nr. 86
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 juli 2001
Inleiding
Hierbij wil ik u, mede op grond van toezeggingen tijdens het overleg van
21 juni 2000, en een toezegging en motie, voortkomend uit het Notaoverleg
politieaangelegenheden van 20 november 2000, inlichten over de door mij ter
zake genomen acties.
Preventieve en repressieve politieacties
In de eerste helft van november 2000 vond, als logisch vervolg op de succesrijke
inleveractie van december 1999 van slag-, steek- en stootwapens, een inleveractie
plaats van scherpe vuurwapens en scherpe munitie.
Ook deze preventieve inleveractie werd begeleid door een p r- campagne
van een professioneel reclamebureau.
Aansluitend op het einde van de actie trad op 15 november 2000 de wettelijke
verhoging in van de maximumstraffen voor illegaal vuurwapenbezit van 9 maanden
naar 4 jaar en voor illegale handel in vuurwapens van 4 jaar naar 8 jaar.
De inleveractie van scherpe vuurwapens en munitie werd een succes: er
werden 2124 scherpschietende vuurwapens en tienduizenden scherpe patronen
ingeleverd. Daarnaast vond er een omvangrijke bijvangst plaats van allerhande
ander wapentuig.
Als bijlage bij deze brief vindt u alle gegevens van het draaiboek en
de evaluatie van deze actie.1
Aansluitend op de inleveractie vond een tweede en in EU-verband gecoördineerde
actie plaats.
Deze operationele actie, onder de naam Operation Arrow, werd een zeer
nuttige ervaring die voor herhaling vatbaar is.
Daarbij werd door middel van de inspanningen van alle regiokorpsen, met
ondersteuning van een nationaal aanspreekpunt, actief gezocht naar internationale
verbanden in de illegale vuurwapenhandel.
Nederland heeft in het internationale gezelschap bepaald geen slecht figuur
geslagen en heeft bovendien, nu gebaseerd op CIE-informatie, interessante
vangsten en bijvangsten gedaan.
U kunt de inspanningen van de Nederlandse politie in deze internationale
actie nalezen in het evaluatierapport over deze actie dat u als tweede bijlage
bij deze brief aantreft.1
Ik heb uw Kamer op 20 november toegezegd te bezien of en hoe vorengenoemde
acties een vervolg dienen te krijgen. Ik heb besloten de politie te vragen
om als vervolg op de vorige acties een (beperkte) controle- actie op de legale
wapenhandel te plegen. Met opzet zeg ik: een beperkte actie, omdat ik de politie
in de drukke november/decembermaanden, met de conversie van de Gulden naar
de Euro in zicht, niet met al te veel extra werk wil belasten.
Wetenschappelijke onderzoeken
Tijdens het overleg van 21 juni 2000 heb ik een of meer wetenschappelijke
onderzoeken naar belangrijke aspecten van illegale wapens aangekondigd.
Na vooronderzoek en het opstellen van gedegen onderzoeksvoorstellen van
de zijde van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC
) van mijn ministerie, is gekozen voor twee onderzoeken die nog deze maand
van start gaan.
Het eerste onderzoek wordt verricht naar de aard en omvang van de vuurwapencriminaliteit
in Nederland van 1998 tot 2000. Tezamen met de uitkomsten van vorige onderzoeken
van deze aard moet het onderzoek materiaal opleveren in termen van de ontwikkeling
van nieuw beleid in de bestrijding van vuurwapencriminaliteit in het algemeen.
Daarin kunnen twee elementen worden onderscheiden. In de eerste plaats
kunnen gegevens over de omvang van het illegale wapenbezit aanleiding geven
tot nieuwe beleidsprioriteiten. In de tweede plaats kan meer diepgaande informatie
over de aard en achtergrond van de gebruikers van illegale wapens en kennis
over de wijze waarop de illegale handel in wapens plaatsvindt aanknopingspunten
bieden voor de gerichte terugdringing van het illegale wapenbezit en voor
een proactieve aanpak terzake door de opsporingsinstanties. De onderzoekers
moeten op 1 februari 2002 rapporteren.
Het tweede onderzoek richt zich op illegale wapentransporten vanuit voormalige
Oostbloklanden.
Concrete onderzoeksvragen zijn hierbij:
Hoeveel illegale wapens en munitie komen naar schatting jaarlijks uit
Oostelijke richting Nederland binnen? Welk deel daarvan is afkomstig uit voormalige
Oostbloklanden? In welke mate gaat het daarbij om grootschalige wapentransporten
en in welke landen zijn deze wapens geproduceerd? Voor welke groepen of markten
zijn deze illegale importen bestemd?
Ook van de uitkomsten van dit onderzoek wordt verwacht dat het aanknopingspunten
oplevert voor gericht en nieuw beleid in pro-actieve en repressieve zin. Aan
de onderzoekers is gevraagd ook over dit onderzoek op 1 februari 2002 te rapporteren.
Een derde definitieve onderzoeksopzet komt deze maand gereed van een onderzoek
dat uiterlijk begin oktober van dit jaar kan starten: het gaat hierbij om
het bezit en de praktische verkrijgbaarheid van illegale handvuurwapens voor
eigen gebruik in het criminele circuit van bepaalde regio's. De rapportagedatum
kan pas worden vastgesteld wanneer de definitieve opzet van dit onderzoek
door het WODC is goedgekeurd.
Het specialisme wapens en munitie op herkenbare wijze
in de regio
Inzake de motie van CDA/Rietkerk, mede ondersteund door PvdA en D66, over
het specialisme wapens en munitie dat op herkenbare wijze vorm moet krijgen
in elk regiokorps, kan ik u tot slot, na overleg met mijn ambtgenoot van BZK,
het volgende meedelen:
Uit een door het landelijk bureau wapens en munitie in oprichting terzake
opgemaakt overzicht blijkt dat thans in meer dan de helft van de regio's een
regulier bureau wapens en munitie (RBWM) functioneert.
In de overige regio's is er sprake van de opbouw daarvan via bijvoorbeeld
een coördinator met taakaccenthouders, of een kwaliteitskring vuurwapens
en overvallen.
In 20 procent van de gevallen is er een contactpunt.
Ik constateer dat het specialisme wapens en munitie bij de meeste korpsen
op herkenbare wijze vorm heeft gekregen.
Begin 2002 zal ik u rapporteren over het eindresultaat van dit proces.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals