Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 27400-IV nr. 22 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 27400-IV nr. 22 |
Vastgesteld 3 juli 2001
De vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken1 heeft op 17 mei 2001 overleg gevoerd met staatssecretaris G.M. de Vries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties over:
– zijn brief d.d. 6 maart 2001 over de staatkundige betrekkingen tussen Nederland en de Nederlandse Antillen en Aruba (NAAZ-01-30);
– de ontwikkelingen rondom het IMF-dossier.
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
De staatkundige betrekkingen tussen Nederland en de Nederlandse Antillen en Aruba
Vragen en opmerkingen vanuit de commissie
De heer Van Oven (PvdA) memoreert dat Sint Maarten zich verleden jaar bij referendum heeft uitgesproken voor een autonome structuur en dat verleden jaar november deze Kamer in grote meerderheid een motie heeft aangenomen, waarin bij de Nederlandse regering werd aangedrongen op een actieve houding in dezen. Zijn fractie is echter van mening dat de staatssecretaris deze motie wel erg sober uitvoert. Op Sint Maarten is nog slechts een werkgroep opgericht die zich schijnt bezig te houden met de uitwerking van modellen maar enig resultaat is nog niet zichtbaar. Heeft dat wellicht iets te maken met de overweging van de voorzitter van die werkgroep, namelijk dat Sint Maarten dan een kwart van de staatsschuld van de Nederlandse Antillen zou moeten overnemen?
Het eilandgebied Curaçao heeft wel actie ondernomen en heeft een overzicht van allerlei mogelijkheden gepubliceerd waarover nu kennelijk een maatschappelijke discussie wordt gevoerd en waar men in juli tot verdere standpuntbepaling binnen de Eilandsraad hoopt te komen. Ook de Antilliaanse regering heeft stappen ondernomen en de Nederlandse regering heeft financiële en deskundige steun aan dat proces toegezegd. Van enige inhoudelijke actieve opstelling van de Nederlandse regering is tot nu toe geen sprake of het zou de rede moeten zijn die de staatssecretaris in Utrecht heeft uitgesproken, maar die werkt kennelijk niet verder door in de discussie met de Antilliaanse en Arubaanse regeringen. De PvdA-fractie maakt zich zorgen daarover.
Tijdens de begrotingsbehandeling heeft de staatssecretaris gezegd dat hij eerst wil wachten op initiatieven van Antilliaanse kant. Het is dan zeker niet uitgesloten dat er uiteindelijk een compromis uitkomt waarvan het nog maar de vraag is of dat voor Nederland aanvaardbaar is. Als dat het niet is, zal dat weer leiden tot allerlei frustraties en andere onaangenaamheden, die nu net niet wenselijk zijn, zeker niet gezien het moeizame economische herstelproces. Daar komt nog bij dat in alle drie de landen van het Koninkrijk begin volgend jaar verkiezingen worden gehouden en dat zal de discussie er ook niet gemakkelijker op maken. De heer Van Oven herhaalt daarom het voorstel van zijn fractie voor een commissie met wijzen uit verschillende landen – dat hoeven geen politici te zijn maar wel mensen met ervaring in het bestuurlijk leven – die een raamwerk moet ontwerpen waarbinnen wijzigingen zich moeten afspelen. Voor de PvdA-fractie moet vooraf duidelijk zijn dat als een eilandgebied meer autonomie krijgt, dat ook consequenties moet hebben voor zijn bevoegdheden. Het is onvoorstelbaar dat eilandgebieden als Saba en Sint Eustatius, eenmaal land geworden, dan dezelfde bevoegdheden zouden hebben als nu het land Nederlandse Antillen heeft. Dat geldt ook voor Bonaire, zij het in andere mate en voor Sint Maarten en Curaçao weer in ander verband. Het is ingewikkeld en van tevoren is niet onmiddellijk uit te knobbelen hoe dat eruit zal zien, maar dat er verschillen zijn, is duidelijk. De heer Van Oven heeft het gevoel, dat dit in de discussie op de Antillen en Sint Maarten onvoldoende meeweegt en dat dit ook vanuit Nederland te weinig wordt meegegeven. Misschien is dat ook een van de redenen waarom men op Sint Maarten niet verder komt met die discussie omdat elk antwoord van Nederlandse kant uitblijft.
De heer Van der Knaap (CDA) sluit zich aan bij de kernpunten van het betoog van de heer Van Oven, met name bij de vraag wat de staatssecretaris met de motie heeft gedaan. Inderdaad is de reactie niet meer geweest dan de mededeling dat er deskundigheid en financiële bijstand beschikbaar zijn gesteld, maar waar heeft dat toe geleid? Het Nederlandse kabinet zou in dezen zelf het voortouw moeten nemen en klare wijn moeten schenken in plaats van weer een commissie te benoemen die waarschijnlijk met varianten komt, die de oplossing ook niet dichterbij brengen.
Bij de heer Van Splunter (VVD) overheerst na de toespraak van de staatssecretaris op 11 april in Utrecht, gelet op de discussie van de afgelopen tien jaar en de huidige stand van zaken een gevoel van moedeloosheid en hij sluit zich dan ook graag aan bij de vraag om een duidelijk standpunt van het kabinet.
De staatssecretaris heeft er in zijn toespraak op gewezen dat statuutwijziging een lange weg is. Echter, in feite is sinds de Trente di Maio in 1969 de relatie binnen het Koninkrijk toch niet zoals die zou moeten zijn. Die 32 jaar overziende, vindt hij het in ieder geval niet zo'n probleem om een aantal jaren van statuutwijziging in te gaan. Hij verzoekt de staatssecretaris dan ook deze optie open te laten. De VVD-fractie voelt vooralsnog niet voor weer een nieuwe commissie van wijzen.
Voor de heer Van Middelkoop (ChristenUnie) is oplossing van de financieel-economische crisis belangrijker dan deze staatkundige discussie.
In de brief en ook rede van de staatssecretaris was het argument voor het terugbrengen van de dubbele bestuurslaag niet meer terug te vinden. Is dat nu echt een panacee voor alle problemen, behalve dan dat er minder politici nodig zijn? De zelfstandigheid van de eilanden is al heel groot en naarmate die groter wordt, zullen veel meer compenserende maatregelen moeten worden genomen voor de eilanden die het in eigen zelfstandigheid niet kunnen.
Zijns inziens moet de staatssecretaris op dit moment meer leiding geven, hoe lastig dat ook is. Technische assistentie aan staatkundige commissies aldaar is prima, maar dat kan politiek niet vrijblijvend zijn. Op zich is hij het ermee eens dat niet zozeer op statuutwijziging moet worden geconcentreerd, maar op voorstellen ter verbetering van het bestuur. Leg de verantwoordelijkheid voor staatkundige vernieuwing daar, maar lever wel een bijdrage aan de verbetering van het bestuur. Bij de Rondetafelconferentie van 1993 ging het ook om de verbetering van de samenwerking en toezichtconstructies die de deugdelijkheid van het bestuur in alle delen van het Koninkrijk zouden kunnen waarborgen. De staatssecretaris zou die lijn weer moeten oppakken en de Antillen moeten bevrijden van het volstrekt verouderde idee over autonomie. Nederland is binnen Europa veel minder autonoom dan de Antillen willen zijn. Het gaat erom dat men elkaar helpt door voorstellen te doen ter verbetering van het bestuur. Als dat lukt en het financieel herstel op gang komt, zal de staatkundige discussie ongetwijfeld weer enige tijd wegebben. De koppeling aan de financieel-economische problematiek leidt volgens hem alleen maar tot staatkundige ontbindingsverschijnselen in die zin dat men elkaars lasten niet wil dragen. Op zich is dat begrijpelijk, maar als men zelf weer begint met die discussie over staatkundige modellen, zou zijn advies zijn om de verantwoordelijkheid daarvoor dan ook daar te laten liggen.
Voor mevrouw Scheltema-de Nie (D66) is er alle reden voor om die staatkundige discussie met alle kracht voort te zetten. Natuurlijk is het allereerst een zaak van de Antillen zelf en is de voortgang van het IMF-saneringstraject van het grootste belang, maar moet Nederland dan maar achterover blijven leunen en alleen technische ondersteuning bieden? Dat nu lijkt haar te vrijblijvend. Het is een bouwen aan frustratie als de Nederlandse Antillen van alles bedenken en dat door Nederland wordt afgeschoten. Nederland moet actiever optreden omdat ingrijpende veranderingen op de Antillen nodig zijn. De dubbelelagenstructuur is te duur en te inefficiënt. Dat was mede de reden voor Sint Maarten om een referendum te houden. Nederland kan dat niet op zijn beloop laten. Het moet leiden tot aanpassing van het Statuut en in ieder geval tot verandering van de financiële verhoudingen.
De staatssecretaris heeft een historisch overzicht gegeven in zijn rede van 11 april. De vaste commissie staatkundige structuur van de Nederlandse Antillen geeft bekende mogelijkheden: alle varianten figureren, maar alles blijft zoals het was. Mevrouw Scheltema voelt met de heer Van Oven voor een bi- of tripartiete commissie van wijzen en wil niet bij voorbaat al zeggen dat binnen de koninkrijksverhoudingen moet worden gebleven. Statuutwijzigingen duren lang, maar een tussentraject is mogelijk. Zo langzamerhand is het moment daar om die weg te bewandelen en moet niet gewacht worden op het einde van het IMF-traject. Als de Antillen zicht wordt geboden op een betere structuur kan het vertrouwen in de toekomst vergroot worden en dat kan het IMF-traject alleen maar ten goede komen.
Ook de heer Rosenmöller (GroenLinks) is de mening toegedaan dat de sociaal-economische problematiek absolute prioriteit heeft. Zodra er met steun van Nederland gezonde financiële, sociaal-economische verhoudingen komen, zal bijvoorbeeld het dossier migratie jongeren er anders uit komen te zien en mogelijk ook het dossier staatkundige structuur. De reden dat het referendum door is gegaan is toch voornamelijk de frustratie op Sint Maarten dat men moet betalen voor de gaten in de handen van de Curaçaose bestuurders.
Het vraagstuk van decentralisatie is volgens hem een trend die onmiskenbaar doorgaat, waarin de eilanden meer bevoegdheden zullen krijgen. Dat is overigens een trend die in principe ondersteuning verdient.
De politici op Sint Maarten hebben besloten het referendum door te zetten, in tegenstelling tot die op Bonaire. Nederland heeft het niet geëntameerd en wellicht zelfs niet gewild, maar op het moment dat een van de eilanden dat hoog op de politieke agenda plaatst, kan Nederland natuurlijk niet passief blijven. Nu men op Sint Maarten een jaar lang passief is, kun je niet zeggen dat Nederland maar de trekker moet worden voor het probleem waar men daar niet uitkomt. Vandaar ook zijn terughoudendheid waar het gaat om het instellen van commissies van wijzen. Ook op dat punt moeten Sint Maarten en de Nederlandse Antillen het voortouw nemen.
Ziet de staatssecretaris overigens het vraagstuk van de staatkundige verhoudingen los of juist gerelateerd aan het Statuut? Moeten staatkundige wijzigingen ook leiden tot wijziging van het Statuut? Ingrijpende veranderingen waarschijnlijk wel – en zouden dan ook aanleiding kunnen zijn voor modernisering van het Statuut – maar minder ingrijpende toch niet noodzakelijkerwijs?
De staatssecretaris heeft geen gevoel van moedeloosheid. Integendeel, voor het eerst in jaren begint er een zodanig concreet debat op gang te komen dat dit uitzicht kan bieden op concrete staatkundige verbeteringen op de Nederlandse Antillen. De Antillen hebben niet alleen behoefte aan financieel-economische en budgettaire hervormingen die cruciaal en prioritair zijn, maar ook aan een beter functionerend staatsbestel. De Nederlandse regering wil daaraan graag bijdragen, maar wil de wens van de Antilliaanse regering respecteren om de dialoog eerst in eigen land te voeren.
Bonaire heeft in 1999 besloten tot een referendum maar heeft dat nog niet gehouden. Sint Maarten heeft een referendum gehouden en zich de afgelopen maanden de vraag gesteld wat het resultaat daarvan zou moeten betekenen. In de Curaçaose Eilandsraad is een motie ingediend voor een status aparte. Die motie is niet in stemming gebracht, maar is er een commissie van derden ingesteld die negen opties heeft geformuleerd. Daarmee is een nuttige kaderstellende notitie van theoretische mogelijkheden beschikbaar maar dat is anders dan het aangeven van een prioriteit. Curaçao heeft al laten weten vooralsnog ook politiek nog niet aan keuzes toe te zijn. Men wil eerst een discussie met de samenleving. De commissie denkt in juli aanbevelingen te kunnen doen aan Bestuurscollege en Eilandsraad die of zelf een keuze maken of besluiten tot een referendum.
Deze belangrijke discussie moet resultaat opleveren. Als de Nederlandse regering een uitgewerkte bijdrage levert, zal de doelstelling niet zijn het gelijk hebben maar dat kunnen krijgen. Resultaten zijn het belangrijkst, maar de juiste omstandigheden daarvoor zijn volgens de staatssecretaris op dit moment nog niet aanwezig, met name omdat er nog geen gesprekspartner op de Antillen is.
Als statuutwijziging wenselijk of noodzakelijk is, is instemming van Aruba noodzakelijk. De staatssecretaris heeft zowel op Aruba als op Curaçao de belangstelling voor zo'n commissie van wijzen gepeild en hem is gebleken dat daarvoor nu geen politiek draagvlak bestaat. Daarom vond hij het ook belangrijk om in april namens de Nederlandse regering drie signalen af te geven.
– First things first; eerst de financiële en sociaal-economische problematiek en een nieuw akkoord met het IMF-traject en dan een fundamentele discussie over staatkundige vernieuwingen, hoewel het een natuurlijk wel van invloed is op het ander. – Zodra de financieel-economische problemen dichterbij een oplossing zijn gebracht door een nieuw akkoord met het IMF, zal het volgende agendapunt in de politieke dialoog zijn de staatkundige verhoudingen.
– Vervolgens heeft hij enkele parameters willen aangeven, ijkpunten aan de hand waarvan de regering die dialoog wil voeren. Eén daarvan is al genoemd voorafgaand aan het referendum op Sint Maarten, namelijk dat Nederland geen voorstander is van een status aparte van Sint Maarten analoog aan die van Aruba met onder andere als argumenten: het belang van de rechtshandhaving en dus van een voldoende politieel en justitieel apparaat, het belang van een geloofwaardig monetair beleid, waarvoor een macro-economisch draagvlak en dus een zekere schaal nodig is en het belang van de internationale geloofwaardigheid van een eigen munt.
Nederland is voorstander van oplossingen op maat maar dan wel op basis van een drietal overwegingen. In de eerste plaats moeten staatkundige wijzigingen oplossingen bieden voor concrete problemen. Maar wat zijn de concrete problemen? Een daarvan ligt op begrotingsgebied. De meeste eilanden willen meer financiële armslag hebben dan tot nu toe. Deze wens sluit inderdaad aan bij de onmiskenbare trend naar decentralisatie, maar bij grotere vrijheid op het vlak van inkomsten horen spelregels op het vlak van uitgaven. Moet dan ook niet worden gesproken over spelregels voor het begrotingsbeheer binnen de Nederlandse Antillen? De commissie-Havermans heeft al enkele mogelijkheden verkend in haar eerste rapportage en die zouden verder kunnen worden uitgewerkt en onderdeel kunnen uitmaken van een wijziging van de ERNA of van de staatsregeling. Dus eerst in kaart brengen welke concrete problemen om een oplossing vragen en dat terugwerken tot staatkundige wijzigingen.
De tweede overweging is dat op kortere termijn winst is te boeken met aanpassing van de ERNA of de staatsregeling en dan wijziging van het Statuut, maar het een sluit het ander niet uit. In dit verband wijst de staatssecretaris ook op de samenwerkingsregeling tussen Aruba en Nederlandse Antillen die enkele rigiditeiten bevat die vertragend werken op de besluitvorming inzake het IMF-traject.
De derde overweging is dat staatkundige veranderingen ten goede moeten komen aan de bewoners van alle eilanden. Er moet een gepast evenwicht worden gevonden tussen de wensen van de bewoners van de verschillende eilanden, maar die zijn op dit moment nog niet helder.
De belangrijke toetssteen voor de Nederlandse regering is verbetering van de kwaliteit van het bestuur en dan is er al heel veel mogelijk binnen de huidige ERNA, de huidige staatsregeling, de huidige samenwerkingsregeling en het Statuut. Dat heeft dus niet uitsluitend te maken met alleen een staatkundige wijziging. Er is nu al veel mogelijk, bijvoorbeeld in de sfeer van de administratieve rechtspraak, van comptabiliteitswetgeving, van versterking van de zelfstandige positie van de staten, versterking van de positie van de Rekenkamer enz., die nu al zouden leiden tot verbetering van de kwaliteit van het bestuur. Ook daarover wil hij in discussie met de Antilliaanse overheid die er zelf al een belangrijke bijdrage aan heeft geleverd met het rapport Konfiansa, zijns inziens nog een onderbelicht onderdeel van de politieke discussie. Daarom heeft hij voorgesteld om parallel aan de discussie over staatkundige hervorming een discussie te voeren over die aanpassingen die Confianza in zich heeft en die de kwaliteit van het bestuur kunnen vergroten. Dat wordt nu uitgewerkt in een meerjarenprogramma kwaliteit van bestuur.
Volgens de staatssecretaris is er dus sprake van een continuüm dat begint met die initiatieven om de kwaliteit van het bestuur te begroten die binnen de bestaande structuren mogelijk zijn, van ERNA tot Statuut. Dat laatste wil hij niet uitsluiten, maar niet met de discussie daarover beginnen omdat dit de aandacht afleidt van de noodzaak tot financieel-economische hervormingen en van de mogelijkheden om binnen bestaande regelingen al verbeteringen tot stand te brengen. De Nederlandse regering kiest wel degelijk voor een actieve benadering gericht op kwaliteit van bestuur, maar met respect voor het feit dat de Antilliaanse regering heeft aangegeven nog niet toe te zijn aan een dialoog met de Nederlandse regering. Na de motie van de heer Van Oven heeft hij zeker niet stil willen zitten maar duidelijk laten weten dat dit voor hem het volgende onderwerp op de agenda is.
Over het tijdpad heeft hij nog geen visie opgetekend van het kabinet-Pourier. De landsregering zal met het hoofdeiland in belangrijke mate rekening houden. Curaçao heeft gekozen voor de voorzichtige weg. De staatssecretaris verwacht dat in de tweede helft van dit jaar de inhoudelijke discussie op regeringsniveau gestalte zal krijgen, want vooralsnog gaat hij ervan uit dat er geen zwaar opgetuigde commissie nodig is. Misschien zal het wel nodig zijn om onderdelen door een commissie te laten bestuderen, maar dat zal de praktijk moeten uitwijzen.
De ondersteuning is inhoudelijk en financieel. Minister Pourier is in gesprek met juristen op de Nederlandse Antillen om van dat aanbod gebruik te maken.
Wat betreft de dubbele bestuurslaag lopen twee discussies door elkaar: dient er van twee bestuurslagen te worden overgegaan naar een, en of het systeem van land naar eiland niet zo kan worden hervormd dat de negatieve effecten van twee bestuurslagen zoveel mogelijk worden beperkt. In de Curaçaose negen modellen zijn beide mogelijkheden terug te vinden. Er zullen ongetwijfeld landelijke functies blijven, zoals de rechtspraak. Persoonlijk hecht de staatssecretaris zeer aan het stroomlijnen en afslanken van de landsoverheid, zodat de spanning met de eilanden zoveel mogelijk vermindert. De eerder genoemde commissie staatkundige structuur denkt bijvoorbeeld aan reorganisatie van het ambtelijk apparaat, dienstverleningscontracten van eilanden met elkaar of met een landsdienst. Men heeft op de Antillen zelf wel het gevoel dat men op dit punt nog wel enkele stappen kan zetten, maar of die politiek haalbaar zijn, moet worden afgewacht. Er zijn nog geen voorstellen gepubliceerd.
De heer Van Oven (PvdA) onderkent dat er een relatie is tussen de economische problematiek en de staatkundige structuur maar betwijfelt of die zo sterk is als geschetst. Ook hij acht de decentralisatietendens onmiskenbaar en als Nederland in een vroeg stadium geen bijdrage levert aan het debat, leidt dit tot vluchtgedrag met illusoire oplossingen. Bovendien lijdt de sfeer tussen de eilanden daar ernstig onder, waarbij hij maar verwijst naar de discussie over belastingkwesties. Een definitieve oplossing van het solidariteitsfonds en de structuur van de programmahulp kan zijns inziens moeilijk worden gevonden zonder dat er zicht is op staatkundige ontwikkelingen. Hij kan niet anders dan instemmen met hetgeen de Nederlandse regering op dit moment doet, temeer omdat de Antillen niet geïnteresseerd zijn in zo'n commissie van wijzen, maar zijn fractie zal dit punt zeker aan de orde stellen in het Contactplan en andere wegen zoeken om die discussie te bevorderen.
Volgens de heer Van der Knaap (CDA) kan de staatkundige structuur op zich ook een reden zijn van de slechte financieel-economische situatie op de Nederlandse Antillen, maar dat element heeft hij in het verhaal van de staatssecretaris wel gemist.
De heer Van Splunter (VVD) maakt zich zorgen dat het tempo wordt bepaald door de Antillianen, terwijl de problemen zo groot zijn. Op zich vindt hij het verheugend dat de staatssecretaris constateert dat er beweging is, maar hij waarschuwt hem maar voor het verschijnsel als je in een tunnel rijdt: er lijkt licht te zijn, maar later blijkt het een tegenligger te zijn. Natuurlijk moet in het Contactplan worden afgewacht wat er zoal naar voren komt, maar Nederland moet niet te beroerd zijn om aan het eind daarvan conclusies te trekken en zo nodig ook het voortouw te nemen.
De heer Van Middelkoop (ChristenUnie) acht het heel wel mogelijk, dat hij de lijn van de heer Van Oven kan volgen als de Antillen en Sint Maarten hebben gesproken. Hooguit zit het verschil hem in het tempo.
Wat betreft de opmerking van de staatssecretaris over begrotingsbeheer e.d. vraagt hij zich af, of daar al een traject voor is en zo ja, welk en waar.
Mevrouw Scheltema-de Nie (D66) blijft van mening, dat Nederland niet in een te laat stadium moet zeggen waar het in die discussie staat. Nederland moet de standpunten tijdig in de discussie inbrengen en zij hoopt dat de staatssecretaris begrijpt dat zij vaart in die discussie wil krijgen. Wellicht kan hij dat ook aan de overzijde melden.
De staatssecretaris stelt dat er geen enkel verschil van mening bestaat over de noodzaak tot staatkundige hervorming en dat daar niet uitsluitend Antilliaanse partners bij betrokken zijn, maar ook Arubaanse en Nederlandse. Het lijkt hem noodzakelijk dat ertussen dit moment en de zomer meer tekening komt in de voorlopige wensen van de eilanden. Voor een echte dialoog zal er ook iets meer tekening moeten zijn in het denken van de Arubaanse en Antilliaanse regeringen. Dat moment zal ongetwijfeld na de zomer aanbreken. De Nederlandse regering zal niet alleen dan een rol spelen, maar heeft dat het afgelopen jaar ook actief gedaan, zij het meer achter de schermen. De keuze voor een discussie via de media of tussen bestuurders, hangt ten nauwste samen met effectiviteit, zeker waar de overzijde nog in een complex intern debat is verwikkeld. Eind jaren tachtig bestond er ook onduidelijkheid over de wensen van de Antilliaanse partners over de staatkundige toekomst. Midden in die onduidelijkheid heeft Nederland in 1990 een voorstel gelanceerd waardoor er in ieder geval consensus binnen de Antillen ontstond door dat voorstel af te wijzen. Dat nu zou hij in dit geval graag willen voorkomen. Als Nederland met uitgewerkte gedachten zou komen, moet er wel een redelijke mate van zekerheid zijn dat die wortel kunnen schieten.
Ontwikkelingen rondom het IMF-dossier
De staatssecretaris merkt op dat deze week in Washington contact plaatsvindt tussen de Centrale Bank van de Nederlandse Antillen en het IMF over besluiten van het Antilliaanse kabinet van afgelopen vrijdag over een pakket van 75 mln gulden bezuiniging, noodzakelijk om dit jaar het begrotingstekort niet te laten uitstijgen boven de 150 mln gulden van verleden jaar. Hoewel het uiteraard de wens was om dat tekort terug te brengen, werd dat niet reëel geacht en is afgesproken om het in ieder geval niet meer te laten worden dan die 150 mln gulden. Aangezien er een tekort dreigde van 225 mln gulden moest minimaal 75 mln gulden worden bezuinigd. Over de invulling daarvan wordt deze week dus in Washington gesproken.
Daarbij zal uiteraard ook worden gesproken over de uitvoering van vijftien prior actions, vooral in wetgevende sfeer die het IMF heeft aanbevolen om structurele ontwikkelingen tot stand te brengen. Grosso modo is de Antilliaanse regering op tweederde met de uitvoering. Er ligt nu dus een substantieel pakket en het is nog niet zeker of het IMF ook eind deze week advies kan uitbrengen. Als het IMF van mening is dat er voldoende voortgang is geboekt met het op orde brengen van de Antilliaanse overheidsfinanciën, zal Nederland opnieuw worden verzocht financiële steun te verlenen, hetgeen Nederland dan ook uiteraard zal doen.
De afgelopen maanden is intensief overleg gevoerd met de Antillen over een economisch steunprogramma. In de eerste plaats wordt eraan gedacht een aantal stimuleringsinstrumenten die in Nederland gelden voor het Nederlands bedrijfsleven aan het Antilliaanse bedrijfsleven beschikbaar te stellen, bijvoorbeeld een exportkredietverzekering in Nederland. De mogelijkheden daarvan worden op dit moment in kaart gebracht. Ook wordt bezien de mogelijkheid van andere Nederlandse instrumenten in de economische samenwerking met ontwikkelingslanden.
In de tweede plaats worden afspraken gemaakt over een meerjarenprogramma voor duurzame economische ontwikkeling. Dat betreft de klassieke ontwikkelingssamenwerking, maar dan niet meer in de vorm van projecten van jaar tot jaar verschillend, maar geschakeld in een meerjarig perspectief, dus programma's. De meeste eilanden hebben daarover informeel al ideeën naar voren gebracht, maar van Curaçao is nog niets ontvangen. Daarmee heeft inmiddels wel ambtelijk overleg plaatsgevonden. De staatssecretaris hoopt dat hij daarover eind deze maand met mevrouw Römer en de heer Pourier nadere afspraken kan maken. Als dat meer tijd vergt, zou hij in ieder geval afspraken willen maken over enkele urgente financiële injecties. Bij zijn laatste bezoeken heeft hij dan ook aangedrongen op concrete Antilliaanse voorstellen. Ook binnen het bestuurscollege van Curaçao wordt daarover een heftige politieke discussie gevoerd, maar als het niet snel tot een beslissing komt, kunnen die injecties wellicht moeilijk nog dit jaar plaatsvinden.
De derde stap van de economische steunbenadering zijn gesprekken over een fonds, zoals ook aanbevolen door de Wereldbank, waaruit PPS'en kunnen worden gefinancierd. Dat fonds kan wellicht gestalte krijgen in een Trustfund bij de Wereldbank die veel ervaring heeft in het beheer van dergelijke economische stimuleringsfondsen en daarvan zouden de Antillen goed gebruik kunnen maken. Omdat de vormgeving de nodige zorgvuldigheid vereist, zal het nog wel even duren voordat het zover is.
Curaçao verwacht dit jaar een economische groei van 1% à 2%. De staatssecretaris lijkt dat wat optimistisch maar ziet wel een opleving in de bouw en het toerisme en niet alleen op Curaçao. De bodem van het dal is volgens hem wel gepasseerd maar het tempo van het herstel zal afhankelijk zijn van het tempo van de hervormingen. Er is een hoopvolle ontwikkeling maar de noodzaak tot concrete beslissingen door de Antillen blijft volop overeind staan.
Mevrouw Scheltema-de Nie (D66) vraagt of de Antillen eerst helemaal klaar moeten zijn met die bezuinigingen voordat Nederland bereid is om over de brug te komen.
Wat is er gebeurd met de 20 mln gulden die op de plank lagen voor sociale investeringen? Is alles nu daadwerkelijk beschikbaar gesteld?
Wat betreft de stimulering van de economie wijst zij op het plan van mevrouw Römer, dat ook uitging van het door de staatssecretaris genoemde fonds. De versterking van de economische structuur is een conditio sine qua non, maar wacht nu niet iedereen op elkaar?
De heer Van Middelkoop (ChristenUnie) merkt op dat net als verleden jaar ook dit jaar liquiditeitssteun moet worden gegeven. Om hoeveel gaat het en wordt daarmee de schuldpositie van de Antillen niet moeilijker?
Is de definitieve boedelscheiding van de Antillen en Aruba van 36,9 mln gulden nu eindelijk rond?
Hoe staat het ten slotte met de Abna, de verschuiving van de pensioenpremie van de werkgever naar de ambtenaar?
De heer Van Splunter (VVD) heeft begrepen dat eerst de 75 mln gulden bezuiniging gerealiseerd moet zijn, waarna de staatssecretaris de hulp kan bieden. Zijn fractie wil de staatssecretaris daar graag aan houden.
De heer Van der Knaap (CDA) vraagt of de staatssecretaris kan aangeven waarom de taakstelling voor dit jaar niet gerealiseerd is. Hoe is de sterke overschrijding ontstaan?
Hij heeft behoefte aan een analyse over de gevangenis De Goede Toekomst. Welke activiteiten heeft de staatssecretaris ontplooid?
De heer Van Oven (PvdA) vraagt wat de verwachtingen zijn over de ondertekening van het IMF-akkoord. Moet een herhaling gevreesd worden van het vorig jaar?
Is inmiddels het rapport van de pensioenmissie van het IMF beschikbaar?
Ook de heer Rosenmöller (GroenLinks) is teleurgesteld over het uitblijven van het meerjarenakkoord met het IMF. Hij vreest dat als dit niet voor de zomer rond komt, het na de zomer wel kan worden vergeten, juist vanwege de al eerder geconstateerde vermoeidheid aan de overzijde om die laatste stap te zetten, onverlet latend de waardering voor het werk van de regering-Pourier.
Hoe komt de vulling van het fonds tot stand? Wie zijn de donoren?
Wat betreft de gevangenis heeft hij gelezen dat er intensief overleg wordt gevoerd met Koraalspecht en de commandant zeemacht Caribisch gebied, de heer Prins, over een verzoek aan Nederland voor bijstand. Is de Nederlandse regering in principe bereid een bijdrage te leveren ter oplossing van dit zeer acute probleem?
De staatssecretaris wijst erop dat de Antilliaanse regering met het IMF praat over hervormingen. Als het IMF meent dat die voldoende effectief zijn, benadert het de Nederlandse regering met een aanbeveling om de Antillen te helpen, net zoals verleden jaar is gedaan. Dat is ook de juiste weg waarvan in ieder geval de Nederlandse regering niet zal afwijken. Als het IMF met een aanbeveling komt, zal dat zeer zwaar wegen. Nederland zal niet buiten het IMF om middelen beschikbaar stellen. Het IMF bekijkt nu de invulling van die 75 mln gulden. De Antilliaanse regering heeft zelf besloten om een deel van die bezuiniging te zoeken in de volksgezondheidsector. Het bedrag dat Nederland beschikbaar zal stellen, hangt af van de aanbeveling van het IMF en de inschatting van de mogelijkheden die de particuliere kapitaalmarkt biedt. De Nederlandse overheid is pas aan zet als ook de particuliere kapitaalmarkt zijn normale werk heeft gedaan, waarbij kan worden gedacht aan obligatieleningen e.d.
Wat de door mevrouw Scheltema genoemde 20 mln gulden betreft, is inmiddels overeenstemming over de besteding bereikt. De Antilliaanse overheid reikt nu de concrete projectdossiers aan om die besteding te effectueren. Het heeft inderdaad erg lang geduurd. Tijdens zijn laatste bezoek heeft hij met de minister-president knopen doorgehakt omdat hij het gelet op de noden in de samenleving niet verantwoord vond om nog langer te wachten.
Nog deze maand hoopt hij afspraken te kunnen maken over zowel economische impulsen voor dit jaar voor reguliere projecten als over de economische instrumenten die Nederland aan de Antillen beschikbaar wil stellen. Het zal wel iets langer duren voordat dat fonds er is en daarbij zijn ook vragen over de verdeling en de voeding aan bod. De aanbevelingen van de Wereldbank worden in ieder geval zeer serieus genomen, temeer omdat het van belang is dat die organisatie haar belangrijke rol kan spelen. Het heeft alleen maar voordeel als zoveel mogelijk gezaghebbende internationale organisaties worden betrokken bij de advisering aan de Antillen.
Het IMF-rapport met betrekking tot de pensioenen kan nog niet beschikbaar worden gesteld, aangezien van Antilliaanse autoriteiten nog geen toestemming is verkregen. Ondertekening van het IMF-akkoord is volgens hem niet afhankelijk van dat rapport.
De boedelscheiding is rond en het bedrag is ook overgemaakt en ontvangen.
Dat de taakstelling niet is gehaald heeft o.a. te maken met belastingtegenvallers en beslissingen van het Antilliaanse kabinet. De staatssecretaris zegt toe de Kamer daarover schriftelijk te informeren voordat het Contactplan aan de orde komt.
Wat betreft de gevangenis is de Nederlandse regering in principe bereid te bezien welke bijdrage kan worden geleverd om de problemen daar de baas te worden. Daarover worden deze week gesprekken gevoerd. Voorop staat, dat een structurele oplossing onmogelijk is zonder dat de integriteit en de kwaliteit van de bewaarders drastisch verbetert. Als krantenlezer krijg je soms wel de indruk dat een aantal bewaarders inderdaad thuishoort in die gevangenis maar dan niet in de huidige functie. Geen gevangenis is bestand tegen onvoldoende controle. Hij hoort graag van zijn collega's aan de overzijde wanneer daarvoor een oplossing wordt gevonden. De situatie is inderdaad buitengewoon zorgwekkend, niet alleen omdat binnen korte tijd drie ontsnappingen hebben plaatsgevonden maar ook omdat het om de meest gewelddadige criminelen gaat. Hij hoopt dan ook dat de Antilliaanse regering maar ook de staten hun verantwoordelijkheid nemen en scherp toezien op verbetering. Er zijn initiatieven genomen om de situatie structureel te verbeteren maar hij wacht op de beleidsinitiatieven en de bewaking daarvan door de collega's aan de overzijde. Deze gevangenis valt volledig onder de staatsrechtelijke en politieke verantwoordelijkheid van de Nederlandse Antillen en hij hecht eraan die staatsrechtelijke verhoudingen te respecteren.
Ten slotte merkt hij nog op de in januari aangekondigde voortgangsrapportage over rechtshandhaving hopelijk voor deze zomer te kunnen aanbieden.
Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), Te Veldhuis (VVD), Ter Veer (D66), Rosenmöller (GroenLinks), voorzitter, Scheltema-de Nie (D66), ondervoorzitter, Van Middelkoop (ChristenUnie), Zijlstra (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Van Oven (PvdA), Dankers (CDA), Oudkerk (PvdA), Rijpstra (VVD), Verhagen (CDA), De Graaf (D66), Gortzak (PvdA), Van der Knaap (CDA), Balkenende (CDA), Karimi (GroenLinks), Bussemaker (PvdA), Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), E. Meijer (VVD), Van Baalen (VVD), De Swart (VVD).
Plv. leden: Balemans (VVD), Oplaat (VVD), Van den Berg (SGP), Van Gent (GroenLinks), Van Vliet (D66) Rouvoet (ChristenUnie), Valk (PvdA), Van Wijmen (CDA), Koenders (PvdA), Hillen (CDA), Timmermans (PvdA), Weisglas (VVD), Van de Camp (CDA), Dittrich (D66), Duivesteijn (PvdA), Stroeken (CDA), Atsma (CDA), De Cloe (PvdA), Marijnissen (SP), De Boer (PvdA), Van den Doel (VVD), O. P. G. Vos (VVD), Van Splunter (VVD), Swildens-Rozendaal (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27400-IV-22-h1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.