nr. 10
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 20 oktober 2000
Op 30 augustus 2000 heb ik het advies «Het belang van samenhang»
van de Raad voor het Landelijk Gebied ontvangen. Dit advies is het antwoord
op de adviesaanvraag «beleid en ruimte voor verschillende landbouw-
en ontwikkelingssporen», en behandelt ontwikkeling, afstemming en integratie
in het landelijk gebied.
Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij, de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
en de Minister van Verkeer en Waterstaat, mijn reactie op dit advies aan.
Hoofdpunten van het advies
Het landelijk gebied bevat collectieve waarden, sociaal-culturele waarden
en economische waarden. Voor het uiterlijk van het landelijk gebied en voor
de leefbaarheid, het beheer en de toegankelijkheid zijn de toekomstige ontwikkelingen
ten aanzien van natuur, cultuurhistorie, recreatie, landbouw, economische
activiteiten en wonen van doorslaggevend belang. De RLG kiest het landschap
als ordenend principe voor de ontwikkeling van het landelijk gebied. Het landschap
is een dynamisch verschijnsel, waarvoor geldt dat alle economische en andersoortige
activiteiten zijn toegestaan, mits ze de kwaliteit van dit landschap versterken.
De RLG concludeert mede op grond van toekomstbeschrijvingen (ook gebaseerd
op internationale ontwikkelingen) van de functies in het landelijk gebied,
dat
• afstemmen en integreren van beleid voor de afzonderlijke functies
onontkoombaar is;
• het formuleren van een doel voor het landelijk gebied uitgangspunt
moet zijn;
• keuze van een nieuw uitgangspunt voor ordening en integratie van
functies noodzakelijk is.
De RLG beveelt aan voor de beoogde afstemming en integratie
• een vernieuwd bestuurlijk kader te scheppen;
• alert te zijn op afstemming en integratie;
• lokale vrijheid te geven binnen een nationaal ruimtelijk kader;
• lokale geïntegreerde kwaliteitsbenadering te bevorderen en
hiervoor randvoorwaarden te scheppen;
• een «integratietoets» te hanteren bij de inzet van
gemeenschapsgeld.
Reactie op de hoofdpunten van het advies
Het begrip kwaliteit is uitgangspunt voor de ontwikkeling van het landelijk
gebied in de recente kabinetsnota's «Voedsel en Groen» en «Natuur
voor mensen, mensen voor natuur». Kwaliteit is ook een centraal begrip
in de eind dit jaar te publiceren Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening. Kwaliteit
is enerzijds een randvoorwaarde voor alle activiteiten die in het landelijk
gebied plaatsvinden en anderzijds een begrip dat recht doet aan de diversiteit
aan landschappen die kenmerkend is voor ons land. Het kabinet onderschrijft
voor een belangrijk deel dat het landschap in het landelijk gebied uitgangspunt
is en ordenend principe moet zijn. Het kabinet wenst echter ruimte te houden
voor overheden om op bepaalde plaatsen functies te kunnen toewijzen.
Het kabinet kiest voor kwaliteit van de leefomgeving in zowel het landelijk
als het stedelijk gebied. In de nota «Natuur voor mensen mensen voor
natuur» kiest het kabinet ervoor om 400 000 hectare cultuurlandschap
landschappelijk op te knappen en duurzaam beheer veilig te stellen.
Het kabinet concretiseert het begrip kwaliteit door middel van bevordering
van onder meer duurzaam beheer, landschappelijk verantwoord ondernemen, goede
landbouwpraktijk. Landschap vormt de onderlegger in een meer ontwerp- en ontwikkelingsgerichte
aanpak van het ruimtelijk beleid. Het kabinet heeft de ambitie om bij ontwerp
en besluitvorming de landschappelijke kwaliteit waar mogelijk te verbeteren.
Provincies en gemeenten hebben hierbij een belangrijke rol, omdat deze een
ontwerpende planningsaanpak moeten doorvertalen in ruimtelijke plannen op
provinciaal en (boven)gemeentelijk niveau.
Het is de bedoeling dat ruimtelijke ontwikkelingen consequent worden getoetst
op kwaliteit op alle schaalniveau's. Overheden kunnen zich hierbij laten adviseren
door onafhankelijke deskundigen. Deze aanpak zal verder worden uitgewerkt
en worden opgenomen in de Vijfde Nota en het Structuurschema Groene Ruimte
2 (SGR2).
De conclusie van de RLG dat afstemmen en integreren van beleid voor verschillende
functies onontkoombaar is, wordt onderschreven. De belangrijkste opgave voor
het SGR 2 is om de ruimtelijk relevante doelen voor het landelijk gebied,
zoals die zijn omschreven in de Vijfde Nota, het Nationaal Verkeer en Vervoer
Plan (NVVP), Natuur voor mensen mensen voor natuur, Voedsel en Groen met elkaar
in verband te brengen, operationeel te maken en waar nodig van instrumenten
te voorzien. Op deze wijze wordt een adequate uitvoering gewaarborgd.
Tot slot ga ik nog in op de aanbeveling van de Raad over een vernieuwd
bestuurlijk kader. De Raad meent dat de huidige provincies te klein worden
voor een adequaat middenbestuur en dat de samenwerking in landsdelen moet
uitmonden in nieuwe institutionele kaders. Momenteel wordt er in het kader
van de Vijfde Nota en het NVVP bestuurlijk overlegd met landsdelen teneinde
de inbreng van de verschillende regio's, provincies en gemeenten zo goed mogelijk
tot hun recht te laten komen. Het kabinet heeft echter niet het voornemen
om dit te laten uitmonden in nieuwe institutionele kaders. Momenteel vigeert
het Bestuursakkoord Nieuwe Stijl (BANS). BANS beoogt – zonder ingrepen
in de structuur van het binnenlands bestuur – door een andere
werkwijze bij te dragen aan de beheersing en oplossing van maatschappelijke
problemen.
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
G. H. Faber