27 400 XIV
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (XIV) voor het jaar 2001

nr. 10
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 20 oktober 2000

Op 30 augustus 2000 heb ik het advies «Het belang van samenhang» van de Raad voor het Landelijk Gebied ontvangen. Dit advies is het antwoord op de adviesaanvraag «beleid en ruimte voor verschillende landbouw- en ontwikkelingssporen», en behandelt ontwikkeling, afstemming en integratie in het landelijk gebied.

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Verkeer en Waterstaat, mijn reactie op dit advies aan.

Hoofdpunten van het advies

Het landelijk gebied bevat collectieve waarden, sociaal-culturele waarden en economische waarden. Voor het uiterlijk van het landelijk gebied en voor de leefbaarheid, het beheer en de toegankelijkheid zijn de toekomstige ontwikkelingen ten aanzien van natuur, cultuurhistorie, recreatie, landbouw, economische activiteiten en wonen van doorslaggevend belang. De RLG kiest het landschap als ordenend principe voor de ontwikkeling van het landelijk gebied. Het landschap is een dynamisch verschijnsel, waarvoor geldt dat alle economische en andersoortige activiteiten zijn toegestaan, mits ze de kwaliteit van dit landschap versterken.

De RLG concludeert mede op grond van toekomstbeschrijvingen (ook gebaseerd op internationale ontwikkelingen) van de functies in het landelijk gebied, dat

• afstemmen en integreren van beleid voor de afzonderlijke functies onontkoombaar is;

• het formuleren van een doel voor het landelijk gebied uitgangspunt moet zijn;

• keuze van een nieuw uitgangspunt voor ordening en integratie van functies noodzakelijk is.

De RLG beveelt aan voor de beoogde afstemming en integratie

• een vernieuwd bestuurlijk kader te scheppen;

• alert te zijn op afstemming en integratie;

• lokale vrijheid te geven binnen een nationaal ruimtelijk kader;

• lokale geïntegreerde kwaliteitsbenadering te bevorderen en hiervoor randvoorwaarden te scheppen;

• een «integratietoets» te hanteren bij de inzet van gemeenschapsgeld.

Reactie op de hoofdpunten van het advies

Het begrip kwaliteit is uitgangspunt voor de ontwikkeling van het landelijk gebied in de recente kabinetsnota's «Voedsel en Groen» en «Natuur voor mensen, mensen voor natuur». Kwaliteit is ook een centraal begrip in de eind dit jaar te publiceren Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening. Kwaliteit is enerzijds een randvoorwaarde voor alle activiteiten die in het landelijk gebied plaatsvinden en anderzijds een begrip dat recht doet aan de diversiteit aan landschappen die kenmerkend is voor ons land. Het kabinet onderschrijft voor een belangrijk deel dat het landschap in het landelijk gebied uitgangspunt is en ordenend principe moet zijn. Het kabinet wenst echter ruimte te houden voor overheden om op bepaalde plaatsen functies te kunnen toewijzen.

Het kabinet kiest voor kwaliteit van de leefomgeving in zowel het landelijk als het stedelijk gebied. In de nota «Natuur voor mensen mensen voor natuur» kiest het kabinet ervoor om 400 000 hectare cultuurlandschap landschappelijk op te knappen en duurzaam beheer veilig te stellen.

Het kabinet concretiseert het begrip kwaliteit door middel van bevordering van onder meer duurzaam beheer, landschappelijk verantwoord ondernemen, goede landbouwpraktijk. Landschap vormt de onderlegger in een meer ontwerp- en ontwikkelingsgerichte aanpak van het ruimtelijk beleid. Het kabinet heeft de ambitie om bij ontwerp en besluitvorming de landschappelijke kwaliteit waar mogelijk te verbeteren. Provincies en gemeenten hebben hierbij een belangrijke rol, omdat deze een ontwerpende planningsaanpak moeten doorvertalen in ruimtelijke plannen op provinciaal en (boven)gemeentelijk niveau.

Het is de bedoeling dat ruimtelijke ontwikkelingen consequent worden getoetst op kwaliteit op alle schaalniveau's. Overheden kunnen zich hierbij laten adviseren door onafhankelijke deskundigen. Deze aanpak zal verder worden uitgewerkt en worden opgenomen in de Vijfde Nota en het Structuurschema Groene Ruimte 2 (SGR2).

De conclusie van de RLG dat afstemmen en integreren van beleid voor verschillende functies onontkoombaar is, wordt onderschreven. De belangrijkste opgave voor het SGR 2 is om de ruimtelijk relevante doelen voor het landelijk gebied, zoals die zijn omschreven in de Vijfde Nota, het Nationaal Verkeer en Vervoer Plan (NVVP), Natuur voor mensen mensen voor natuur, Voedsel en Groen met elkaar in verband te brengen, operationeel te maken en waar nodig van instrumenten te voorzien. Op deze wijze wordt een adequate uitvoering gewaarborgd.

Tot slot ga ik nog in op de aanbeveling van de Raad over een vernieuwd bestuurlijk kader. De Raad meent dat de huidige provincies te klein worden voor een adequaat middenbestuur en dat de samenwerking in landsdelen moet uitmonden in nieuwe institutionele kaders. Momenteel wordt er in het kader van de Vijfde Nota en het NVVP bestuurlijk overlegd met landsdelen teneinde de inbreng van de verschillende regio's, provincies en gemeenten zo goed mogelijk tot hun recht te laten komen. Het kabinet heeft echter niet het voornemen om dit te laten uitmonden in nieuwe institutionele kaders. Momenteel vigeert het Bestuursakkoord Nieuwe Stijl (BANS). BANS beoogt – zonder ingrepen in de structuur van het binnenlands bestuur – door een andere werkwijze bij te dragen aan de beheersing en oplossing van maatschappelijke problemen.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G. H. Faber

Naar boven