Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 27400-VI nr. 89 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 27400-VI nr. 89 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 augustus 2001
De leden Rijpstra en Atsma van uw Kamer hebben op 18 januari 2001 vragen gesteld over mogelijke handel in jeugdige voetballers (TK 2000–2001, aanhangsel 1921). Dit naar aanleiding van een artikel in de Volkskrant van 11 januari 2001 over een rondgang langs Nederlandse, Belgische en Duitse voetbalvelden van 24 Braziliaanse voetballers vanaf 17 jaar, georganiseerd door verschillende voetbalmakelaars.
In mijn antwoord (aanhangsel 1921) heb ik aangegeven dat ik meer inzicht wilde krijgen in het traject van het opsporen van jeugdige talenten in het buitenland tot aan een eventuele transfer naar Nederlandse clubs.
Door een ambtelijke werkgroep, waarin de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en van Justitie vertegenwoordigd waren, is nagegaan of de Nederlandse regelgeving voor transfer van jeugdig talent van buiten de Europese Unie/Europese Economische Ruimte (EU/EER) voldoende is en of voorstellen op Europees niveau gewenst zijn.
Op basis van de bevindingen van genoemde werkgroep stuur ik u mede namens de staatssecretaris van Justitie, de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen een nadere reactie.
In deze brief komt allereerst de Nederlandse regelgeving op dit terrein aan de orde, en vervolgens de mogelijkheden van een voetbalopleiding en het fenomeen (voetbal)makelaar. Tot slot wordt ingegaan op mogelijkheden om dit onderwerp in Europees verband aan de orde te stellen.
Het is wettelijk verboden om jeugdige voetballers van buiten de EU/EER in Nederland tewerk te stellen (spelen van wedstrijden/trainen). Onder jeugdige speler wordt in dit verband een persoon van jonger dan 18 jaar verstaan.
Aan deze groep kan bij gebreke aan een tewerkstellingsvergunning ook geen verblijfsvergunning worden verstrekt.
Hoewel zij hier geen tewerkstellingvergunning en verblijfsvergunning kunnen krijgen blijkt dit soort voetballers soms toch op de Nederlandse velden te spelen. De stichting Terre des Hommes Nederland heeft op 12 juni 2001 de Tweede Kamer hierover een publicatie aangeboden.
Spelen gebeurt in deze gevallen over het algemeen niet op basis van een professioneel contract en vaak voor een periode waarin een toeristenvisum geldt.
Kern van de opmerkingen van Terre des Hommes is dat er de afgelopen jaren steeds gevallen zijn van voetballers jonger dan 18 jaar van buiten de EU die naar Europa gehaald worden, in Nederland enige tijd spelen en vervolgens in een ander Europees land verder spelen. Terre des Hommes benadrukt dat de regelgeving op toelating van jeugdige spelers van buiten Europa verschillend is en daarmee misstanden in de hand werkt. Terre des Hommes stelt dat hier sprake is van een Europees probleem.
Het is duidelijk dat de internationalisering van het voetbal mede aanleiding is voor professionele clubs om op zoek te gaan naar jeugdige spelers ook van buiten de landsgrenzen. Internationale scouting naar talentvolle jonge spelers is gemeengoed geworden, zoals dat ook plaatsvindt in de ons omringende landen tijdens internationale jeugdtoernooien, jeugdinterlands, etc. Uit informatie van de Nederlandse Federatie van Betaald Voetbal Organisatie (FBO) blijkt dat in 1999 verwacht werd dat het aantal buitenlandse jeugdspelers in Nederland maximaal vijftig à zestig bedroeg. Op dit moment schat de woordvoerder van de FBO het aantal buitenlandse jongeren die toegelaten zijn tot de jeugdopleiding aanzienlijk lager en hooguit op rond de 10.
Hoewel de Nederlandse regelgeving op het terrein van het toelatingsbeleid en tewerkstellingvergunning naar mijn mening voldoende moet worden geacht om misstanden tegen te gaan, wordt de Nederlandse situatie beïnvloed door de regelingen in andere landen binnen Europa. De toelating van jeugdige voetballers binnen Europa is niet overal aan dezelfde regels gebonden.
Aan het slot van mijn brief zal ik op dit punt nog terugkomen.
Kort laat ik de relevante regelgeving de revue passeren.
1. De tewerkstellingvergunning
Op grond van de Wet arbeid vreemdelingen wordt ten behoeve van personen jonger dan 18 jaar van buiten de EU/EER in beginsel geen tewerkstellingsvergunning afgegeven. Dit geldt ook voor sporters dus ook voor voetballers. Alleen indien sprake is van een uitzonderlijk talent kan voor een minderjarige sporter een tewerkstellingsvergunning worden afgegeven. In de voetbalsector is in het verleden incidenteel een tewerkstellingsvergunning verstrekt voor een speler die op dat moment nog 17 jaar oud was.
Aangezien voor een verblijfsvergunning in het kader van het verrichten van arbeid in loondienst een tewerkstellingsvergunning vereist is, komen jeugdige sporters/voetballers in beginsel niet in aanmerking voor een vergunning tot verblijf op titel van hun sportbeoefening. Indien zij een verblijfsvergunning met een ander doel krijgen, hangt het van de daaraan verbonden arbeidsmarktaantekening af of, en zo ja in hoeverre, het verrichten van arbeid is toegestaan. Binnen de wettelijke kaders van het vreemdelingenbeleid kunnen jeugdigen van buiten de EU/EER onder bepaalde voorwaarden tot Nederland toegelaten worden voor het volgen van voortgezet en beroepsonderwijs.
Het vreemdelingenbeleid voorziet niet in de mogelijkheid een verblijfsvergunning te verlenen voor het volgen van een opleiding aan een (bij clubs ondergebrachte) voetbalschool. Deze opleiding valt immers niet onder het voortgezet of beroepsonderwijs in de zin van de Wet op het voortgezet onderwijs. Overigens is het zo dat, indien een vreemdeling een verblijfsvergunning heeft gekregen voor het volgen van een andere studie/opleiding, hij slechts arbeid van bijkomende aard mag verrichten. Dit houdt in dat hij maximaal 10 uur per week mag werken of seizoenarbeid gedurende de maanden juni, juli en augustus mag verrichten.
3. Verblijfsvergunning op basis van studie/opleiding
Voor voortgezet en beroepsonderwijs, waarbinnen een voetbalopleiding zou moeten vallen, geldt het vereiste dat de opleiding moet vallen binnen de Wet op het voortgezet onderwijs of de Wet educatie en beroepsonderwijs.
Enkele andere vereisten zijn:
– het moet om een studie of opleiding gaan waarvoor Nederland het meest aangewezen land is en waarmee de vreemdeling een positieve bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling van zijn land.
– de student mag geen gevaar voor de openbare orde vormen:
– het moet om een volledige dagopleiding gaan;
– verder moet de financiering toereikend zijn en er moeten waarborgen zijn voor terugkeer.
Het Ministerie van OCenW benadrukt overigens dat zij als ministerie nooit zelf het voortouw neemt in het opzetten van een nieuwe beroepsopleiding. De markt moet hier ten eerste om vragen en uiteindelijk ook zelf mee komen. Over deze systematiek zijn twee jaar geleden reeds gesprekken gevoerd tussen het ministerie van OC&W en de FBO.
De KNVB onderschrijft de bestaande regels en procedures voor het verlenen van tewerkstellings-vergunningen en de regels met betrekking tot jeugdige voetballers van buiten de EU. De betaald voetbal organisaties (bvo's) zijn hiervan op de hoogte. De KNVB controleert bij de bvo's of de profvoetballers in het bezit zijn van een tewerkstellingsvergunning (voorwaarde voor een vergunning tot verblijf) en voldoen aan de overeengekomen salariscriteria zoals vastgelegd in het KNVB-competitiereglement.
De KNVB heeft aangegeven dat de bvo's uitsluitend werken middels FIFA-gelicentieerde voetbalmakelaars (thans circa 30 in Nederland). Deze worden door de KNVB op een aantal criteria getoetst. Middels de administratie van deze makelaars is na te gaan hoe transfers verlopen.
Bij elke overgang wordt aan de KNVB aangegeven welke makelaar hierbij betrokken is geweest. Dit formulier wordt ondertekend door de Nederlandse club(s) en opgestuurd aan de KNVB.
Wat de concrete werkzaamheden van de makelaar zijn varieert en hangt mede af van hetgeen de makelaar en de desbetreffende club of speler zijn overeengekomen.
Er is echter geen zicht op het voortraject van transfers van jeugdige buitenlanders via allerlei al dan niet gelicentieerde bemiddelende tussenpersonen. In de praktijk kunnen nog tal van mensen betrokken zijn bij een transfer, variërend van een familielid, advocaat tot fiscaal adviseur. Ook is het mogelijk dat een niet beëdigde makelaar erbij betrokken is, maar dat een erkende makelaar formeel de zaken afhandelt.
Op 1 maart 2001 zijn de FIFA Players' Agents Regulations van kracht geworden. Op grond van artikel 8, lid 1, van dit reglement dient iedere kandidaat die is geslaagd voor het examen een zogenaamde «Code of Professional Conduct» te ondertekenen. Spelersmakelaars die het in de Code of Professional Conduct bepaalde overtreden, kunnen worden gestraft.
Indien van een kandidaat die is geslaagd voor het examen een kopie van de polis van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering, alsmede een ondertekende Code of Professional Conduct is ontvangen, zal de nationale bond de spelersmakelaarslicentie afgeven aan de kandidaat (artikel 10, lid 1).
De licentie is strikt persoonlijk en niet overdraagbaar. De licentie wordt afgegeven voor onbepaalde tijd.
Een voetbalclub die een speler wenst te contracteren heeft te maken met grote nationale en internationale concurrentie. Dit klimaat leidt tot het zoeken naar jeugdige talentvolle spelers die nog niet door andere clubs en voetbalmakelaars zijn ontdekt.
Dit schept een grote verantwoordelijkheid voor de organisaties die zich met voetbal bezig houden. Het zijn primair de clubs en de voetbalbond die er verantwoordelijk voor zijn om te voorkomen dat met deze jeugdige spelers «wurgcontracten» kunnen worden afgesloten. Indien dat gebeurt in het eigen vaderland en onder de jurisdictie van dat land, kan Nederland daar heel weinig aan doen. In feite kunnen alleen de clubs en de KNVB de betrokkenen bewegen tot «eerlijk spel». Binnen Europa gelden verschillende toelatingsregels voor spelers van buiten de EU/EER. Dit betreft zowel de spelers jonger dan 18 jaar als daarboven. Ik zou het een goede zaak achten wanneer de Europese Commissie de mogelijkheden onderzoekt om te komen tot een gemeenschappelijke Europese aanpak – eventueel in de vorm van regelgeving – op dit gebied. Eenduidigheid in toelatingsregels maakt dat tijdelijk parkeren in een andere lidstaat van een speler jonger dan 18 jaar voorkomen kan worden.
Ook kan ik mij voorstellen dat de KNVB en de profclubs werken aan de instelling van een «keurmerk» op de contracten die met spelers, bijvoorbeeld in de leeftijd van 18 tot 21 jaar, worden afgesloten. Zo'n «keurmerk» biedt de mogelijkheid om die groep die volgens de Nederlands regelgeving hier professioneel kunnen komen voetballen voor te lichten over hun rechten en consequenties van bepaalde contractafspraken.
De potentiële contractspeler van de groep tussen 18 en 21 jaar kan in eigen land via voorlichtingsmateriaal al in een vroegtijdig stadium aan de hand van de criteria die zijn opgenomen in zo'n keurmerk over rechten en plichten worden geïnformeerd. Dit idee zou ook in Europees verband aan de orde kunnen komen.
Voor een en ander zal de aandacht van de Europese Commissie worden gevraagd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27400-VI-89.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.