27 400 IV
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2001

nr. 15
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 januari 2001

Inleiding

Van 2 tot en met 8 januari heb ik een kennismakingsbezoek gebracht aan Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba. Het bezoek was een vervolg op het kennismakingsbezoek dat ik van 21 tot en met 26 oktober jl. aan de Benedenwindse eilanden heb gebracht, waarover ik u bij brief van 17 november jl. reeds heb ingelicht.

Ik heb achtereenvolgens Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba bezocht, waarna ik in Willemstad met de Gouverneur J. M. Saleh, minister-president M. A. Pourier, en met de minister van Binnenlandse Zaken, Arbeid en Sociale Zaken, mw. M. M. Rafaël, heb gesproken. In deze brief doe ik kort verslag van mijn kennismakingsbezoek.

Tijdens het bezoek bereikte mij het droevige bericht van het overlijden van de minister van Justitie en Publieke Werken van Aruba, de heer E. J. Vos. Ik heb daarom aansluitend op Aruba de begrafenis van de heer Vos bijgewoond en hem namens de regering de laatste eer bewezen.

Sint Maarten

Op Sint Maarten heb ik na een onderhoud met gezaghebber F. Richards gesproken met gedeputeerde mw. S. Wescott-Williams, het bestuurscollege en de eilandsraad. Voorts heb ik bezoeken gebracht aan de haven en luchthaven en heb ik een ontmoeting gehad met vertegenwoordigers van de sociale partners.

In de gesprekken is met name aandacht besteed aan de discussie over de staatkundige toekomst van Sint Maarten. Van de kant van Sint Maarten is uiteengezet op welke wijze wordt gewerkt aan een uitwerking van de uitslag van het referendum dat op 23 juni 2000 is gehouden. Er zijn gesprekken gehouden met Saba en Sint Eustatius, waarin is geconcludeerd dat deze eilanden hun medewerking willen verlenen aan een door Sint Maarten gewenste aparte status. Voorts is geconstateerd dat op tal van terreinen samenwerking tussen de eilanden noodzakelijk zal zijn. Sint Maarten is zich zeer bewust van de verantwoordelijkheid die het ten opzichte van deze eilanden heeft. In december heeft een overleg plaatsgevonden met vertegenwoordigers van alle eilanden, met uitzondering van Bonaire, en de regering in Willemstad. Besloten is dat de regering een stappenplan zal presenteren voor voortzetting van de discussie over de staatkundige structuur. Ten aanzien van eerdere uitspraken dat Sint Maarten niet zou meedoen aan de verkiezingen van de Staten in 2002, verklaarde mw. Wescott dat 2002 een streefdatum is voor het realiseren van de status aparte. Op dat moment moet duidelijkheid bestaan wat de positie wordt van Sint Maarten. Mocht Sint Maarten dan niet klaar zijn voor een status aparte, dan neemt het normaal aan de verkiezingen deel. De gedeputeerde gaf aan dat Sint Maarten over een maand de eerste resultaten betreffende structuur en principes voor toekomstig bestuur openbaar zal maken.

In de gesprekken kwam naar voren dat de financiële verhoudingen binnen de Nederlandse Antillen een van de kernproblemen is die moeten worden opgelost. De verdeling van de gelden tussen de eilanden en de wijze van belastingheffing moet volgens de eilanden veranderen. Dit zou een grote bijdrage leveren aan het verbeteren van het bestuur.

In de gesprekken heb ik er op gewezen het natuurlijk te achten dat zich veranderingen in relaties voordoen. Bij de discussie over de staatkundige verhoudingen moet evenwel de inhoud van de problemen voorop staan. Het is nodig niet te beginnen met spreken over institutionele verandering, maar met te bezien welke problemen moeten worden opgelost. Institutionele verandering moet het resultaat zijn van een inhoudelijke discussie. In dit verband moet het gaan over deugdelijk bestuur en over de vraag welke noden van de burgers moeten worden aangepakt. Het doel moet zijn een zo kwalitatief goed mogelijk overheidsbestuur. Daarbij is van belang dat het bestuur zich wapent tegen bedreigingen van buitenaf, met name op het terrein van de rechtshandhaving. In dit verband heb ik aangegeven niet goed in te zien hoe schaalverkleining van het bestuur een bijdrage aan de verbetering van de kwaliteit van het bestuur kan leveren. Bovendien moet in het oog worden gehouden dat verandering van de positie van een partij niet ten koste mag gaan van andere partners in het Koninkrijk. Over de status aparte voor Sint Maarten heb ik herhaald dat Nederland niets ziet in een Koninkrijk met zeven verschillende landen. In plaats daarvan moet worden gezocht naar mogelijkheden van verandering om tegemoet te komen aan veranderde omstandigheden binnen het bestaande verband van het Koninkrijk. Versterking van het bestuur moet daarbij het uitgangspunt in plaats van verzwakking die het gevolg kan zijn van fragmentatie. Tenslotte heb ik meegedeeld dat Nederland in elk geval sterk zal blijven hechten aan de zorg voor deugdelijkheid van het bestuur. Samen zal gezocht moeten worden naar nieuwe verhoudingen, waar deugdelijkheid van bestuur een centrale rol in zal spelen, ieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid. Nederland is uiteraard bereid deel te nemen aan de discussies en deze waar nodig technisch te ondersteunen, maar wil daarbij niet de leiding nemen. Prioriteit heeft dat Sint Maarten en de Nederlandse Antillen met elkaar terzake diepgaand in overleg te treden.

In het gesprek met mw. Wescott heb ik voorts het onderwerp vrije vestiging en werkvergunningen voor Europese Nederlanders op de Nederlandse Antillen en derhalve ook Sint Maarten aan de orde gesteld. Ik heb gewezen op het grote belang dat wordt gehecht aan het realiseren van een vrije vestiging van Europese Nederlanders. Mw. Wescott gaf aan dat wat haar betreft vestiging op basis van reciprociteit mogelijk behoort te zijn.

In de ontmoeting met het bestuurscollege is onder meer gesproken over de casino's op Sint Maarten. Meegedeeld werd dat er binnenkort een Gaming Control Board voor de casino's ingesteld zal worden en dat men onderzoekt welke mogelijkheden er zijn voor registratie van de bezoeken aan de casino's door de lokale bevolking. Ik heb gesteld grote waarde te hechten aan het toezicht op de casino's, zowel met betrekking tot belastinginning, maar ook met het oog op het bestrijden van witwas-praktijken.

Wat betreft de illegalen werd duidelijk dat zij een probleem voor Sint Maarten vormen, met name op het gebied van gezondheidszorg en onderwijs. Met name het verschaffen van onderwijs aan kinderen van illegalen is van groot belang om toekomstige problemen te voorkomen.

Tenslotte werd door het bestuurscollege er op gewezen dat versterking van de technische bijstand noodzakelijk is. De versterking zou met name moeten plaatsvinden bij de belastingdienst, de eilandsontvanger, het kabinet van de gezaghebber en juridische dienst.

In het gesprek met de eilandsraad is, naast de discussie over de staatkundige verhoudingen, stilgestaan bij de inburgeringsplicht. Op een opmerking dat deze plicht discriminerend zou zijn ten opzichte van de inwoners van Sint Maarten aangezien er sprake is van een probleem met jongeren van Curaçao, heb ik geantwoord dat de regeling er op is gericht de inwoners van de Nederlandse Antillen die overwegen naar Nederland te gaan, daarop de noodzakelijke voorbereiding te geven. Het is de verantwoordelijkheid van alle regeringen in het Koninkrijk om te voorkomen dat hun burgers onnodig in uitzichtloze situaties terecht komen.

Sint Eustatius

Op Sint Eustatius is gesproken met de gezaghebber E. Abdul en het bestuurscollege, waarna een bezoek is gebracht aan onder meer de brandweerkazerne, het bejaardentehuis, het ziekenhuis en de Statia Oil Terminal.

In de gesprekken werd zorg uitgesproken over de discussie over de staatkundige verhoudingen. Ik heb aangegeven dat de belangen van Sint Eustatius en Saba, net als die van de andere eilanden en landen in het Koninkrijk, zeker bewaakt zullen worden. In de gesprekken is het hierboven aangegeven standpunt van Nederland uiteengezet.

De financiële situatie van Eustatius is precair. Getracht wordt door het afsluiten van een nieuw contract met Statia Oil Terminal hier verbetering in aan te brengen. Ik heb Sint Eustatius aangeboden een deskundige ten behoeve van de onderhandelingen te zoeken. Dit aanbod werd aanvaard. Voorts werd door het bestuurscollege de aandacht gevestigd op de noodzaak een oplossing te vinden voor het Solidariteitsfonds. Geantwoord is dat Nederland bereid is op basis van de voorstellen die door de commissie Havermans zijn gedaan een oplossing te vinden. Gewezen is op de gesprekken die staatssecretaris G. de Vries hierover in Willemstad op korte termijn zou gaan voeren met de Antilliaanse regering.

Met betrekking tot het drinkwater-projekt en het klifwanden-projekt is medegedeeld dat deze projekten de volle aandacht hebben. Met het drinkwater-projekt kan begonnen worden zodra de discussies op Sint Eustatius rond de heffingen en de hoger gelegen gebieden afgerond zijn.

Saba

In de gesprekken met de gezaghebber A. J. M. Solagnier en het bestuurscollege waren het Solidariteitsfonds en de discussie over de staatkundige verhoudingen de belangrijkste onderwerpen. Gedeputeerde W. Johnson pleitte voor een situatie waarin Saba direct onder Nederlands bestuur zou komen. Daarnaast zou op een aantal terrein nauw met de andere eilanden van de Nederlandse Antillen moeten worden samengewerkt. Net als op Sint Maarten en op Sint Eustatius is op Saba het Nederlandse standpunt uiteengezet.

Voorts is gesproken over de voortgang van de projekten luchthaven Saba en zeehaven Saba. Met betrekking tot de haven is van belang dat het er om gaat een duurzaam herstel te bewerkstelligen.

Het bestuurscollege toonde zich tevreden met de voortgang van de commissie-Havermans en het feit dat Nederland inziet hoe groot de noodzaak voor een aanpassing van het Solidariteitsfonds is. Door het bestuurscollege werd uitgesproken dat het noodzakelijk is dat Nederland er op toeziet dat het systeem op de juiste wijze toegepast wordt.

Regering te Willemstad

In Willemstad heb ik na afloop van mijn kennismakingsbezoek de Gouverneur, de minister-president en de minister van Binnenlandse Zaken ingelicht over mijn gesprekken op de Bovenwindse eilanden. In de gesprekken werd bevestigd dat de discussie over de staatkundige structuur vanuit de inhoud moet worden gevoerd en dat het allereerst gaat om een interne aangelegenheid van de Nederlandse Antillen. De minister van Binnenlandse Zaken gaf aan bij het opstellen van een stappenplan langs inhoudelijke lijnen te werk te willen gaan. Duidelijk is dat de financiële vraagstukken hierbij een belangrijk onderwerp zullen zijn. De bereidheid van Nederland om desgewenst inhoudelijke ondersteuning te leveren is uitgesproken.

Ten aanzien van de voorgenomen decentralisatie van de belastingdienst is van gedachten gewisseld over de noodzaak dat het Land voldoende zeggenschap houdt over een juiste en gelijkvormige uitvoering van de wetgeving.

Over de educatieplicht werd gemeld dat de laatste hand wordt gelegd aan een ministeriële beschikking waarmee uitvoering wordt gegeven aan de afspraken die met de Nederlandse regering zijn gemaakt.

Tenslotte is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de afspraken met het IMF besproken. Op een aantal onderwerpen is een achterstand opgelopen. Er wordt geprobeerd deze achterstand zo snel mogelijk in te halen. Met name op het punt van de pensioenen is geconstateerd dat het draagvlak voor nieuwe maatregelen zeer gering is.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

Naar boven