Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 27400-X nr. 48 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 27400-X nr. 48 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 25 juni 2001
In november 2000 aanvaardde de Tweede Kamer de motie Van den Doel-Zijlstra-Van 't Riet (27 400-X, nr. 14), waarin wordt gevraagd om een structurele voorziening voor de financiering van projecten ter versterking van de Europese veiligheid. In het bijzonder vraagt de motie een hogere prioriteit te geven aan de commandofaciliteiten van het tweede amfibische transportschip en aan de uitbreiding van de Koninklijke marechaussee voor internationale politietaken. Rekening houdend met de vorderingen die met de versterking van de Europese defensie worden gemaakt in het kader van de Europese Unie en van het «Defence Capabilities Initiative» (DCI) van de Navo, heeft het kabinet gekozen voor een gefaseerde aanpak. De Voorjaarsnota, die het kabinet onlangs vaststelde, trekt f 100 miljoen uit voor projecten ter versterking van de Europese defensiesamenwerking. Dit bedrag wordt toegevoegd aan de voorziening van f 200 miljoen, die daarvoor is getroffen in de zomer van 2000.
Deze brief beperkt zich niet tot de besteding van deze aanvullende voorziening en de stand van zaken van de in november 2000 aangekondigde Europese projecten. Tegen de achtergrond van de ontwikkelingen rondom de Headline Goal en het DCI en van het Nederlandse beleid terzake wordt tevens ingegaan op de toenemende Europese oriëntatie van de Nederlandse krijgsmacht. In dat kader heb ik besloten de huidige defensieplanning bij te stellen. Tevens beschrijft deze brief een aantal mogelijke nieuwe projecten, waarmee Nederland in de toekomst kan bijdragen aan de versterking van de Europese militaire capaciteiten.
Headline Goal en DCI: het momentum handhaven
De verwezenlijking van de Europese «Headline Goal» – het vermogen om, met ingang van 2003, 50 000 à 60 000 militairen gedurende minstens een jaar in te zetten voor crisisbeheersingstaken – vergt grote inspanningen. De door de Europese Raad van Nice vastgestelde «Headline Goal Catalogue» en de doelstellingen van het «Defence Capablities Initiative» (DCI) van de Navo onderstrepen de noodzaak gedurende vele jaren te investeren om de Europese militaire tekortkomingen op te heffen. We moeten voorkomen dat het EVDB na zijn slagvaardige begin tempo verliest. De verfijning van de «Catalogue» en de uitwerking van het«review mechanism» stellen hoge eisen aan het Zweedse en, vanaf 1 juli a.s., aan het Belgische EU-voorzitterschap. Nederland zet zich er voor in het momentum te behouden en concrete afspraken te maken over de opheffing van militaire tekortkomingen. Ik heb dat onder meer gedaan tijdens de informele vergadering van de EU-ministers van Defensie van 14 en 15 mei jl., waarover ik u afzonderlijk heb geïnformeerd. Bij die gelegenheid heb ik opnieuw gepleit voor coördinatie tussen de EU-lidstaten en tussen de EU en de Navo om de tekorten zo doelmatig mogelijk op te heffen en voor de nodige «peer pressure» om ervoor te zorgen dat landen hun toezeggingen ook werkelijk nakomen.
Wat betreft het DCI is het, ondanks de goede bedoelingen, nog allerminst zeker dat tijdens de Navo-top in Praag (eind 2002) concrete afspraken zullen kunnen worden gemaakt over de opheffing van militaire tekortkomingen. De Europese regeringen moeten er zowel in de EU als in de Navo voor zorgen dat het proces van versterking van de defensie-inspanningen niet verzandt. De SG Navo Robertson sprak in dat verband waarschuwende woorden tijdens de bijeenkomst van de Navo-ministers van Defensie van 7 en 8 juni jl. U bent over deze vergadering geïnformeerd in een afzonderlijke brief.
Verschillende landen, waaronder Italië, Luxemburg, Portugal, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk hebben een stijgende defensiebegroting; Duitsland herstructureert zijn krijgsmacht, zij het met de nodige budgettaire beperkingen. Frankrijk en Duitsland zijn met het Verenigd Koninkrijk de «trekkers» van het Airbus A 400 M (militair transportvliegtuig) project en hebben ambitieuze initiatieven genomen op satellietgebied. Ook andere landen hebben toezeggingen gedaan, die de komende maanden worden uitgewerkt. Hoewel er nog vele obstakels moeten worden overwonnen, gaat het erom deze ontwikkeling door te zetten. Nederland zal er in elk geval alles aan doen om de partners en bondgenoten ervan te overtuigen dat extra inspanningen zijn geboden. De versterking van de bilaterale en multilaterale defensiesamenwerking omvat ook de materieelsamenwerking. Een actief beleid op dat terrein biedt mogelijkheden tot synergie en doelmatigheid. Naast gezamenlijke ontwikkeling en verwerving van materieel kan ook intensivering van materieel-logistieke samenwerking de doelmatigheid bevorderen.
Vorig najaar kondigde het kabinet ten behoeve van de «Capabilities Commitment Conference» de Nederlandse bijdrage aan voor de «Headline goal». Het gaat om dezelfde capaciteiten die Nederland heeft aangeboden aan de Navo voor niet-artikel 5 operaties en aan de Weu. Hierbij werd verwezen naar het in de Defensienota vastgelegde Nederlandse ambitieniveau voor deelneming aan crisisbeheersingsoperaties. Zoals is uiteengezet in mijn brieven van 13 november en 19 december jl. wil Nederland daarenboven extra maatregelen nemen ter bevordering van de effectiviteit en de doelmatigheid van de Europese defensie-inspanningen. Daarop wordt in deze brief nader ingegaan.
Het ministerie van Defensie blijft de Europese ontwikkelingen op de voet volgen en zal de bestaande defensieplannen, waar nodig, opnieuw bijstellen. Deze benaderingswijze wordt mede ingegeven door de «Ministerial Guidance», de politieke richtlijnen voor de defensieplanning die de Navo-ministers van Defensie in december jl. hebben vastgesteld (zie Kamerstuk 27 400 X, nr. 25). De ministers kwamen overeen dat de defensieplanning zich moet toespitsen op «de meest waarschijnlijke scenario's». Zij stelden vast dat in belangrijke mate dezelfde middelen nodig zijn voor artikel-5 en niet-artikel-5 operaties. Meer aandacht zal uitgaan naar crisisbeheersing. De «Ministerial Guidance» bepaalt ook – voor het eerst in een Navo-planningdocument – dat gedurende de planperiode (2003–2008) geen rekening hoeft te worden gehouden met een grootschalige aanval op het Navo-grondgebied. De evaluatie van de plannen van de Defensienota heeft ook aan betekenis gewonnen door de hernieuwde aandacht in Washington voor «burdensharing». De nieuwe Amerikaanse regering wijst, nog nadrukkelijker dan de vorige, op de noodzaak de Europese militaire capaciteiten ook werkelijk te versterken.
Toenemende Europese oriëntatie
De afgelopen periode heb ik het EVDB tot speerpunt van het defensiebeleid gemaakt. De versterking van de Europese militaire capaciteiten aan de hand van Headline Goal en DCI staat daarbij centraal. Aan deze Europese oriëntatie ligt, kort samengevat, de overweging ten grondslag dat de toenemende Europese samenwerking nieuwe mogelijkheden biedt om het grootste struikelblok bij de verwezenlijking van een effectieve Europese crisisbeheersingscapaciteit, de versplintering van de Europese defensie-inspanningen, uit de weg te ruimen. Versterking van bilaterale en multinationale defensiesamenwerking dient daarom een wezenlijk bestanddeel te zijn van het streven naar versterking van de Europese militaire capaciteiten. Nederland zal geen kans onbenut laten om, tezamen met andere landen, de defensie-inspanningen doelmatiger in te richten door «pooling» van militaire middelen, gemeenschappelijke projecten en taakspecialisatie. Tegelijkertijd wordt gewerkt aan een nadere analyse van de Europese tekorten zodat Nederland gericht kan bijdragen aan het opheffen van deze tekorten.
Deze aanpak zal de komende jaren verder worden uitgewerkt. Nederland stelt zich daarbij actief op om ook andere landen tot deelname aan dergelijke samenwerkingsprojecten te bewegen. De intensivering van de internationale samenwerking met Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk van het afgelopen najaar moet dan ook nadrukkelijk als een eerste stap worden beschouwd. Langs deze weg kan stapsgewijs en op pragmatische wijze worden toegewerkt naar geïntegreerde defensieplanning en taakspecialisatie. In dat kader heb ik besloten het Short-range air defence (Shorad)-project een aantal jaren uit te stellen om in samenwerking met bondgenoten (met name Duitsland) een doelmatiger organisatie van de luchtverdediging te bereiken.
Stand van zaken EVDB-voorziening
De in de brief van 13 november jl. aangekondigde Europese projecten, die worden betaald uit eerste tranche van de EVDB-voorziening van f 200 miljoen, zijn inmiddels in volle gang. Mijn collega Scharping en ik ondertekenden onlangs een overeenkomst over de Nederlandse bijdrage van f 100 miljoen aan de versterking van de Duitse luchttransportcapaciteit in ruil voor trekkingsrechten; hierover heb ik u afzonderlijk geïnformeerd. De overeenkomst met het Verenigd Koninkrijk over het «role 3» veldhospitaal is ondertekend; voor dit project is f 10 miljoen gereserveerd over de jaren 2002–2004.
De Koninklijke landmacht werkt sinds december jl. aan de versterking van het hoofdkwartier van het Duits-Nederlandse legerkorps. De plannen voor de versterking van de bevelvoeringscapaciteiten van het eerste legerkorps, waarvoor f 53 miljoen wordt gereserveerd over de periode 2001–2003, worden de Kamer in de loop van dit jaar voorgelegd. De Nederlandse deelneming aan het Sostar-ontwikkelingsprogramma, waarmee in de jaren 2001–2003 f 9 miljoen gemoeid is, ligt op schema; de Kamer is hierover ingelicht bij brief van 22 februari jl.
De EVDB-voorziening biedt voldoende ruimte voor de volledige financiering van de commandofaciliteiten op het tweede amfibische transportschip; overeenkomstig de motie Van den Doel-Zijlstra-Van 't Riet wordt daarvoor (maximaal) f 77 miljoen gereserveerd; het overgrote deel hiervan komt tot besteding in de jaren 2003–2006. Met het oog op de bevordering van Europese doelmatigheid is internationale co-financiering voor dit project gewenst, maar de inspanningen terzake hebben tot dusver geen resultaten opgeleverd.
Ook het tweede in de motie Van den Doel-Zijlstra-Van 't Riet genoemde project wordt uitgevoerd. Ter versterking van de Europese capaciteit voor internationale politiemissies (de civiele «Headline Goal») heeft de regering in oktober 2000 besloten de Koninklijke marechaussee vanaf 2003 te versterken met honderd functionarissen. Het gaat om een maatregel met structurele budgettaire effecten, waarvoor in de periode 2002–2005 een voorziening is getroffen van f 30 miljoen. Op 5 april jl. is de Kamer ingelicht over de uitvoering van de in oktober 2000 aangekondigde voornemens met betrekking tot Nederlandse deelneming aan internationale civiele politiemissies.
Tevens wordt de EVDB-voorziening gebruikt voor de versnelde invoering van een defensiebreed «tracking» en «tracing»-systeem. Tijdens het Algemeen Overleg van 5 juni jl. heeft staatssecretaris Van Hoof de behoefte aan dit operationeel-logistieke systeem, waarmee inzicht kan worden verkregen in de goederenstroom van en naar het operatiegebied, uiteengezet. Hij kondigde toen een versnelling aan van de invoering. De verwerving van een «tracking» en «tracing»-capaciteit draagt bij aan de versterking van de «rapid deployment»-capaciteit van de Nederlandse krijgsmacht en past in de DCI- en Headline Goal-doelstellingen om de mobiliteit en de inzetbaarheid van de Europese krijgsmachten te verhogen. De kosten van ongeveer f 40 miljoen worden gedekt met f 19 miljoen uit EVDB-middelen en aangevuld vanuit de Defensiebegroting. Een brief terzake wordt u in het kader van het Defensie Materieelkeuze Proces afzonderlijk aangeboden.
Tenslotte heeft de European Air Group besloten ter bevordering van de internationale effectiviteit en doelmatigheid een cel op te richten voor de coördinatie van de inzet van luchttransport- en tankercapaciteit («European Air Transport Coordination Cell, EATCC»). Aan deze op vliegbasis Eindhoven te vestigen coördinatiecel is een eenmalige investering van f 2 miljoen verbonden, die Nederland voor zijn rekening zal nemen. De exploitatiekosten worden geraamd op f 500 000 per jaar, die worden gedeeld door de EAG-landen.
In de bijlage is een overzicht opgenomen van de besteding van de tot dusver beschikbaar gestelde EVDB-middelen.
Bijstelling huidige defensieplanning
In het licht van de toenemende Europese oriëntatie van de Nederlandse krijgsmacht moeten de defensieplannen van de Defensienota 2000 kritisch worden getoetst. Plannen en investeringsprojecten moeten immers, waar dat mogelijk is, worden gekoppeld aan die van andere Europese landen. Meer gemeenschappelijkheid kan immers leiden tot grotere effectiviteit en doelmatigheid. De defensieplannen moeten hieraan worden aangepast, wat ertoe leidt dat, naast de EVDB-voorziening, ook binnen de defensiebegroting geld kan worden vrijgemaakt. Dat kan enerzijds door Nederlandse investeringen deels te laten financieren door Europese bondgenoten, anderzijds door het plaatsen en/of het verleggen van accenten binnen de plannen. Hiermee kan ruimte worden geschapen voor de financiering van Europese projecten. Mijn eerder genoemde besluit het Shorad-project een aantal jaren uit te stellen en internationaal in te vullen weerspiegelt deze benadering.
De toetsing van de defensieplannen aan de Europese behoeften in Headline Goal- en DCI-verband heeft geleid tot de heroverweging van de in de Defensienota aangekondigde aanschaf van veertien tot zestien Light Utility Helicopters (LUH's), waarvoor f 285 miljoen is gereserveerd. Mijn ministerie onderzoekt thans de mogelijkheden om invulling te geven aan de Europese behoefte aan middelzware en zware transporthelikopters en met vijf toestellen bij te dragen aan de in DCI-verband nagestreefde versterking van de bondgenootschappelijke «air lift»-capaciteiten. Verder is de kwaliteit van de helikoptervloot van belang voor het functioneren van de Nederlandse krijgsmacht; de dagelijkse praktijk van de Nederlandse deelneming aan vredesoperaties toont het belang van de beschikbaarheid van transporthelikopters duidelijk aan. Internationale samenwerking is een belangrijk uitgangspunt voor de uiteindelijke keuze van (een combinatie van) helikoptertypen. De bestaande internationale samenwerking, onder meer op het terrein van opleidingen en van gevechtshelikopters, kan worden verbreed en verdiept door gezamenlijk onderhoud en poolvorming.
Tegen die achtergrond wordt het budget met f 115 miljoen vergroot tot f 400 miljoen. Hiermee wordt voorzien in de behoefte aan transporthelikoptercapaciteit en wordt tevens, door herschikking van de helikoptercapaciteit, de in de Defensienota weergegeven LUH-behoefte ingevuld. Mijn besluit de verwerving van Shorad uit te stellen schept ruimte voor deze verhoging. De exploitatiekosten worden geaccommodeerd binnen de defensiebegroting; zij zijn reeds meegenomen in het kader van het LUH-project.
Mogelijke nieuwe Europese projecten
Tegen de achtergrond van de Europese militaire tekortkomingen en het Nederlandse beleid terzake heb ik een lijst met mogelijke nieuwe Europese projecten opgesteld, waarmee de voortgang van het EVDB-beleid in de komende jaren kan worden gewaarborgd. De voortzetting en de uitwerking van het EVDB-programma vraagt om een structurele voorziening. In 2002, bij de opstelling van een volgend regeerakkoord, zal de eventuele terbeschikkingstelling van extra EVDB-middelen moeten worden bezien. Daarnaast zal Defensie in het licht van de toenemende mogelijkheden voor Europese samenwerking en coördinatie zich inspannen om binnen de defensiebegroting ruimte te scheppen voor de uitvoering van deze projecten. Daarbij kan tevens worden bezien hoe de Nederlandse inspanningen zich verhouden tot die van de Europese partners.
De geïdentificeerde projecten zijn gericht op de versterking van het crisisbeheersingsvermogen van de Nederlandse krijgsmacht en leggen de klemtoon op die capaciteiten, waarmee Nederland een aanzet kan geven tot verdere intensivering van de samenwerking met andere landen. Een aantal van de Europese projecten kan, in overleg met andere betrokken landen, in beginsel op korte termijn ter hand worden genomen. Andere projecten vergen nog de nodige voorbereiding, veelal ook vanwege het ermee gemoeide internationale overleg. De Europese beleidsintensivering onderscheidt derhalve korte termijn (2002–2006) en langere termijn (2007–2011) projecten.
Korte termijn projecten (2002–2006)
Verdere versterking van de transporthelikoptercapaciteit
De bijstelling van de defensieplanning wordt gebruikt voor de versterking en standaardisatie van de Nederlandse transporthelikoptercapaciteit. In aanvulling hierop kan, afhankelijk van de uitkomst van het eerder genoemde helikopteronderzoek, worden geïnvesteerd in (een) extra helikopter(s) en/of in de modificatie van bestaande helikopters. Deze kosten wordt geraamd op f 160 miljoen.
Versterking van de «Rapid Deployment»-capaciteit
Crisisbeheersing staat of valt met de snelle ontplooiing van eenheden en middelen in het inzetgebied. De transportketen kan op verschillende manieren worden versterkt. Het gaat om de paraatstelling van een «Point-of-Debarkation»-compagnie, de versterking van laad-, los- en overslagcapaciteiten en de verbetering van de onderbrenging van ingezette militairen en hun logistieke ondersteuning. De versterking van de «rapid deployment»-capaciteit van de Nederlandse krijgsmacht past in de DCI- en Headline Goal-doelstellingen om de mobiliteit en de inzetbaarheid van de Europese krijgsmachten te verhogen. Bij de vorming van deze capaciteit zal dan ook zoveel mogelijk internationaal worden samengewerkt. De investeringen worden geraamd op f 170 miljoen in de periode 2002–2006. De exploitatiekosten worden geraamd op f 90 miljoen tussen 2003 en 2011.
Versterking van de TMD-capaciteit
De verdediging tegen tactische ballistische raketten kreeg in de defensienota 2000 een hoge prioriteit. Het DCI en de «Helsinki Headline Goal» signaleren opnieuw tekorten op dit gebied. Het ministerie van Defensie hecht onverminderd belang aan een substantiële Nederlandse TMD-inspanning, in het bijzonder ten behoeve van uitgezonden eenheden. Daartoe kan de TMD-capaciteit worden uitgebreid in samenhang met de eerder aangekondigde vervanging van de Hawk, waarvoor in de plannen f 500 miljoen is opgenomen. Door in deze laatste behoefte te voorzien met enkele extra Patriot-systemen wordt ook de TMD-capaciteit vergroot. Standaardisatie draagt tevens bij tot internationale doelmatigheid. De extra Nederlandse inspanning op TMD-gebied leidt tot intensivering van de bestaande samenwerking met Duitsland en de Verenigde Staten.
De te verwerven Patriot-lanceerinrichtingen moeten wel geschikt worden gemaakt voor het afvuren van Pac-3 raketten, die veel effectiever zijn tegen tactische ballistische raketten dan de nu beschikbare raketten. De verwerving van extra Patriot-systemen met TMD-vermogen vergt een extra investering van f 280 miljoen in de periode 2005–2009.
In mijn brief van 13 november jl. heb ik herinnerd aan de dreiging van NBC-wapens, vooral bij crisisbeheersingsoperaties en bij ecologische of humanitaire rampen, en gewezen op de Europese en Navo-behoefte aan NBC-detectiecapaciteit. De plannen op dit gebied zijn inmiddels uitgewerkt; daarom kan de NBC-capaciteit worden toegevoegd aan de projecten voor de periode tot 2007. Aansluiting bij de inspanningen op dit terrein van Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, die al beschikken over deze capaciteit, is het uitgangspunt. Daarbij behoren zowel co-financiering als poolvorming tot de mogelijkheden. De investering wordt geraamd op f 40 miljoen in 2003 en 2004. De exploitatiekosten worden geraamd op f 20 miljoen in de periode 2004–2011.
Door de herstructurering van de Duitse strijdkrachten en in verband met de omvorming van het hoofdkwartier van het Duits-Nederlandse legerkorps tot een «High readiness force headquarter», wordt in vredestijd de commandolijn tussen het hoofdkwartier en de tot het korps behorende eenheden losgelaten. In het licht van de toekomstige taakstelling van de divisiestaf worden de inlichtingenverzamel- en doelopsporingsmiddelen in een nieuwe structuur ondergebracht. In een«Intelligence surveillance target acquisition and reconaissance» (Istar)-bataljon kunnen alle inlichtingenorganen, verkenningseenheden (waaronder het 103 verkenningsbataljon), de RPV, de EOV, en het 101 Militaire Inlichtingenpeloton van de Koninklijke landmacht bijeen worden gebracht. Hieraan wordt ter ondersteuning een deel van de divisiestaf toegevoegd, in samenhang met de stroomlijning van de staven van de Koninklijke landmacht (zie verderop). Op die manier wordt een module gecreëerd die zelfstandig kan worden aangeboden voor EU- en Navo-operaties. De versterking van de Europese inlichtingencapaciteit is een van de Headline Goal-prioriteiten en past in de DCI-doelstellingen. Met betrekking tot het ISTAR-bataljon zijn geen afzonderlijke investeringen voorzien. Omdat het 103 verkenningsbataljon deels paraat blijft en geen reservestatus krijgt (zoals voorzien in de Defensienota 2000), dient wel een voorziening voor de exploitatiekosten te worden getroffen. Deze worden geraamd op f 105 miljoen in de periode 2004–2011.
De luchtacties rondom Kosovo hebben het belang van en de behoefte aan «Precision Guided Munition» (PGM) voor de jachtvliegtuigen onderstreept. Niet alleen de Koninklijke luchtmacht, maar ook de andere krijgsmachtdelen hebben behoefte aan precisiemunitie. Met extra financiële middelen kan meer en betere precisiemunitie worden aangeschaft, waarmee in een groter deel van de Nederlandse en Europese behoefte kan worden voorzien. Internationale samenwerking is bij de verwerving het uitgangspunt. Het gaat om een investering van ongeveer f 180 miljoen in de periode 2004–2007. De exploitatiekosten worden geraamd op ca. f 1 miljoen per jaar.
Langere termijn projecten (2007–2011)
Naast bovengenoemde capaciteiten zijn aanvullende projecten onderkend, waarvan de uitvoering naar huidig inzicht eerst in de tweede helft van dit decennium kan beginnen.
Eerder geïdentificeerde projecten
In de brief van 13 november jl. zijn projecten geïdentificeerd die nader moesten worden uitgewerkt. Naast de hiervoor genoemde NBC-detectiecapaciteit en transporthelikopters ging het om de uitbreiding van middelen op het gebied van «Combat search and rescue» (CSAR) en «Unmanned aerial vehicles». De investeringen voor deze laatste projecten worden voor de periode 2007–2011 geschat op f 140 miljoen voor UAV's en f 50 miljoen voor CSAR. De exploitatiekosten van de UAV's bedragen in de genoemde periode f 15 miljoen en die van CSAR f 15 miljoen over de jaren 2009–2011. Deze projecten zijn ondergebracht in de beleidsintensivering voor de langere termijn.
Versterking van de zeetransportcapaciteit
Versterking van de strategische transportcapaciteit (lucht- en zeetransport) heeft prioriteit in de Europese defensie. Het gaat immers om een essentiële voorziening om snel en adequaat op te kunnen treden. In Navo- en EU-verband worden, met het oog op doelmatigheid, voorstellen uitgewerkt om de beschikbare civiele maritieme transportcapaciteit beter en gecoördineerd te benutten (diverse varianten van chartering) en de aanwijzing van een «specialist nation». Ook de instelling van een Navo-transportcommando wordt besproken. Daarnaast ontplooien individuele landen initiatieven. Ook Nederland stelt belang in de vergroting van de Europese zeetransportcapaciteit. Internationale samenwerking is daarbij het uitgangspunt. In dat verband onderzoekt Nederland de mogelijkheden om aan te sluiten bij de plannen van een Brits publiek-privaat consortium dat zes «Roll-on-roll-off» (Roro)-schepen laat bouwen. In dat geval worden de kosten tussen 2006 en 2009 geraamd op 300 miljoen gulden. De exploitatiekosten worden geraamd op f 30 miljoen tussen 2009 en 2011.
In het kader van de versterking van de Europese inlichtingencapaciteit neemt Nederland deel aan het ontwikkelingsprogramma van Sostar (luchtgrondwaarnemingsradar). De Kamer is hierover bij brief geïnformeerd. Bij een positief besluit over de productie van Sostar (na afloop van de ontwikkelfase in 2006) en de Nederlandse deelneming daaraan moet worden geïnvesteerd in (on)bemande vliegtuigen, helikopters en grondstations. De investering wordt geraamd op f 175 miljoen (2006–2011); de exploitatiekosten op f 10 miljoen (2010–2011).
De versterking van de Europese satellietwaarnemingscapaciteit staat hoog op de agenda. Frankrijk en Italië werken nauw samen bij de ontwikkeling en het toekomstige gebruik van de Franse Helios II (optische) satellieten en het Italiaanse Cosmo-Skymed (radar) satellietprogramma. België, Spanje en mogelijk Zweden sluiten zich aan hierbij aan. Ook Duitsland ontwikkelt initiatieven op dit terrein. Defensie onderzoekt of en, zo ja, op welke wijze Nederland zich bij deze ontwikkelingen kan aansluiten om aldus bij te dragen aan de versterking van de Europese inlichtingencapaciteit. Hiermee zijn in de jaren 2007–2011 investeringen gemoeid ter grootte van f 150 miljoen; de exploitatiekosten in de periode 2008–2011 worden geraamd op f 15 miljoen. Bij deze schatting is uitgegaan van een bijdrage aan de pool van mobiele grondstations.
Gezamenlijk Europees militair optreden vraagt om een hoge mate van interoperabiliteit. Dat vereist snelle, moderne en interoperabele informatie- en communicatiesystemen die op afstand moeten worden ondersteund. De behoefte daaraan is vastgesteld in EU- en Navo-verband. Het C2-support centrum van de Koninklijke landmacht in Ede kan hieraan bijdragen door de ontwikkeling van een gezamenlijke Europese C3I-architectuur, nieuwe C2-ondersteunende systemen, en training en implementatie. Defensie gaat onderzoeken of het C2 centrum als Europees kenniscentrum kan fungeren bij de ontwikkeling van gezamenlijke, doelmatige Europese systemen. De inrichting van het centrum vergt een investering van f 55 miljoen tussen 2007 en 2009. De exploitatiekosten worden geraamd op ca. f 4 miljoen per jaar (vanaf 2007).
Een financieel overzicht van bovengenoemde projecten is opgenomen in de bijlage.
Lange-termijn-EVDB-voorziening
De versterking van de Europese militaire capaciteiten en de Nederlandse bijdrage daaraan strekt zich uit over vele jaren. Met de EVDB-voorziening van f 300 miljoen kan een geloofwaardig begin worden gemaakt met de uitvoering van Europese defensieprojecten.
De EVDB-voorziening stelt het ministerie van Defensie in staat over de versterking van de Europese defensie in gesprek te treden met de EU-partners en de Navo-bondgenoten. Gezien de urgentie van sommige projecten zullen daarvoor op korte termijn uitgaven worden gedaan. Andere projecten zijn echter (mede) afhankelijk van internationaal overleg. Daarom is het voor deze projecten nog niet mogelijk te bepalen op welke momenten de gereserveerde gelden precies tot besteding komen. Voorzover nodig worden ten behoeve van betalingen in de komende jaren daarom de gebruikelijke financiële instrumenten zoals de eindejaarsmarge gehanteerd.
De voortzetting en de uitwerking van een EVDB-programma voor de lange termijn vraagt, mede gelet op de daarmee samenhangende exploitatielasten, een structurele EVDB-voorziening. Een besluit daarover is aan de orde bij de opstelling van een nieuw regeerakkoord in 2002. Daarnaast zal Defensie zich inspannen om gelden vrij te maken langs de volgende sporen:
– Door vergroting van de doelmatigheid van de Europese defensie-inspanningen. Dat moet gecoördineerd en door samenwerking (in de vorm van concrete projecten) tussen twee of meer bondgenoten. Nederland heeft daartoe initiatieven genomen met onder meer Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk (zie ook mijn brief hierover d.d. 19 december jl.). Daarbij kan het gaan om co-financiering en/of samenvoeging («pooling») van overeenkomstige militaire middelen zoals helikopters en schepen, gezamenlijke inspanningen, en taakspecialisatie;
– door versterking van de Europese oriëntatie van de defensieplanning. De Defensienota houdt reeds rekening met het Europese defensiebeleid, maar dit is sindsdien uitgewerkt tijdens de Europese Raden van Helsinki en Nice. Tevens is tijdens de «Capabilities Commitment Conference» een begin gemaakt met de inventarisatie van de bijdragen van de EU-lidstaten, waardoor het inzicht in de Europese militaire tekortkomingen verder is toegenomen en accenten kunnen worden gelegd, die aansluiten bij de specifieke kwaliteiten van de Nederlandse krijgsmacht. De plannen in de Defensienota worden in het licht van deze ontwikkelingen opnieuw getoetst. Een belangrijk voorbeeld hiervan is het Shorad-project;
– door verdergaande samenwerking tussen de krijgsmachtdelen en stroomlijning van de militaire staven. In de komende periode moeten daarvoor concrete voorstellen worden uitgewerkt, ook aan de hand van de in de Defensienota opgenomen inventarisatie van mogelijkheden tot «interservice» samenwerking. Een belangrijk voorbeeld van stroomlijning betreft de herschikking van de staven van de Koninklijke landmacht. De aandacht richt zich daarbij vooral op de omvorming van de divisiestaf. Door de herstructurering van de Duitse strijdkrachten en door de omvorming van de legerkorpsstaf tot een «High readiness force headquarter» verschuiven bedrijfsvoeringstaken van deze staf naar de divisiestaf. Door hergroepering van de taken van de huidige divisiestaf kan deze in de toekomst optreden als een operationele staf van de Koninklijke landmacht, waarin andere, nu zelfstandige, staven worden opgenomen. Deze operationele staf wordt het Commando Landmachteenheden Nederland. In samenhang met de vorming van dit Commando wordt ook de inrichting van de overige staven van de Koninklijke landmacht aangepast. Hierbij zal een aantal functies komen te vervallen. De stroomlijning van de landmachtstaven leidt tot een besparing die in de komende jaren oploopt tot f 15 miljoen structureel vanaf 2006.
De Kamer wordt afzonderlijk en conform het Defensie Materieelkeuze Proces geïnformeerd over de voortgang van de desbetreffende projecten.
Met het vorenstaande heb ik uiteengezet op welke wijze ons land een verdere bijdrage kan leveren aan de versterking van de Europese veiligheid en defensie. In een gefaseerde aanpak wordt daarmee uitvoering gegeven aan de motie Van den Doel-Zijlstra-Van 't Riet.
| Bedrag in miljoen guldens* | |
|---|---|
| Duits Luchttransport | 100 |
| 1 GE/NL corps | 53 |
| SOSTAR X | 9 |
| C2 faciliteiten LPD-2 | 77 |
| Role 3 hospital | 10 |
| 100 Kmar** | 30 |
| «Tracking» en «tracing» | 19 |
| EATCC | 2 |
| Totaal | 300 |
* noot: door gebruik te maken van financiële instrumenten zoals de eindejaarsmarge zullen de gelden over de jaren aan de projecten worden toebedeeld.
** noot: de structurele voorziening vanaf 2006 is opgenomen in de tabel op de volgende pagina.
De bijstelling van de defensieplanning (in miljoenen guldens):
| Periode 2002–2006 | |
|---|---|
| Intensivering | |
| Transporthelikopters | 400 |
| Extensivering | |
| Shorad | 115 |
| Light Utility Helicopters | 285 |
| Totaal extensivering | 400 |
De besparing ten gevolge van de stroomlijning van de landmachtstaven tussen 2004 en 2011 (in miljoenen guldens):
| 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| – 5 | – 10 | – 15 | – 15 | – 15 | – 15 | – 15 | – 15 |
Overzicht van de mogelijke nieuwe projecten (in miljoenen guldens):
| 2002–2006 | 2007–2011 | Totaal | |
|---|---|---|---|
| Structurele voorziening 100 KMar | 12 | 60 | 72 |
| Transporthelikopters investering | 85 | 75 | 160 |
| Rapid deployment investering | 170 | 170 | |
| Rapid deployment exploitatie | 40 | 50 | 90 |
| TMD (vervanging Hawk) | 135 | 145 | 280 |
| NBC detectiecapaciteit investering | 40 | 40 | |
| NBC detectiecapaciteit exploitatie | 5 | 15 | 20 |
| ISTAR-bataljon exploitatie | 30 | 75 | 105 |
| Precisiemunitie (PGM) investering | 153 | 27 | 180 |
| PGM exploitatie | 3 | 5 | 8 |
| Roll-on-Roll-off (RoRo) investering | 17 | 283 | 300 |
| RoRo exploitatie | 30 | 30 | |
| Sostar investering | 10 | 165 | 175 |
| Sostar exploitatie | 10 | 10 | |
| EU satellietwaarneming investering | 150 | 150 | |
| EU satellietwaarneming exploitatie | 15 | 15 | |
| UAV investering | 140 | 140 | |
| UAV exploitatie | 15 | 15 | |
| C2 kenniscentrum investering | 55 | 55 | |
| C2 kenniscentrum exploitatie | 20 | 20 | |
| CSAR investering | 50 | 50 | |
| CSAR exploitatie | 15 | 15 | |
| Totaal | 700 | 1 400 | 2 100 |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27400-X-48.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.