27 400 III
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Algemene Zaken (III) voor het jaar 2001

nr. 9
BRIEF VAN DE MINISTER PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 27 november 2000

Gaarne licht ik U in over mijn officiële bezoek aan Turkije – het eerste van een regeringsleider van een EU-lidstaat sinds de bevestiging van de Turkse EU-kandidatuur op de Europese Raad van Helsinki – , dat plaatsvond van 28–31 oktober jongstleden. De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken vergezelde mij op 30 oktober. Het bezoek volgde op een eerder bezoek van de Minister van Buitenlandse Zaken aan Ankara, op 29 november 1999, en gold mede als voorbereiding van het staatsbezoek dat de Turkse president Sezer begin april 2001 aan Nederland zal brengen.

Tijdens dit bezoek werden behalve Ankara ook Istanbul en de in het aardbevingsgebied gelegen plaatsen Gölcük en Izmit aangedaan, waar mede met behulp van respectievelijk de gemeenten Rotterdam en Amsterdam aan opvang en wederopbouw wordt bijgedragen. In Istanbul hield ik onder meer een toespraak voor de Bosporus-Universiteit (in bijlage).1

Zwaartepunt van het officiële gedeelte van het bezoek lag op maandag 30 oktober. Gesprekken vonden plaats met president Sezer, aan wie uitnodiging van Hare Majesteit voor een officieel bezoek in april 2001 werd overgebracht, met premier Ecevit (bijgestaan door Minister Cem), en met parlementsvoorzitter Izgi.

Turkije en Nederland tekenden een Memorandum of Understanding met betrekking tot het thans voor Turkije opengestelde MATRA/PSO-programma (zie eerdere brief Kamerstuk 26 800 V nr. 15).

Voorts vond een onderhoud plaats met vertegenwoordigers van mensenrechtenorganisaties.

Invulling van kandidatuur Europese Unie

Turkse gesprekspartners waren optimistisch over de eigen vorderingen. Turkije zou wel eens sneller aan de politieke «Kopenhagen-criteria» kunnen voldoen dan door sommigen mogelijk c.q. wenselijk zou worden geacht, aldus premier Ecevit. De reeds doorgevoerde hervormingen en de economische opbloei van het land droegen bij aan het optimisme. Aan Turkse zijde bestond evenwel de vrees dat het voorstel van de Commissie voor een Partnerschap voor Toetreding, dat tijdens mijn bezoek nog in voorbereiding was, voorwaarden voor Turkse toetreding zou bevatten die verder zouden gaan dan hetgeen door de Europese Raad van Helsinki is vastgelegd.

Ik heb aangegeven dat de EU-kandidatuur van Turkije uiteraard wordt gesteund, ook in praktische zin via het partnerschap voor toetreding en bilateraal met het MATRA/PSO-programma. Na de Europese Raad van Helsinki is een nieuwe periode in de betrekkingen tussen Turkije en de EU aangebroken. Een snelle follow-up van de besluiten van Helsinki is belangrijk, maar er moeten geen onrealistische verwachtingen worden gewekt. De EU is niet slechts een vrijhandelszone maar een gemeenschap van waarden. De oprechte bedoelingen, en ook inspanningen, van Turkse zijde om spoedig te voldoen aan de Kopenhagen-criteria worden ten volle ondersteund. Maar een realistische benadering gebiedt te concluderen dat Turkije nog een periode van ingrijpende en langdurige hervormingen nodig zal hebben om dat doel te bereiken. Er bestaan immers nog steeds grote zorgen over de mensenrechtensituatie, de politieke rol van de krijgsmacht, de rechtsorde – inclusief de nog niet afgeschafte doodstraf – en fundamentele vrijheden als die van meningsuiting, vereniging en religie, zo heb ik onderstreept. Ten aanzien van het Partnerschap voor Toetreding heb ik aangegeven dat dit document niet de voorwaarden voor toetreding van Turkije vastlegt, maar een praktisch instrument is in het kader van de pretoetredingsstrategie. Ik heb premier Ecevit gevraagd constructief met de Commissie samen te werken bij de formulering van de tekst van dit document, opdat het Partnerschap zo spoedig mogelijk tot stand komt.

Griekenland, Cyprus

De betrekkingen tussen Turkije en Griekenland zijn in de afgelopen anderhalf jaar structureel verbeterd. Ik heb mijn waardering er voor uitgesproken dat beide landen in dialoog zijn met elkaar. Wel is duidelijk, dat op de grootste politieke knelpunten nog nauwelijks voortgang is geboekt. Een recent incident in het kader van een NAVO-oefening aan de Turkse kust, waarbij zoals bekend Griekenland zich uit de oefening terugtrok, en het gebrek aan progressie in de kwestie-Cyprus waren daarvan voorbeelden. Ik heb aangedrongen op voortzetting van inspanningen gericht op verbetering in de relaties met Griekenland.

Inzake Cyprus benadrukte premier Ecevit dat er sinds het Turkse ingrijpen in 1974 vrede is op het eiland en, ondanks de «wrede» boycot jegens het Turkse deel, een groeiende welvaart.

Van Nederlandse zijde is aangedrongen op een positieve Turkse bijdrage aan een oplossing voor het conflict. Nederland acht het van eminent belang dat een politieke oplossing van de kwestie-Cyprus wordt bereikt voordat het eiland tot de EU toetreedt. Daarop kunnen alle partijen worden aangesproken. Op het moment dat over toetreding wordt besloten, zullen alle factoren worden meegewogen, en de opstelling van partijen in de daaraan voorafgaande periode is daar een van.

Europees veiligheids- en defensiebeleid

Premier Ecevit sprak waardering uit voor de Nederlandse inspanningen om Turkije zo veel mogelijk bij de besluitvorming inzake het Europese veiligheids- en defensiebeleid te blijven betrekken. Het is voor Turkije niet acceptabel buiten besluitvorming te worden gehouden en een positie te krijgen die minder inbreng zou betekenen dan nu reeds in WEU-kader acquis is.

Van Nederlandse zijde is aangegeven dat een zo volwaardig mogelijke participatie van alle Europese NAVO-leden het effectieve functioneren van een Europees veiligheids- en defensiebeleid verhoogt. Wel is een constructieve houding van Turkije bij de besprekingen hierover van belang, zodat de door Nederland ook essentieel geachte NAVO-EU-relatie niet in het gedrang komt.

Mensenrechten, rechtsorde

Aangevende dat juist de open en vriendschappelijke relatie met Turkije dit mogelijk maakte, vroeg ik in duidelijke termen aandacht voor de mensenrechtensituatie, met inbegrip van foltering, de toepassing van artikel 312 van Turks WvS inzake vrijheid van meningsuiting en het recht van vereniging en godsdienst. De beperkingen troffen vooral degenen die zich sterk maakten voor politieke aandacht voor de Koerdische zaak, en vertegenwoordigers van Islamitische organisaties. Tevens stelde ik de positie van de krijgsmacht in het democratisch proces aan de orde, en pleitte ik voor een spoedig afschaffen van de doodstraf. In het algemeen diende vooral ook de implementatie van regelgeving aandacht te krijgen. Het was goed dat gedurende het thans gestarte pre-accessietraject door de EU, en in aanvulling daarop door lidstaten zoals Nederland, nauw met Turkije kon worden samengewerkt aan verbeteringen op dit terrein. De inzet en bereidheid daartoe is aan EU-zijde groot.

Van Turkse zijde werd gesteld dat leidende kringen in de politiek zich er van bewust waren dat de regelgeving in Turkije op bepaalde punten te wensen overliet. Reeds een groot aantal hervormingen was doorgevoerd, en meer zouden volgen. Vanwege de uitzonderlijke positie van Turkije bleef terrorismebestrijding een wezenlijk aandachtspunt. De krijgsmacht vervult op dat terrein een cruciale rol, aldus Turkse gesprekspartners.

Tijdens het gesprek met vertegenwoordigers van mensenrechtenorganisaties (IHD, IHV en Mazlum Der, alsmede Akin Birdal; de Helsinki Citizen's Assembly was verhinderd) kwamen onder meer de schendingen in Turkije van de mensenrechten, waaronder martelingen, aan de orde. Ook werd uitgebreid stil gestaan bij de minderhedenproblematiek in het land, met name de Koerdische kwestie.

Van Nederlandse zijde werd aangegeven dat de bijdragen van de organisaties van groot belang werden geacht. Informatie van NGO's over schendingen is belangrijk om tot een afgewogen oordeel te komen over de feitelijke voortgang van de Turkse hervormingen.

Bilaterale betrekkingen

Geregeld werd door Turkse gesprekspartners verwezen naar de zeer gewaardeerde financiële en morele steun vanuit Nederland naar aanleiding van de aardbevingen die Turkije in de tweede helft van 1999 troffen. De Turkse gemeenschap in Nederland werd betiteld als een essentieel onderdeel van de relaties. De handelsbetrekkingen maakten een sterke groei door. In een aantal politieke kwesties werd de inzet van Nederland voor standpunten die Turkije aangingen zeer gewaardeerd.

Van Nederlandse zijde werd de wens tot verdergaande samenwerking, onder meer in het kader van de Turkse voorbereiding op EU-toetreding, gedeeld. Ook werd het toegenomen belang van de handelsrelaties beaamd met een verwijzing naar de prominente plaats van Nederland als investeerder in Turkije en naar Nederland als exportbestemming. Aangaande de Turkse gemeenschap in Nederland is dezerzijds de belangrijke en gewaardeerde bijdrage van die gemeenschap aan de Nederlandse samenleving onderstreept.

In het gesprek met president Sezer sprak deze dank uit voor de uitnodiging van Hare Majesteit voor een staatsbezoek aan Nederland in april 2001.

Aardbevingsgebied

Op 31 oktober werd een bezoek aan de plaatsen Gölcük en Izmit gebracht, beide zwaar getroffen door de aardbevingen van vorig jaar. In Gölcük werd de steun van de gemeente Rotterdam, onder andere bestaande uit reddingsmateriaal in ogenschouw genomen, en werd een met Nederlandse middelen opgezet medisch rehabilitatiecentrum aangedaan. In Izmit werd een complex van noodwoningen bezocht, gebouwd met steun van de gemeente Amsterdam.

Toespraak

Op de Bosporus-Universiteit te Istanbul hield ik een toespraak getiteld «Seizing the opportunity: Turkey's future in a stable Europe» (in bijlage). Kern van het betoog was de noodzaak voor Turkije om tot daadwerkelijke en merkbare maatschappelijke veranderingen te komen. Zeker een Turkije dat nu zowel extern als intern met een gewijzigde veiligheidssituatie te maken heeft, moet meer ruimte geven voor een breed gedragen ontwikkeling gericht op fundamentele veranderingen ter voorbereiding op EU-lidmaatschap. Speciale aandacht gaf ik daarbij aan de hand in hand gaande ontwikkeling van Europese en regionale identiteit, en aan de ontwikkeling van een breed geschakeerde «civil society».

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

W. Kok


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven