27 400 XIII
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2001

nr. 15
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 21 november 2000

Tijdens het Algemeen Overleg op 18-11-1999 over de evaluatie van de Winkeltijdenwet (26 800 XIII, nr. 41) zegde ik toe, met de Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid de behoefte aan en uitvoerbaarheid van zondagsopenstelling van winkels in achterstandswijken na te gaan en uw Kamer van het resultaat op de hoogte te stellen. Mede namens de Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid deel ik u het volgende mee.

Uitvoerbaarheid

Binnen het huidige wettelijk kader is bezien wat mogelijk is ten aanzien van verruiming van openingstijden van winkels in achterstandswijken. Daartoe is zowel de Winkeltijdenwet (WTW) als het Vrijstellingenbesluit WTW onder de loep genomen. Allereerst is getracht navolging te geven aan de suggestie die in bovengenoemd Algemeen Overleg is gedaan. Die suggestie hield in dat gemeenten in de gelegenheid worden gesteld, achterstandswijken aan te wijzen als gebieden waarin hetzelfde regime geldt als in toeristische gebieden. Het toeristisch regime echter leent zich niet voor toepassing op achterstandswijken omdat een achterstandswijk zeker niet per definitie kan worden gelijkgesteld met een toeristisch gebied. Evenmin biedt een andere bepaling uit de huidige WTW ruimte om navolging te geven aan bovengenoemde verruiming van openingstijden. Vervolgens is nagegaan of het Vrijstellingenbesluit WTW een opening biedt. Het Vrijstellingenbesluit ziet alleen op landelijke vrijstellingen. Het is niet mogelijk binnen het kader van dit besluit een voorziening te treffen met een niet-landelijke strekking. Immers, de formeelwettelijke grondslag van het besluit, te weten artikel 5 van de WTW, voorziet niet in de mogelijkheid van maatwerk om bepaalde achterstandswijken aan te laten wijzen.

Een en ander betekent dus dat wetswijziging nodig is om te bereiken dat zondagsopenstelling van winkels in achterstandswijken mogelijk wordt.

Behoefte

De behoefte aan de mogelijkheid om 's zondags winkels in achterstandswijken open te laten zijn, is gepeild in gesprekken met medewerkers van enkele gemeenten en van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Het idee riep noch bij deze gemeenten, noch bij de VNG enthousiasme op maar vooral vragen, bezwaren en kanttekeningen (nog los van het algemene vraagstuk van zondagsrust). Dit kwam ook tot uiting tijdens een bijeenkomst van het Ministerie van Economische Zaken met de G30 (dertig gemeenten die deelnemen aan het Grote-Stedenbeleid).

Veel gehoorde bedenkingen en vragen (dus niet noodzakelijk de mijne) zijn de volgende.

• Achterstandswijken liggen vaak rond het centrum. Wil openstelling van winkels in achterstandswijken zin hebben, moeten de winkels in het centrum dan niet dicht? In de meeste gemeenten zal dat strijden met het speerpuntenbeleid m.b.t. het centrum.

• Winkeliers wier godsdienst een andere rustdag dan de zondag voorschrijft mogen hun winkel nu al op zondag openen. Daardoor zijn in veel achterstandswijken op zondag al meer winkels open dan in niet-achterstandswijken.

• Het is de vraag of winkels in deze wijken veel kopers van daarbuiten aantrekken. Dit geldt temeer als de winkels in het centrum ook geopend zijn.

• Mochten deze winkels al koopkracht van elders aantrekken, zal dat dan niet ten koste gaan van aangrenzende net-niet-achterstandswijken?

• Winkelen op zondag doet men vooral voor zijn plezier (kleding, cd's en dergelijke). Zal men voor dit zogenaamde funshoppen niet eerder naar het centrum of een toeristisch gebied gaan?

• Verschillende gemeenten hebben toeristische gebieden aangewezen. Daar mogen op zondag de winkels open zijn. Als daar ook nog de achterstandswijken bijkomen zal dat tot nog meer klachten over oneerlijke concurrentie leiden.

• Een wijk met weinig winkels trekt geen klanten van buiten aan, terwijl de klandizie uit de wijk zelf te klein zal zijn om openstelling in economische termen te rechtvaardigen. Veel achterstandswijken zullen te klein blijken voor een rendabele openstelling.

Naast de genoemde bezwaren zag men ook wel voordelen in zondagopenstelling in achterstandswijken.

• Als zou blijken dat kopers van buiten de wijk gebruik maken van de zondagopenstelling versterkt dat het economisch draagvlak van de wijk. Dat zou temeer wenselijk zijn omdat het draagvlak in de meeste oude wijken verzwakt door een afnemend inwoneraantal.

• Ook vanuit de sociale invalshoek kan zondagopenstelling bijdragen aan synergie met de economische en fysieke invalshoek van het Grote-Stedenbeleid: ingeval aankopen meer worden gespreid over de zondag en de andere dagen leidt dit op zondag tot meer veiligheid en op weekdagen tot minder piekbelasting (van bijvoorbeeld beschikbare parkeerruimte).

Hoe men ook over de verschillende pro's en contra's moge denken, duidelijk is dat vooralsnog onzekerheid overheerst. De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid en de Staatssecretaris van Economische Zaken zullen onder meer dit vraagstuk bespreken in het eerstvolgend overleg met bestuurders van de grote gemeenten. De Staatssecretaris van Economische Zaken zal u van de uitkomst op de hoogte stellen.

Zondagopenstelling van winkels in achterstandswijken kan een interessante optie zijn als dat die wijken een duwtje in de goede richting geeft. Daarom zal ik mij actief inspannen om de onzekerheid die nu nog bestaat te verkleinen, bijvoorbeeld door met onderzoek aan te haken bij plaatselijke initiatieven, ook al betreffen die initiatieven zondagopenstelling in niet alleen achterstandswijken. Eventuele resultaten zal ik uw Kamer meedelen.

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Naar boven