27 400 III
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Algemene Zaken (III) voor het jaar 2001

nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER-PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 8 februari 2001

In antwoord op uw brief van 6 februari 2001, waarbij u mij een tijdens het ordedebat besproken verzoek van mevrouw Kant overbrengt, deel ik u onder verwijzing naar mijn brief van 22 november 2000 mede dat er met betrekking tot de vriendschap van de Prins van Oranje geen feiten zijn die mij aanleiding geven tot het doen van mededelingen daarover aan de Kamer.

Zoals ik ook tijdens de wekelijkse persconferentie na afloop van de ministerraad van 2 februari 2001 heb aangegeven zal ik, mochten er zich op enig moment in de genoemde vriendschap wel relevante feiten voordoen, in overleg en samenspraak met alle betrokkenen en rekening houdend met de in onze samenleving levende gevoelens in uiterste zorgvuldigheid inhoud geven aan de bij mijn functie passende verantwoordelijkheden.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

W. Kok

Naar boven