolse studenten hier mogen werken?

Is er in de ogen van beide ministers reden om te twijfelen aan de duidelijkheid over de procedures voor het verlenen van een arbeidsvergunning voor asielzoekers? De heer Ter Veer heeft begrepen dat is besloten dat de eerste zeven jaar een overgangstermijn zal zijn. Dat geldt niet alleen voor de Polen die willen komen werken in de bestaande EU-lidstaten, maar ook voor alle nieuwe potentiële toetreders. Dat betekent een verslechtering van de bestaande situatie.

Het antwoord van de regering

De minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft tijdens het AO over de biologische landbouw van 25 januari toegezegd met zijn collega van SZW te zullen spreken over mogelijkheden voor snellere en ruimere toegang van Polen. De procedures van de WAV en de gang van zaken rond seizoenarbeid in de agrarische sector zijn aan een analyse onderworpen. Als de tuinders de procedures van de WAV volgen, kunnen Polen in Nederland werken. Verruiming van de wettelijke voorwaarden voor de toegang van Polen is niet op korte termijn te realiseren, maar in de uitvoering wordt er alles aan gedaan om de procedures zo soepel mogelijk te laten verlopen.

Het uitgangspunt van het huidige beleid is om mensen in een uitkeringssituatie zo snel mogelijk aan het werk te helpen. Daarom moet terughoudend worden omgegaan met het uit het buitenland halen van arbeidskrachten. Er zijn verschillende opties. De eerste is een aanpassing van de vergunningsprocedure. Die biedt op korte termijn echter weinig mogelijkheden. Verder is er een SER-advies verschenen en het kabinet bereidt daarover een standpunt voor dat richtinggevend zou moeten zijn. Ten slotte moet er op een praktische wijze worden gewerkt aan de vermindering van de problematiek en worden bekeken of er concrete aanzetten kunnen worden gegeven. Aangezien wetswijzigingen tijd kosten, moet voor een praktische benadering worden gekozen, waarbij de Arbeidsvoorziening en de sector meer met elkaar gaan samenwerken.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft afspraken gemaakt met LTO-Nederland. Als die afspraken goed worden uitgevoerd, hoeft er geen probleem te zijn. De sector kan al in een vroeg stadium aan de slag met de prio-toets. Als men kan laten zien dat men in voldoende mate heeft geworven in Nederland en vervolgens in het EER-gebied (Europese economische ruimte), kan men gaan werven in bijvoorbeeld Polen. Hij meent dat er goede afspraken zijn gemaakt en is dan ook verbaasd over de brief van LTO. In die brief wordt een voorstel gedaan dat niet uitgevoerd kan worden, omdat daarvoor een wetswijziging of een internationaal verdrag nodig is. Dat kan niet worden geregeld via een ministeriële regeling.

De minister is bereid om nog eens naar de gemaakte afspraken te kijken, maar als die niet werken, had men hem eerder moeten bellen. Hij zal echter met de sector bekijken of de gemaakte afspraken geactualiseerd moeten worden. Als dat moet gebeuren, zal dat wel gebeuren vanuit de visie dat de sector ook een verantwoordelijkheid heeft.

Bij de asielzoekers was toegezegd dat binnen twee weken een besluit zou worden genomen. Voor normale aanvragen geldt een termijn van maximaal vijf weken. Als er echter calamiteiten optreden, kan er ook binnen twee weken een besluit worden genomen. De sector heeft verder een eigen verantwoordelijkheid en moet anticiperen. Men mag bij de minister aankloppen, maar dan moet men wel kunnen laten zien dat men zich ervoor heeft ingezet. Men kan namelijk vooruit zien en vooruit plannen en dus op tijd gaan werven. De arbeidsvoorwaarden spelen overigens ook een belangrijke rol. Op een krappe arbeidsmarkt wordt er op dat punt geconcurreerd. De mensen die willen gaan werken, kunnen kiezen en gaan het werk doen waarmee zij het meest verdienen.

Bij de studentenregeling gaat het erom dat buitenlandse studenten zonder prio-toets een tewerkstellingsvergunning kunnen krijgen. Het moet dan echter wel gaan om een stage die noodzakelijk is voor de afronding van de studie of om een vakgerichte basisopleiding. Dat moet blijken uit een verklaring van de buitenlandse school. Verder mogen zij maar 10% van het vaste personeelsbestand uitmaken. De oplossing moet dan ook niet worden gezocht bij die studenten. Het gaat er meer om dat in de huidige situatie praktische maatregelen worden genomen, zodat er bijvoorbeeld minder bureaucratie zal zijn.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA) heeft in tegenstelling tot de minister van SZW begrepen dat, als men wil dat voor de Polen dezelfde procedure wordt gevolgd die ook voor de asielzoekers is gevolgd, geen wetswijziging nodig is. Er kan dan namelijk een ministeriële beschikking worden uitgevaardigd, ex artikelen 8 en 22 van de WAV. Dan zou voor buitengewone omstandigheden, zoals scholing en internationale uitwisseling, kunnen worden afgeweken van de prio-toets. Er moeten dan uiteraard wel eisen kunnen worden gesteld aan de sector. Zij heeft van de sector begrepen dat men bereid is om hierover afspraken te maken. Daar zou dan een jaar mee kunnen worden proefgedraaid en aan het eind van dat jaar kan dan worden bekeken wat de resultaten zijn. Als het helemaal uit de hand loopt, kan het weer worden teruggedraaid en kan de oude procedure weer worden gevolgd.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) is het met de minister van SZW eens dat er sprake moet zijn van minder bureaucratie. De regionaal directeur geeft nu pas aan het einde van het traject een niet-bindend advies aan de algemene landelijke directie, waarna deze binnen vijf weken een advies moet geven. Kan dat niet sneller? Kan het niet meer op regionaal niveau worden afgehandeld?

De minister van LNV wil wachten op wat in de EU wordt afgesproken over de nieuw toetredende landen. Zal hij dit punt echter ook aansnijden bij zijn Brusselse collega's?

De heer Santi (PvdA) vraagt of nog problemen zijn waarvoor geen oplossingen zijn bedacht. Als de minister in overleg gaat met de sector en als duidelijk wordt dat er problemen zijn die niet zijn meegenomen, laat hij de Kamer dat dan weten, zodat de Kamer kan bekijken of bijstelling nodig is?

Er kan niet zomaar bij ministeriële beschikking worden afgeweken van de prio-toets. In het uitvoeringsbesluit worden wel uitzonderingen genoemd, maar dan gaat het om gespecialiseerde functies en dergelijke. Dat is wat anders dan dat er in dit land geen voldoende aanbod zou zijn.

De heer Ter Veer (D66) merkt op dat de minister van LNV zei dat het aantal studenten nooit meer mag zijn dan 10% van het personeelsbestand. Er zijn in de agrarische sector echter legio bedrijven waar naast de ondernemer maar één of misschien twee medewerkers zijn. Daar mag dan dus nooit een Poolse student stage lopen. Hij vindt dat een veel te bureaucratische benadering en wil daarom uitgaan van gezond vertrouwen, met name in de Nederlandse onderwijsinstelling die als een soort gastheer optreedt voor die buitenlandse onderwijsinstelling waar zij connecties mee hebben.

De minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij is van mening dat naar praktische oplossingen moet worden gezocht. Het probleem kan echter niet op korte termijn via wetgeving worden opgelost, aangezien de wet niet voor 1 mei kan worden aangepast. Er moet daarom worden bekeken wat de knelpunten zijn in de wetgeving en wat daaraan kan worden gedaan. De sector moet ook worden aangesproken. Men moet voldoende wervingsinspanningen verrichten, maar men moet ook marktconforme salarissen betalen.

De minister kijkt in de verschillende lidstaten hoe men omgaat met de problemen rond de seizoenarbeid. Polen zal over enige tijd lid van de Europese Unie zijn en dan kunnen Poolse arbeiders hier ervaring opdoen, die zij dan weer in Polen kunnen gebruiken. Daar staat tegenover dat de Nederlandse boeren steeds meer zullen gaan verkennen wat er in dat deel van de wereld te koop is.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid merkt op dat kleine bedrijven minimaal twee studenten aan kunnen nemen om stage te lopen.

De minister vraagt zich af of het wijzigen van het besluit de oplossing is voor de gerezen problemen. Het is niet wenselijk om in deze situatie de prio-toets buiten beschouwing te laten. De prio-toets is belangrijk zolang er nog veel mensen in dit land aan de slag moeten worden geholpen. Daar komt bij dat artikel 8, lid 3, van de WAV vreemdelingen met een verblijfsdocument betreft. Asielzoekers hebben een tijdelijk verblijfsdocument en kunnen dan ook in aanmerking komen, maar Polen hebben alleen een paspoort. De Poolse aspergestekers komen hier niet in het kader van internationale uitwisseling, zij willen gewoon geld verdienen. Daarom moet voor hen dezelfde regeling gelden als voor mensen uit andere landen.

Een oplossing waarover de minister met LTO heeft gesproken, betreft een sectorale aanpak. De sector kan daar zelf het initiatief toe nemen en daarover afspraken maken met de Arbeidsvoorziening. Men kan op tijd met de prio-toets beginnen, want iedereen weet ongeveer wanneer de oogst moet worden binnengehaald. Als de sector op tijd gaat werven, eerst op de Nederlandse markt en vervolgens op de buitenlandse markt, en als men kan laten zien dat men conform de wet voldoende inspanningen heeft gepleegd, kan men vrij snel in aanmerking komen om te werven in derde landen, waaronder Polen.

De minister is bereid om te bekijken of de afspraken die zijn gemaakt werken, wat de eventuele knelpunten zijn en hoe die kunnen worden opgelost. De Kamer zal daarover een brief krijgen van beide ministers.

Als wordt gekozen voor een decentrale aanpak, zullen er meteen discussies komen over de verschillen in behandeling. Als het centraal wordt geregeld, is de minister er direct bij betrokken en kan hij sneller opereren.

Er is nu een termijn van vijf weken, waarbinnen op landelijk niveau een beslissing moet worden genomen. Het zou mooi zijn als het sneller kan, maar dat hangt ook een beetje van de sector zelf af. Als men de gegevens meteen op tafel legt, kan het sneller. Nu moet de Arbeidsvoorziening vaak nog achter bepaalde gegevens aan en dat kost tijd.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Ter Veer

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Terpstra

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

De Lange


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Swildens-Rozendaal (PvdA), Ter Veer (D66), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Feenstra (PvdA), Poppe (SP), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Stellingwerf (ChristenUnie), M.B. Vos (GroenLinks), Augusteijn-Esser (D66), Klein Molekamp (VVD), Passtoors (VVD), Th.A.M. Meijer (CDA), Hermann (GroenLinks), Geluk (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Schoenmakers (PvdA), Waalkens (PvdA), Udo (VVD), Herrebrugh (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Dijsselbloem (PvdA).

Plv. leden: Van Vliet (D66), Depla (PvdA), Ravestein (D66), Zijlstra (PvdA), Albayrak (PvdA), Kant (SP), Mosterd (CDA), Van Middelkoop (ChristenUnie), Van der Steenhoven (GroenLinks), Scheltema-de Nie (D66), Verbugt (VVD), Cornielje (VVD), Rietkerk (CDA), Karimi (GroenLinks), Kamp (VVD), Reitsma (CDA), Van Wijmen (CDA), Weekers (VVD), Dijksma (PvdA), Bolhuis (PvdA), O.P.G. Vos (VVD), De Boer (PvdA), Te Veldhuis (VVD), Duivesteijn (PvdA), Buijs (CDA).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), voorzitter, Biesheuvel (CDA), Schimmel (D66), Noorman-den Uyl (PvdA), ondervoorzitter, Kamp (VVD), Van Lente (VVD), Van Dijke (ChristenUnie), Bakker (D66), Visser-van Doorn (CDA), De Wit (SP), Van der Knaap (CDA), Harrewijn (GroenLinks), Balkenende (CDA), Van Gent (GroenLinks), Smits (PvdA), Verburg (CDA), Bussemaker (PvdA), Spoelman (PvdA), Örgü (VVD), Van der Staaij (SGP), Santi (PvdA), Wilders (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Bolhuis (PvdA).

Plv. leden: E. Meijer (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Giskes (D66), Kortram (PvdA), Blok (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Van Middelkoop (ChristenUnie), Van Vliet (D66), Stroeken (CDA), Marijnissen (SP), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Rosenmöller (GroenLinks), Schoenmakers (PvdA), Dankers (CDA), Wagenaar (PvdA), Middel (PvdA), Weekers (VVD), Van Walsem (D66), Oudkerk (PvdA), De Vries (VVD), Van Splunter (VVD), Van der Hoek (PvdA), Hamer (PvdA).

Naar boven