Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 27400-XI nr. 94 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 27400-XI nr. 94 |
Vastgesteld 17 juli 2001
De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 heeft op 20 juni 2001 overleg gevoerd met minister Pronk van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over:
– brief van 16 mei 2000 met rapport «Activiteiten handhaving ruimtelijk beleid 1999» (VROM-2000-452);
– lijst van vragen en antwoorden (26 800-XI, nr. 73);
– brief van 9 april 2001 met rapportage «Activiteiten handhaving ruimtelijk beleid 2000» (VROM-2001-388).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Schoenmakers (PvdA) merkt op dat de teugels op het gebied van de handhaving ruimtelijk beleid de laatste jaren zijn aangehaald. De uitbreiding van het aantal inspecteurs van de ruimtelijke ordening is een behoorlijke vooruitgang.
Hoe wordt de kwestie van de rustende boer – het illegaal realiseren van een opstal – verder afgehandeld?
De herziening van de Wet op de ruimtelijke ordening werpt haar schaduw al vooruit. De daarin op te nemen bepaling dat het college van burgemeester en wethouders jaarlijks aan de gemeenteraad moet rapporteren over de handhaving van het ruimtelijk beleid heeft zijn steun.
In het rapport Activiteiten handhaving ruimtelijk beleid 2000 staat dat het toezicht exclusief wordt gereserveerd voor de minister van VROM. Moet hieruit worden afgeleid dat sprake is van een hiërarchie, dat het departement veel meer bevoegdheden naar zich toe trekt en dat het Rijk zich op een hoger niveau positioneert?
In een aantal gevallen wordt de ecologische hoofdstructuur doelbewust geschonden. In de Vijfde nota wordt aan de gemeentebesturen gevraagd om de rode en groene contouren te respecteren. Alleen die gemeentebesturen die een onberispelijke staat van dienst hebben op het gebied van de handhaving mogen de contouren in beeld brengen. Er valt nog heel wat te doen.
De heer Schoenmakers zou graag willen beschikken over fotorapportages van overtredingen op het gebied van de ruimtelijke ordening.
Verdient het geen aanbeveling kleine gemeenten te stimuleren om regiodiensten te vormen die letten op de handhaving?
Mevrouw Verbugt (VVD) merkt op dat de belangrijkste schakel tussen de overheid en de burger op het gebied van de ruimtelijke ordening de gemeente is die de bestemmingsplannen maakt. De uitvoering van de ruimtelijke regelgeving en de handhaving schieten in vele gemeenten tekort. Hoewel er verbeteringen zijn opgetreden, is het algemene beeld nog steeds zorgelijk. Het is een goede zaak dat het aantal rijksinspecties is uitgebreid.
Er komen veel klachten binnen van burgers die menen dat het met de ruimtelijke regelgeving en de afgifte van bouwvergunningen slecht is gesteld. De gemeenteraad is de eerstaangewezene om het college van burgemeester en wethouders te controleren. Hoe kan het debat over het ruimtelijke beleid in de gemeenteraad worden gestimuleerd? Het rapport van de rijksinspecties zou naar de gemeenteraad kunnen worden gestuurd in plaats van naar het college. De raad moet structureel meer betrokken worden bij het toezicht op de handhaving. Wordt de Wet op de ruimtelijke ordening op dit punt aangepast? Hoe kan het toezicht op de gemeenten worden versterkt? Er is niets op tegen dat aan de rijksinspecties meer armslag is gegeven. Moet het toezicht op de gemeenten niet meer in één hand worden gebracht, bijvoorbeeld bij de provincies?
De rijksinspecties staan ver af van de burgers en hebben in de beleving niet een herkenbare plaats. Burgers die de weg naar de rijksinspectie weten te vinden en melden dat er in hun gemeente feiten zijn die een nadere controle wenselijk maken, krijgen dan te horen dat de desbetreffende gemeente niet in het jaarprogramma zit. Dat draagt niet bij aan een sterk vertrouwen in de overheid. Is er een taak voor de rijksinspectie weggelegd in het kader van het piepsysteem van de burger? Hoe staat het met het meldpunt?
Het opereren van de rijksinspecties roept wel eens vragen op bij de gemeenten. Het is niet duidelijk waaraan zij toetsen. Soms is dat iets meer dan het vigerende beleid. Het komt voor dat gemeentelijke voornemens worden tegengehouden op basis van beleid dat er nog niet is: de Vijfde nota. Welke opdracht heeft de minister meegegeven aan de rijksinspecties? Hoe wordt omgegaan met nieuw beleid in wording? Mevrouw Verbugt pleit ervoor om de overgangsperiode zo kort mogelijk te houden en de doorwerking van beleid zo snel mogelijk te effectueren naar streek- en bestemmingsplannen.
Wanneer kan de wijziging van de Wet op de ruimtelijke ordening tegemoet worden gezien?
De heer Van Wijmen (CDA) neemt met instemming kennis van de rapportages. De versterking van de rijksinspecties lijkt duidelijk nut af te werpen.
Er is weinig gebruik gemaakt van de vervangingsbevoegdheid. Sinds 1998 zijn er geen aanwijzingen meer gegeven in het kader van streekplannen. Het aantal streekplanprocedures is in 2000 verdubbeld.
Hoe beoordeelt de minister of er sprake is van verenigbaarheid van de gebruikte planologische figuur met de doelstellingen van de Vijfde nota?
De heer Van Wijmen stelt met tevredenheid vast dat het aantal toezichtsonderzoeken toeneemt. Gehoopt moet worden dat een preventieve werking uitgaat van de handhavingsacties.
Het is van belang dat in de bestuursovereenkomsten de handhaving van op water en natuur gerichte wetgeving mede wordt betrokken. Opvallend is wat in Brabant gebeurt: optreden tegen niet-bestemmingsplanconform gebruik van leegkomende gebouwen op het platteland. Worden de ervaringen ook gebruikt door andere provincies met vergelijkbare problemen?
Er bestaat een bepaalde samenhang tussen handhavingsacties en toezichtsonderzoeken. Vormt een actie een aanleiding om een onderzoek in te stellen? Hoe krijgt een inspectie kennis van een eventuele overtreding?
In de rapportage 2000 wordt meegedeeld dat het ruimtelijkeordeningsstelsel bewust niet als hiërarchisch stelsel is ontwikkeld. Verder staat er: «Het Rijk heeft bijzonder belang bij het streekplan. Als in dat plan het rijksbeleid goed is opgenomen, zal de toetsing van bestemmingsplannen een relatief eenvoudige zaak zijn.» Dat is wel hiërarchisch. Hoe wordt die hiërarchie in de komende Wet op de ruimtelijke ordening vastgelegd?
Wat de vervangingsbesluiten en beroepen van inspecties bij de vrijstellingen ex artikel 19 oude stijl betreft, valt het op dat in verschillende gevallen gebruik is gemaakt van die bevoegdheid omdat sprake is van een dreigende inbreuk op de ecologische hoofdstructuur. Is daar sprake van een bewuste beleidsgerichte keuze, gericht op handhaving van natuurwaarden?
De handhavingsbevoegdheden van de provincies zijn problematisch. Wordt dat op korte termijn opgevangen of wordt gewacht op de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening?
Hoe staat het met de sanctiemogelijkheden voor toezichthouders? Is er sprake van handjeklap tussen de inspecties en provincies over de inhoud van de rapportages?
Wordt de menskracht van de inspecties van de ruimtelijke ordening gericht op het tweedelijnstoezicht?
Mevrouw Ravestein (D66) meent dat er sinds 1998 – voor die tijd was er nauwelijks aandacht voor de handhaving – wel degelijk iets is gebeurd op het gebied van de handhaving van het ruimtelijk beleid. In de toekomst wordt meer rekening gehouden met de handhaafbaarheid. Uitvoering en handhaving van ruimtelijke regelgeving laten nog steeds te wensen over.
Het is een goede zaak dat het aantal toezichtsonderzoeken is toegenomen en dat aanbevelingen van inspecties meestal worden overgenomen. Daarmee is handhaving nog lang niet een vanzelfsprekende zaak. Het belang van een serieus gemeentelijk handhavingsbeleid blijkt nog steeds niet overal te worden beseft, zo schrijft de minister met enig gevoel voor understatement.
In de fundamentele herziening van de Wet op de ruimtelijke ordening zal de minister komen met een verruiming van de mogelijkheden en instrumenten voor gemeenten om handhavend te kunnen optreden. De huidige instrumenten worden onvoldoende ingezet. Hoe weet de minister dat nieuwe instrumenten zullen worden benut? Een mogelijk nieuw instrument is het inkaderen van beleid van andere overheden vooraf en het stellen van randvoorwaarden aan gemeenten. Is dat geen achteruitgang? Gaat het accent niet te veel van uitvoering naar beleidsvoorbereiding? Is er al enig zicht op verbetering van de in het antwoord genoemde vier thema's? Moet een schriftelijk vastgelegd handhavingsbeleid door een gemeente niet verplicht worden gesteld?
Hoe belangrijk handhaving door het Rijk ook wordt gezien, er is geen financiële steun aan gemeenten omdat handhaving van de wet een reguliere taak is. Waarom wordt er niet tijdelijk gefaciliteerd om de zaak op de rails te zetten? Het probleem is niet zozeer onwil als wel onvoldoende oog hebben voor handhaving.
De handhaving hangt nog vooral af van het piepsysteem. Dat werkt alleen goed als de regels voor de burgers duidelijk zijn, als zij weten bij wie moet worden geklaagd en als zij kunnen vertrouwen op het bestemmingsplan. Is het voor de burger wel inzichtelijk welke regels gelden, nu zo gemakkelijk kan worden afgeweken van het bestemmingsplan via artikel 17? Moet hieraan iets worden gedaan?
De minister vindt het gewenst dat de gemeente primair verantwoordelijk blijft voor de handhaving van de ruimtelijke regelgeving vanuit het oogpunt van inzichtelijkheid voor de burger. Is dat wel de echte reden?
De minister zet de ouderdom van provinciale plannen op een rijtje. Acht streekplannen dateren uit de periode 1994–1998. Hoe beoordeelt de minister dat? Is er reden om ook streekplannen aan een actualiteitstermijn van tien jaar te binden?
Ten slotte wil mevrouw Ravestein weten uit welk jaar het oudste bestemmingsplan van Nederland (Den Haag) stamt.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks) meent dat de minister een goede start heeft gemaakt met de handhaving van ruimtelijk beleid. Zonder pardon wordt er opgetreden tegen gemeenten die er een potje van maken, een uitgangspunt dat haar aanspreekt. Voor een perfecte handhaving is nog een lange weg te gaan. Overal is wel wat aan de hand en dat baart haar grote zorgen. 10% van de gemeenten is onderworpen aan een toezichtsonderzoek. Het beeld stemt niet vrolijk: sterk verouderde bestemmingsplannen, bouwaanvragen die onvoldoende worden getoetst, overtredingen die niet worden bestreden en het welbewust negeren van nationaal beleid. Stimuleringsactiviteiten richten zich op deelgebiedjes. Bestuursovereenkomsten ziet zij als vrijblijvend geleuter. In vrijwel alle gevallen is het streven niet gericht op perfecte handhaving, maar een bevredigende handhaving op een deelterrein (het bedrijventerrein in Limburg en het voorbeeldproject buitengebied in Drenthe). Er is veel onderhandelingsruimte voor inspecties en gemeenten. In de rapportage wordt gesteld, dat aanvankelijke bezwaren van rijkszijde op bevredigende wijze kunnen worden weggenomen. Welke gevallen krijgt de minister door zijn inspectie voorgelegd? Is er sprake van «wheel and deal»? Tegen handjeklap in de ruimtelijke ordening moet worden opgetreden. Wanneer zal de perfecte handhaving een feit zijn?
In het verleden is veel gerotzooid met artikel 19 WRO. Hoe wordt omgegaan met de eis van een goede ruimtelijke onderbouwing als van dat artikel gebruik wordt gemaakt? Over welke projecten gaat het?
Moet voor de regionale structuurplannen niet een procedure als bij het streekplan worden gevoerd, met de bestuursrechtelijke procedure en meer democratische waarborgen? Kan een dergelijk voorstel tegemoet worden gezien bij de fundamentele herziening van de Wet op de ruimtelijke ordening?
Voor kleine gemeenten lijkt de handhaving een probleem. In hoeverre wordt gebruikgemaakt van de WGR of regiodiensten? In hoeverre staan financiële drempels een perfecte handhaving bij armlastige gemeenten in de weg?
Het is een goede zaak dat de gemeenteraden meer inzicht krijgen in het handhavingsbeleid.
Wat de permanente bewoning van vakantiehuisjes betreft, vraagt mevrouw Van Gent wanneer de Kamer voorstellen ter vereenvoudiging van de bewijslast en een wetsvoorstel tot wijziging van de Wet economische delicten krijgt.
Hoe staat het met de voortgang van de digitalisering van bestemmingsplannen?
Overschrijding van termijnen lijkt soms een kansberekening. Als een gemeente terecht wordt gewezen, zou die gemeente gedurende een bepaalde tijd geen artikel 19-procedure mogen beginnen en bovendien een forse boete moeten betalen.
Op de Tiplijn lokaal signaal heeft mevrouw Van Gent gelezen dat in Valkenswaard een villa plat moet van het ministerie. Het is een goede zaak dat wordt ingegrepen, maar de vraag rijst wie dit betaalt.
De minister releveert dat de opmerkingen in het rapport over de hiërarchie betrekking hebben op de huidige WRO die met opzet niet hiërarchisch is geformuleerd. Het Rijk schrijft iets voor, maar niet alles werkt letterlijk en automatisch door. Er is beleidsvrijheid binnen de gestelde kaders. In toenemende mate zijn hiërarchische instrumenten vorm gegeven, die in de nieuwe opzet kunnen worden toegepast. Macroplannen, regionale plannen en bestemmingsplannen dienen logisch op elkaar afgestemd te worden. Ze moeten passen in kaders die op een hoger niveau zijn vastgesteld. In de hiërarchie past een versterking van het provinciale niveau.
In de nieuwe Kaderwet bestuur en verandering verdwijnt het regionale structuurplan. Provinciegrensoverstijgende figuren – bijvoorbeeld structuurvisies of een provinciaal omgevingsplan – mogen geen bestaande procedures die democratische legitimatie inhouden uithollen.
Er is een voorontwerp van de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening dat is ingebracht in het interdepartementale overleg. Het is in de RPC in juni aan de orde. In augustus kan de ministerraad erover spreken. Bij het begin van het nieuwe parlementaire jaar kan de Kamer erover beschikken. Daarna zal zo snel mogelijk een ontwerp worden geformuleerd dat wel de officiële procedures moet doorlopen.
Vaststelling van doorwerking heeft te maken met de hiërarchie van plannen. Via de provincies moet dit mogelijk worden gemaakt. De handhavingsfunctie met betrekking tot de gemeenten wil de minister graag dicht bij hem houden. Ondanks de verscherpte inspectie hebben zich een fiks aantal ongewenste situaties voorgedaan.
De kwestie in Valkenswaard heeft veel publiciteit gekregen. In dit kader kunnen ook de gemeenten Nuenen, Venray en Zaltbommel worden genoemd. Van de week heeft de minister een brief gestuurd – de Kamer kan daarover beschikken – aan de colleges van burgemeester en wethouders, met de mededeling dat de uitvoering van de WRO in vele gemeenten op onvoldoende niveau plaatsvindt omdat ze in strijd met vigerende bestemmingsplannen bouwvergunningen verlenen. Tegen illegaal gerealiseerde bouwwerken wordt door de gemeente niet of onvoldoende opgetreden. Een gebrekkige uitvoering van de WRO heeft negatieve gevolgen voor de ruimtelijke kwaliteit. De minister zal de gemeenten daarop aanspreken en doorgaan met ingrijpen. De inspectie zal in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikmaken van de normale bestuursrechtelijke lijn. Ten gevolge van een uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is het mogelijk dat de Inspectie van de ruimtelijke ordening als belanghebbende ontvankelijk is. Zodra wordt geconstateerd dat er illegaal wordt gebouwd dan wel dat gronden worden gebruikt in strijd met de bestemming, zal de gemeente om handhaving worden verzocht. In veel gevallen is de gemeente gehouden om naar aanleiding van dat verzoek handhavend op te treden. Naar aanleiding van concrete gevallen heeft de minister overleg gehad met zijn collega van Binnenlandse Zaken. Op basis daarvan is de vergunning in overleg met de minister van Binnenlandse Zaken voor vernietiging voorgedragen bij de Kroon. Dat leidt tot vernietiging van het gebouwde. Het probleem is wie hiervan de dupe is en hoe het met de schade staat. Hij hoopt dat hiervan een preventieve werking uitgaat.
Tot nu toe moesten de inspecties informatie halen uit krantjes die niet overal worden rondgedeeld. Daarin komt verandering. Hij zal de gemeenten verplichten dat alle mededelingen over bestemmingswijzigingen op een transparante wijze worden gemeld, ook aan de inspecties. Hij ergert zich zeer aan het soms met opzet achteraf publiceren. Dat is een van de redenen voor het meldpunt lokaal signaal, dat het werk van de inspecties moet verbeteren. Ieder gemeld vermoeden van strijdigheid wordt onderzocht door de inspectie. Het gevolg hiervan is dat de minister zijn beleid beter kan aanscherpen en formuleren. De minister zal ervoor zorgen dat bij de inspecties voldoende menskracht aanwezig is. Het meldpunt is overigens tot nader order ingesteld; het zal niet eeuwig functioneren. Hij is erover verheugd dat de VNG er constructief op heeft gereageerd.
In het kader van de Vijfde nota zal hij de positie van gemeenten en provincies versterken als het gaat over de doorwerking en de formulering van het ruimtelijk beleid. De regisseur van het geheel moet wel geloofwaardig zijn. Aan de burgemeesters heeft hij meegedeeld dat zij de plicht hebben op grond van artikel 273 van de Gemeentewet om een raadsbesluit of een besluit van het college dat naar het (vermoedelijk) oordeel van de burgemeester voor vernietiging door de Kroon in aanmerking komt, via Gedeputeerde Staten voor te leggen aan de minister. Dat moet gebeuren binnen twee dagen na het nemen van het besluit. De wet verbindt daaraan het gevolg dat het besluit gedurende 30 dagen niet wordt uitgevoerd. Er is in dit kader een concreet geval: Zaltbommel. Daar zijn dezer dagen beslissingen inzake de bouw van nieuwe kassen genomen die geheel in strijd zijn met de geest van het desbetreffende bestemmingsplan. Daar is sprake van een zekere mate van verstrengeling van belangen. De minister zal hier actie gaan ondernemen.
Hij heeft de indruk dat het handhaven in kleine gemeenten slechter gaat dan in grotere. Mogelijk heeft dit te maken met het gegeven dat het lokaal bestuur min of meer anoniem beslissingen kan nemen en met de schaal van de diensten. In vele gemeenten gaat het overigens goed. Het aantal toezichtsonderzoeken zal toenemen en ze zullen gericht gebeuren. Er zijn meerdere gemeenten onder verscherpt toezicht geplaatst, waaronder Venray en Nuenen. De consequentie hiervan is dat de mogelijkheden van de gemeenten om zelfstandig beslissingen te nemen er niet meer zijn. De beslissingen worden op een hoger niveau goedgekeurd. Iedereen komt aan bod, en sommige eerder dan andere op basis van signalen. In sommige delen in Nederland gaat het wat beter dan in andere delen. De minister heeft besloten om de vergunningen voor de voorgenomen bouw en aanbouw van een aantal woningen in Venray, in strijd met het stankcirkelbeleid, niet te vernietigen. De burgers wisten het niet. De gemeente heeft het stankbeleid doelbewust genegeerd.
Het democratisch proces in de gemeenten moet worden versterkt door bijvoorbeeld een jaarlijks debat in de raad over de handhaving van het ruimtelijk beleid. Het is geen garantie dat het goed gaat. Afwijkingen van regels op lokaal niveau moeten niet bij voorbaat worden gelegitimeerd met de gedachte dat de regels niet goed zijn.
In de overgangsperiode tussen de Vijfde nota, deel I en deel III, zal de regelgeving op het gebied van de handhaving op een flexibele wijze worden toegepast. Uitgangspunt voor de inspecties is de bestaande regelgeving in de Vierde nota. In het kader van de doorwerking en planvorming kan de inspecteur vooruitkijken en niet uitsluitend de criteria in de Vierde nota hanteren. Alles gebeurt onder de verantwoordelijkheid van de minister. Wat Ruimte voor water betreft, kan de minister zich voorstellen dat straks om waterkundige redenen en vanwege dynamisch vooruitwerken tot de conclusie wordt gekomen dat in de Zuidplaspolder bij Gouda beter niet kan worden gebouwd.
Het oudste bestemmingsplan van Nederland in Den Haag dateert van 1926.
De minister vindt dat de streekplannen aan een actualiseringstermijn moeten worden gebonden.
Hij zal proberen de kleine gemeenten te stimuleren om veel meer gebruik te maken van gemeenschappelijkheid. Hij zal nagaan of er financiële drempels bij armlastige gemeenten zijn geconstateerd.
Wat de vakantiehuisjes en de permanente bewoning betreft, deelt de minister mee, dat hij met betrekking tot de Wet economische delicten in overleg is met zijn collega van Justitie. De Kamer zal hierover binnen afzienbare tijd een brief ontvangen. Het probleem van de bewijslast is nog niet opgelost. Met collega De Vries voert hij hierover overleg. Hem is meegedeeld dat de uitspraak in de Harderwijkse zaak daarop niet direct betrekking heeft, maar wel een symptoom is. De suggestie om te kijken naar het gedrag van desbetreffende gemeenten – inschrijven en belasting heffen – zal in het overleg met de staatssecretaris worden ingebracht.
Met genoegen wil hij fotorapportages publiek maken.
Er kan op een sceptische wijze over de bestuursovereenkomsten of convenanten tussen Rijk en bedrijfsleven worden gesproken. Met meer recht kunnen kritische kanttekeningen worden geplaatst bij het fenomeen van overeenkomsten tussen organen die geen overeenkomst met elkaar horen te sluiten. Overeenkomsten tussen instellingen die publiek zijn, zijn niet zo vanzelfsprekend. Persoonlijk ondertekent de minister geen enkele bestuursovereenkomst meer, zeker niet in een publieke bijeenkomst met pers erbij.
Versterking van de menskracht op het terrein van de ruimtelijke ordening zal vooral bij het tweedelijnstoezicht plaatsvinden. Het aantal eerstelijnsactiviteiten van de inspecties zou kunnen worden vergroot. In het kader van het tweedelijnstoezicht moet meer gebruik worden gemaakt van aanwijzingen en sancties.
Mevrouw Verbugt (VVD) stelt vast dat de minister buitengewoon actief bezig is om de gemeenten die hun taken niet naar behoren hebben uitgevoerd op het goede spoor te brengen, maar wel veel naar zich toe trekt.
Zij pleit ervoor dat de gemeenteraden meer discussiëren over de handhaving, zodat er in het begin minder misgaat.
De heer Van Wijmen (CDA) meent, dat in kleine gemeenten de democratische controle niet echt werkt. Er kan ieder jaar wel een handhavingsdebat worden gevoerd, maar het werkt niet echt.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks) pleit voor het digitaliseren van bestemmingsplannen opdat de toegankelijkheid wordt vergroot.
De strijdbare houding van de minister terzake van de Zuidplaspolder spreekt haar erg aan.
Ten slotte vraagt zij of de inspecties en gemeenten zich schuldig maken aan «wheel and deal».
De minister ontkent dat sprake is van «wheel and deal». Instructies worden uitgevoerd. De kloof tussen beleid en uitvoering mag niet groter worden. Overleg tussen de minister en een gedeputeerde is normaal.
Er wordt naar gestreefd om in 2003 50% van de nieuwe bestemmingsplannen gedigitaliseerd ter beschikking te hebben.
Hij meldt dat het bij de Zuidplaspolder over woningbouw gaat.
Ten slotte meent hij dat met betrekking tot kleine gemeenten niet gegeneraliseerd moet worden. Er zijn kleine gemeenten waar het goed loopt. Het heeft overigens niet te maken met politieke partijen, maar met sociale verhoudingen, soms machtsverhoudingen.
Samenstelling: Leden: Witteveen-Hevinga (PvdA), Van Middelkoop (ChristenUnie), Feenstra (PvdA), Verbugt (VVD), Poppe (SP), Duivesteijn (PvdA), Augusteijn-Esser (D66), Klein Molekamp (VVD), Hofstra (VVD), ondervoorzitter, Th.A.M. Meijer (CDA), voorzitter, Luchtenveld (VVD), Van Wijmen (CDA), Kortram (PvdA), Ravestein (D66), Van der Steenhoven (GroenLinks), Van Gent (GroenLinks), Rietkerk (CDA), Oplaat (VVD), Van der Staaij (SGP), Schoenmakers (PvdA), Waalkens (PvdA), Udo (VVD), Mosterd (CDA), Ten Hoopen (CDA) en Depla (PvdA).
Plv. leden: Dijksma (PvdA), Stellingwerf (ChristenUnie), Valk (PvdA), Van Lente (VVD), De Wit (SP), Van Heemst (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Van Beek (VVD), Geluk (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Blok (VVD), Biesheuvel (CDA), Crone (PvdA), Giskes (D66), M.B. Vos (GroenLinks), Halsema (GroenLinks), Van den Akker (CDA), Niederer (VVD), Van 't Riet (D66), Spoelman (PvdA), Hindriks (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Visser-van Doorn (CDA), Leers (CDA) en De Boer (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27400-XI-94.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.