27 400 II
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van de Hoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin (II) voor het jaar 2001

nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 2 oktober 2000

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen.

De door de regering gegeven antwoorden zijn hierbij afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

De Cloe

De griffier van de commissie,

De Gier

1

Waarom loopt de regering in haar begroting met betrekking tot de verbouwing van het gebouw van de Eerste Kamer vooruit op de discussie over plaats en toekomst van de Eerste Kamer zonder de politieke discussie en de besluitvorming hierover af te wachten?

De verbouwing van de Eerste Kamer staat los van de discussie over de plaats en toekomst van de Eerste Kamer.

2

Welk doel dient de uitbreiding van de Algemene Rekenkamer met ruim 15 FTE? Waarom ontbreekt het inzicht in de plannen van de regering voor toevoeging bij de ARK van de controle op de uitkerende instanties CTSV? Krijgt de ARK daarmee niet teveel het karakter van een super-ZBO?

De Algemene Rekenkamer is niet voornemens haar begrotingssterkte te verhogen (zie tabel blz 59; van 2000–2005 begrotingssterkte blijft 321 fte's). Mogelijk is abusievelijk het verschil tussen de werkelijke bezetting per 30-06-2000 (305,6) en de begrotingssterkte voor de komende jaren (321) geïnterpreteerd als uitbreiding; het betreft hier echter de vacatures per 30-06-2000.

Naar de mening van de Algemene Rekenkamer is er geen sprake van een toevoeging van controletaken op de uitkerende instanties. De Rekenkamer heeft reeds bevoegdheden op dit gebied en heeft, gebruikmakend van deze bevoegdheden, in het verleden uitgebreid onderzoek verricht bij verschillende uitkerende instanties.

3

Waarom ontbreken met betrekking tot het begrotingsartikel van de nationale ombudsman de benodigde extra financiële middelen voor de uitvoering van de aangenomen motie-Scheltema-de Nie c.s. van 3 juni 1999 waarin is uitgesproken dat per 2002 in iedere gemeente een ombudsfunctie aanwezig behoort te zijn door aansluiting bij de nationale ombudsman? Waarom ontbreken tevens de financiële middelen voor het inzetten van een procedure voor een ombudsman op regionaal niveau?

De kosten die gemoeid zijn met de uitvoering van de aangenomen motie Scheltema-de Nie c.s. van 3 juni 1999 staan op de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Op de begroting van de Nationale ombudsman staan geen financiële middelen voor het inzetten van een procedure voor een ombudsman op regionaal niveau omdat er ten aanzien van de behandeling van klachten over het functioneren van decentrale overheden sprake is van een eigen verantwoordelijkheid van decentrale overheden. De decentrale overheden dragen daarom zelf de kosten.

4

Welke gevolgen heeft de weigering van een goedkeurende verklaring van het ministerie van BZK voor de begrotingsraming en het financiële toezicht op de Kanselarij der Nederlandse Orden en het Kapittel voor de Civiele Orden in 2001 en latere jaren? Indien er gevolgen zijn, waarom ontbreken dan maatregelen van de kant van de regering?

De accountantsdienst van het ministerie van BZK heeft een goedkeurende verklaring met beperking over het jaar 1999 afgegeven. De beperking had betrekking op een incidenteel probleem: één vooruitbetaling was in strijd met het besluit verlening voorschotten 1994. Voor 2001 en latere jaren zijn hieraan geen gevolgen verbonden.

5

Welk doel dient de uitbreiding van de Raad van State met ruim 40 FTE? Op welke wijze wil de regering er voor zorgdragen dat de afdelingen rechtspraak en advies gescheiden blijven en de onafhankelijke rechtspraak gewaarborgd blijft?

Er is geen sprake van uitbreiding bij de Raad van State. Er is wel een verschil tussen de werkelijke bezetting per 30-06-2000 (444,9) en de begrotingssterkte voor de komende jaren (485). In de toekomst is voorzien in een uitbreiding van de Raad van State in het kader van de uitvoering van de Nieuwe Vreemdelingenwet.

De Raad van State heeft naar aanleiding van het Procola-arrest (uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens te Straatsburg van 28 september 1995) zijn interne werkwijze aangepast. Zoals ook aangegeven in de brief van de Minister van Justitie van 12 februari 1998 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal zijn deze aanpassingen van zodanige aard, dat Procola-risico's zo goed als uitgesloten zijn. Gelet hierop is de onafhankelijke rechtspraak gewaarborgd.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Schute (GPV), Te Veldhuis (VVD), ondervoorzitter, De Cloe (PvdA), voorzitter, Van de Camp (CDA), Van den Berg (SGP), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Heemst (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Rijpstra (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Hoekema (D66), Dankers (CDA), O. P. G. Vos (VVD), Rehwinkel (PvdA), Wagenaar (PvdA), Luchtenveld (VVD), De Boer (PvdA), Verburg (CDA), Rietkerk (CDA), Halsema (GroenLinks), Kant (SP), Duijkers (PvdA), Balemans (VVD) en De Swart (VVD).

Plv. leden: Rouvoet (RPF), Van Beek (VVD), Zijlstra (PvdA), Van Wijmen (CDA), Ravestein (D66), Augusteijn-Esser (D66), Balkenende (CDA), Barth (PvdA), Rabbae (GroenLinks), Cherribi (VVD), Gortzak (PvdA), Dittrich (D66), Wijn (CDA), Van den Doel (VVD), Van Oven (PvdA), Apostolou (PvdA), Cornielje (VVD), Kuijper (PvdA), Mosterd (CDA), Eurlings (CDA), Van Gent (GroenLinks), Poppe (SP), Belinfante (PvdA), Essers (VVD) en Nicolaï (VVD).

Naar boven