nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER-PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 11 juli 2001
Hierbij bied ik u de rapportage aan van de onderzoeksresultaten van de
massamediale Postbus 51 campagnes die in het jaar 2000 zijn gevoerd1. Doel van deze rapportage is verantwoording af te leggen
over de doelmatigheid van deze campagnes.
Massamediale campagnes worden ingezet om de bevolking te attenderen op
boodschappen van de overheid en hen te informeren over nieuwe wet- en regelgeving.
Daarnaast worden dit soort campagnes ingezet als instrument gericht op met
name attitudeverandering en om de beeldvorming over maatschappelijke sectoren
zoals de zorgsector en het onderwijs op te bouwen en te verbeteren.
Sinds 1999 wordt voor het onderzoek naar de massamediale publiekscampagnes
een standaardmethode gebruikt, het zogenaamde trackingonderzoek. Tracking
wordt gekenmerkt door continue meting, standaardisatie van vraagstelling en
methodiek, databeheer en -analyse door middel van datawarehousetechnologie
en collectieve aansturing.
Met deze techniek wordt inzicht verkregen in het bereik en de effectiviteit
van een campagne. Door de standaardisatie kunnen onderzoeksresultaten van
de verschillende campagnes met elkaar vergeleken worden. Het zoeken naar verklaringen
voor verschillen in de resultaten van campagnes biedt een grondslag om de
kwaliteit van de campagnes te verbeteren. Met de verkregen informatie wordt
een kennisbestand opgebouwd dat gebruikt kan worden voor het opzetten van
nieuwe campagnes. Het is mogelijk conclusies te formuleren over effectiviteit
en kostenefficiëntie van de media- en middeleninzet.
Het rapport begint met een samenvatting van de onderzoeksresultaten en
de conclusies. Na de inleiding wordt in hoofdstuk 2 verslag gedaan van de
resultaten van een onderzoek naar het imago van Postbus 51 en de ontwikkelingen
rond dat imago. In hoofdstuk 3 wordt een totaalbeeld geschetst van de campagneresultaten,
waarbij ook de inzet van media en het bereik daarvan aan de orde
komt. In hoofdstuk 4 zijn de eerste conclusies geformuleerd over onder andere
de verwachtingen met betrekking tot campagneresultaten, de relatie tussen
budget en resultaat en de fasering in een campagne. Ten slotte worden in hoofdstuk
5 de resultaten per campagne kort besproken.
Conclusies en aanbevelingen
Postbus 51 heeft in de ogen van het publiek al jaren een beter en betrouwbaarder
imago dan televisiereclame. Postbus 51 campagnes worden gewaardeerd om hun
duidelijkheid, geloofwaardigheid en het hoge informatiegehalte. Dat vormt
een goede basis voor het bereik en de werking van overheidscampagnes.
Televisie blijft wel het belangrijkste informatiekanaal, maar het gebruik
van internet groeit.
De grotere flexibiliteit in de inzet van Postbus 51 spots op radio en
TV leidt tot een groter bereik en meer doelgroepgerichtheid.
Voor onderwerpen die hoog op de publieke agenda staan en die veel free
publicity krijgen, kan de inzet van alleen een Postbus 51 basisroulement leiden
tot goede bereiksresultaten. Echter wanneer de verwachting bestaat dat een
campagne niet ondersteund zal worden via de free publicity en publieke opinie
of wanneer sprake is van een complexe boodschap of specifieke of moeilijk
bereikbare doelgroepen, dan is aanvullende media-inkoop en daarmee een groter
campagnebudget nodig.
Aanvullende media-inzet draagt bij aan een hoger campagnebereik (herkenning)
en een betere actieve verwerking (herinnering) van de campagneboodschap.
De fasering van een campagne (hoe vaak, met welke mediadruk en welke intervallen)
bepaalt mede de hoogte van het benodigde campagnebudget. Welke fasering gekozen
moet worden, is afhankelijk van de doelgroep, de kennis die de doelgroep heeft
over het onderwerp en de houding ten aanzien van het onderwerp.
Het formuleren van specifieke campagnedoelstellingen, leidt tot heldere
campagneboodschappen en een helder concept, waardoor de boodschap eenduidig
wordt geïnterpreteerd door het publiek en campagneresultaten beter meetbaar
worden.
Door de opbouw van de gegevensbank over gevoerde campagnes wordt het steeds
meer mogelijk verklaringen te vinden voor het al dan niet halen van de doelstellingen.
Bij nieuwe campagnes kan daarvan gebruik worden gemaakt, zoals bij het ontwikkelen
van realistische doelstellingen, het vaststellen van campagnebudgetten en
het faseren van de campagne.
Voor de goede orde verwijs ik naar de beantwoording van de Kamervragen
betreffende de financiële verantwoording van het Ministerie van Algemene
Zaken over het jaar 2000 (Tweede Kamer 27 700, nr. 7).
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,
W. Kok