Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 27400-IXA nr. 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 27400-IXA nr. 3 |
Bijlagen 1 t/m 4 bij Memorie van toelichting
1. Lijst van gebruikte termen en hun betekenis 2
2. Overzicht van economische en functionele coderingen 5
3. Overzicht van relevante en niet-relevante uitgaven en ontvangsten 6
4. Toelichting inzake registratie rentelasten op transactiebasis 7
Een aantal algemene bijlagen is niet opgenomen, omdat deze voor de begroting IXA niet van belang resp. niet van toepassing is. Relevante informatie betrekking hebbende op begroting IXA en het Agentschap is zonodig opgenomen in de bijlagen van begroting IXB, te weten:
– de overzichten inzake personeelsgegevens
– de wetgevingsbijlage
– het overzicht van door de Staten-Generaal aanvaarde moties en door bewindslieden gedane toezeggingen
– het overzicht van geldende circulaires van het ministerie van Financiën
– het overzicht van aanbevelingen Nationale Ombudsman
– de subsidiebijlage
– de voorlichtingsbijlage
– het overzicht van aanschrijvingen die «regelrecht» zijn geworden
– het beleidsevaluatieprogramma
Een agentschap is een onderdeel van een ministerie waarvoor een afwijkend beheer wordt gevoerd, met als doel een doelmatiger beheer te realiseren. Het Agentschap van het Ministerie van Financiën heeft niet de status van een agentschap, maar vormt een directie binnen de Generale Thesaurie.
Aflossing op eerder uitgegeven leningen door middel van inkoop.
Toonaangevende lening die een referentiekader biedt voor een bepaald looptijdsegment.
Een buy- en sellbacktransactie is een contante aankoop van een hoeveelheid stukken in combinatie met een gelijktijdig afgesloten termijnverkoop van dezelfde stukken (bijvoorbeeld staatsobligaties of DTC's). In de tussenliggende periode wordt de facto een bedrag in de geldmarkt uitgezet, waarover een rentevergoeding wordt ontvangen.
Dagelijks opvraagbare geldmarktlening zonder onderpand met een looptijd van meestal 1 dag (call) tot enkele dagen (call-fixe).
Cash flow-at-risk of budgetrisico is een risicomaatstaf die de mogelijke fluctuaties in de rentelasten op kasbasis ten opzichte van de rentelasten van de oorspronkelijke schuldportefeuille weergeeft over een bepaalde periode (meestal 5 jaar) bij een gegeven waarschijnlijkheid.
Systeem van collectieve afwikkeling van effectentransacties door middel van af/bijschrijving op geld- en effectenrekeningen.
Rente die vooraf wordt betaald.
De duration is een gewogen gemiddelde looptijd van de schuldportefeuille.
Engelse benaming voor Nederlandse staatsleningen.
Dutch Treasury Certificates (DTC's)
Schuldbewijzen met een korte looptijd uitgegeven door het Rijk om tijdelijke kastekorten van het Rijk te financieren. DTC's worden uitgegeven en verhandeld op discontobasis.
Financieringsbehoefte van het Rijk
De som van het feitelijke financieringstekort en de aflossingen op de gevestigde staatsschuld.
Financieringstekort (feitelijk) van het Rijk
Het saldo van de relevante uitgaven en ontvangsten, minus de mutatie in het saldo van de derdenrekening.
Financieringstekort (beleidsrelevant) van het Rijk
Feitelijk financieringstekort met correcties voor onder meer debudgetteringen, vervroegde aflossing van woningwetleningen, studieleningen, (dis)agio op staats-leningen en saldo Fonds Economische Structuurversterking.
Front loading van kapitaalmarktberoep
Dekking van meer dan de helft van de financieringsbehoefte van een jaar in de eerste helft van dat jaar.
MTS Amsterdam N.V., opgericht door de Staat der Nederlanden, de Primary Dealers en MTS S.P.A. Italië, om te voorzien in een elektronisch handelssysteem voor de secundaire handel in Nederlandse staatsleningen.
In een markt met voldoende liquiditeit kunnen grote posten verhandeld worden zonder dat dit een substantieel effect op de prijs (koers) heeft.
De Nederlandse Staat maakt gebruik van Primary Dealers voor de distributie, promotie en afwikkeling van Nederlandse staatsleningen.
Boekhoudkundig veronderstelde rente in begroting en meerjarencijfers.
Een renteswap is een contract tussen twee partijen waarin wordt afgesproken om gedurende de looptijd een vaste rente te ruilen tegen een variabele rente.
Saldo op de rekening van het Rijk bij De Nederlandsche Bank.
Positief of negatief renteverschil, b.v. tussen leningen met een verschillende looptijd of tussen leningen van verschillende landen.
Het totaal van de uitstaande geldelijke leningen van de Staat (gevestigde en vlottende schuld) is de bruto staatsschuld. Leningen met een oorspronkelijke looptijd van twee jaar of langer vormen de gevestigde staatsschuld. Leningen met een oorspronkelijke looptijd korter dan twee jaar vormen de vlottende staatsschuld.
De swapcurve bestaat uit rentetarieven die op de markt tot stand komen en die financiële instellingen elkaar in rekening brengen bij transacties die bedoeld zijn om het renterisico te beperken of juist aan te gaan. Het bij de swaprente behorende risicoprofiel komt min of meer overeen met dat van een financiële instelling of bedrijf met een AA-rating.
Inschrijving op een openbare lening door middel van opgaven van bedragen en maximum koersen waartegen men de obligaties wenst te verkrijgen.
Uitgiftesysteem van openbare staatsleningen waarbij de inschrijving gedurende een langere periode open staat. Gedurende deze periode kan de uitgiftekoers worden aangepast. Dit biedt de mogelijkheid om flexibel in te spelen op zich wijzigende marktomstandigheden.
Geeft de relatie weer tussen het rendement van staatsleningen en de bijbehorende looptijden.
Overzicht a: Uitgaven en ontvangsten (x f 1 mln.) per macro-economische categorie; met totalen per economische hoofdgroep | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Uitgaven | Ontvangsten | ||||||
Code | Omschrijving | 1999 | 2000 | 2001 | 1999 | 2000 | 2001 |
12 | Overige goederen en diensten | 182,2 | 172,3 | 40,0 | |||
16 | Verkopen van goederen en diensten | 0,1 | 0,1 | 0,0 | |||
1 | Totaal output, intermediair gebruik, afschrijvingen en belang van werknemers | 182,2 | 172,3 | 40,0 | 0,1 | 0,1 | 0,0 |
21 | Rente | 33 014,6 | 30 374,5 | 29 981,3 | |||
26 | Rente | 3 321,0 | 1 398,4 | 1 180,5 | |||
2 | Totaal inkomen uit vermogen | 33 014,6 | 30 374,5 | 29 981,3 | 3 321,0 | 1 398,4 | 1 180,5 |
81 | Aflossing van langlopende effecten | 92 787,2 | 46 554,9 | 36 731,5 | 1,7 | 0,2 | 0,0 |
82 | Aflossing van langlopende onderhandse leningen | 24 665,6 | 13 048,2 | 3 691,9 | |||
86 | Opbrengst uitgifte openbare leningen | 1 924,5 | 188,5 | 0,0 | 119 060,4 | 57 841,8 | 40 448,4 |
87 | Opbrengst opneming langlopende leningen | ||||||
8 | Totaal mutaties in financiële passiva met een lange looptijd | 119 377,3 | 59 791,6 | 40 423,4 | 119 062,1 | 57 842,0 | 40 448,4 |
Totaal | 152 574,1 | 90 338,4 | 70 444,7 | 122 383,2 | 59 240,5 | 41 628,9 |
Overzicht b: Uitgaven en ontvangsten (x f 1 mln.) per functionele categorie; met totalen per functionele hoofdgroep | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Uitgaven | Ontvangsten | ||||||
Code | Omschrijving | 1999 | 2000 | 2001 | 1999 | 2000 | 2001 |
13.1 | Rente | 33 014,6 | 30 374,5 | 29 981,3 | 3 321,0 | 1 398,4 | 1 180,5 |
13.9 | Uitgaven en ontvangsten nader te verdelen over de hoofdgroepen 01 t/m 13 | 182,2 | 172,3 | 40,0 | 0,1 | 0,1 | 0,0 |
13 | Uitgaven en ontvangsten die niet of niet onmiddellijk over de hoofdgroepen 01 t/m 12 worden verdeeld | 33 196,8 | 30 546,8 | 30 021,3 | 3 321,1 | 1 398,5 | 1 180,5 |
14.1 | Aflossing en opneming van gevestigde schuld in nationale valuta | 108 829,6 | 58 160,8 | 40 423,4 | 115 294,9 | 57 782,2 | 40 448,4 |
14.7 | Agio/disagio bij aflossing en opneming van gevestigde schuld | 10 547,7 | 1 630,8 | 0,0 | 3 767,2 | 59,8 | 0,0 |
14 | Overheidsschuld | 119 377,3 | 59 791, 6 | 40 423,4 | 119 062,1 | 57 842,0 | 40 448,4 |
Totaal | 152 574,1 | 90 338,4 | 70 444,7 | 122 383,2 | 59 240,5 | 41 628,9 |
bedragen x f 1 mln | |||
---|---|---|---|
Uitgaven | 1999 | 2000 | 2001 |
Relevant voor het feitelijke financieringstekort (kasbasis) | |||
11.01 Rente vaste schuld | 31 837,7 | 28 727,7 | 28 681,5 |
11.03 Agio bij inkoop schuld | 8 623,2 | 1 442,3 | 0,0 |
11.04 Disagio bij uitgifte schuld | 1 924,5 | 188,5 | 0,0 |
11.05 Overige uitgaven vaste schuld | 182,0 | 171,6 | 39,3 |
12.01 Rente vlottende schuld | 1 176,7 | 1 646,5 | 1 299,5 |
12.02 Overige uitgaven vlottende schuld | 0,4 | 1,0 | 1,0 |
Totaal relevante uitgaven voor het feitelijke FT | 43 744,5 | 32 177,6 | 30 021,3 |
Niet-relevant voor het feitelijke financieringstekort | |||
11.02 Aflossing vaste schuld | 108 829,6 | 58 160,8 | 40 423,4 |
Totaal niet-relevante uitgaven voor het feitelijke FT | 108 829,6 | 58 160,8 | 40 423,4 |
Totaal uitgaven (kasbasis) | 152 574,1 | 90 338,4 | 70 444,7 |
Ontvangsten | 1999 | 2000 | 2001 |
Relevant voor het feitelijke financieringstekort (kasbasis) | |||
11.01 Ontvangen rente bij uitgifte vaste schuld | 2 973,2 | 1 201,0 | 1 158,2 |
11.03 Agio bij uitgifte schuld | 3 765,5 | 59,6 | 0,0 |
11.04 Disagio bij inkoop schuld | 1,7 | 0,2 | 0,0 |
11.05 Overige ontvangsten vaste schuld | 0,1 | 0,1 | 0,0 |
12.01 Rente kortlopende vorderingen | 167,6 | 69,9 | 0,0 |
12.02 Rentevergoeding op schatkistsaldo | 180,2 | 127,5 | 22,3 |
Totaal relevante ontvangsten voor het feitelijke FT | 7 088,3 | 1 458,3 | 1 180,5 |
Niet-relevant voor het feitelijke financieringstekort | |||
11.02 Uitgifte vaste schuld | 115 294,9 | 57 782,2 | 40 448,4 |
Totaal niet-relevante ontvangsten voor het feitelijke FT | 115 294,9 | 57 782,2 | 40 448,4 |
Totaal ontvangsten (kasbasis) | 122 383,2 | 59 240,5 | 41 628,9 |
Met ingang van 1999 worden de rentelasten op transactiebasis opgenomen in de uitgavenijklijn en in het EMU-saldo van de overheid. Daarom wordt in de begroting IXA een aansluiting gepresenteerd van rentelasten op kasbasis naar rentelasten op transactiebasis. Op grond van de voorgenomen 9e wijziging van de Comptabiliteitswet worden de rentelasten in de begroting IXA vanaf de ontwerpbegroting 2002 op transactiebasis gebaseerd.
Registratie van rentelasten op transactiebasis sluit aan bij de Europese voorschriften van het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen (ESR 1995). Deze voorschriften spelen een belangrijke rol bij onder meer de EMU-rapportages inzake overheidstekort en overheidsschuld en bij de berekeningen van de afdracht eigen middelen.
Het belangrijkste verschil tussen kas- en transactiebasis is het volgende. Op kasbasis geeft een lening in het eerste jaar een lagere rentelast te zien dan op transactiebasis. De kasuitgave ijlt immers na, omdat de (eerste) couponbetaling pas na één jaar plaatsvindt. Op transactiebasis wordt de rente geboekt naar de mate waarin deze «opkomt». Dat betekent dat de rente vanaf de dag van uitgifte geleidelijk aan gaat oplopen. De rente wordt als het ware uitgesmeerd over de tijd. Dit betekent ook dat de dekking van een financieringstekort in enig jaar leidt tot rentelasten die in het jaar van schulduitgifte hoger zijn op transbasis dan op kasbasis. Daartegenover staat dat de rente op kasbasis in het jaar van aflossing hoger ligt, omdat de kasuitgave een heel (coupon-)jaar betreft. Op transactiebasis is slechts over een deel van het laatste jaar rente verschuldigd.
Ook ingeval van bijbetaalde rente – als de stortingsdatum niet overeenkomt met de coupondatum – ontstaat een kas-transverschil, indien de eerste couponbetaling pas plaatsvindt in het jaar na uitgifte. Dit effect treedt m.n. op bij heropening van leningen, hetgeen de laatste jaren steeds vaker gebeurt.
Ook bij DTC's treden kas-transverschillen op. Bij DTC's echter wordt de kasuitgave als gevolg van het disconto karakter bij plaatsing geboekt. Bij DTC-programma's die over de jaargrens heenlopen, zal de rente in het jaar van plaatsing op kasbasis dus groter zijn dan op transbasis.
Bijzonderheid van de door Eurostat voorgeschreven methodiek is tenslotte dat agio, geboekt op het moment van uitgifte, over de gehele looptijd wordt uitgesmeerd, en wel zodanig dat de uitgiftekoers over de looptijd geacht wordt af te nemen tot de nominale waarde die bij aflossing betaald moet worden (voor disagio geldt m.m. hetzelfde). Deze jaarlijkse mutatie wordt in mindering gebracht op de couponrentelasten.
In volgende tabel is de aansluiting van kas-basis naar transactiebasis gemaakt.
bedragen x f 1 mln | |||
---|---|---|---|
1999 | 2000 | 2001 | |
Relevante uitgaven op kasbasis | 43 744,5 | 32 177,6 | 30 021,3 |
Relevante ontvangsten op kasbasis | – 7 088,3 | – 1 458,3 | – 1 180,5 |
Saldo relevant kasbasis | 36 656,2 | 30 719,3 | 28 840,8 |
Kas-transactiecorrectie | – 7 605,8 | – 2 238,2 | – 1 801,6 |
Saldo relevant transactiebasis | 29 050,4 | 28 481,1 | 27 039,2 |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27400-IXA-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.