27 400 F
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Diergezondheidsfonds voor het jaar 2001

nr. 3
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 3 oktober 2000

De vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de regering over de brief van de staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij d.d. 14 juli 2000 (26 800 F nr. 3) inzake de vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Diergezondheidsfonds voor het jaar 2000.

De regering heeft deze vragen beantwoord bij brief van 29 september 2000.

De vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Ter Veer

De griffier van de commissie,

Mattijssen

1

Vanaf 1998 waren voor de varkenssector heffingen van kracht, hoe en wanneer zullen deze heffingen worden terugbetaald aan de varkenssector nu er een alternatieve vorm van het Diergezondheidsfonds van kracht is geworden?

Volgens de oorspronkelijke planning was het de bedoeling dat Bureau Heffingen op basis van de ingediende aangiften de aanslagen varkensheffing vanaf september 1999 zou gaan opleggen. Vanwege het overleg met het bedrijfsleven over een eventuele stelselherziening met betrekking tot de financiering van de dierziektebestrijding is er echter destijds van afgezien de aanslagen op te leggen en te innen en behoeft er dus niets te worden terugbetaald. Wel is aan een aantal varkenshouders die geen aangifte hebben gedaan, ambtshalve een aanslag opgelegd; daarvan is circa f 0.2 mln. ontvangen. Deze bedragen zullen worden terugbetaald nadat de Europese Commissie goedkeuring heeft gehecht aan het nieuwe financieringsstelsel.

2

In het «oude» systeem kon een heffing opgelegd worden aan individuele ondernemers. Daarmee was er sprake van een individuele verantwoordelijkheid en een eerlijke verdeling van de lasten. Hoe wordt met deze nieuwe financieringswijze gezorgd voor individuele verantwoordelijkheid en een eerlijke verdeling van de lasten? De heffing voor pluimvee en eieren wordt door hefproductschap aan de primaire producenten opgelegd.

In het nieuwe systeem wordt ten behoeve van de bekostiging van de bestrijding van besmettelijke dierziekten door het betreffende productschap aan de slachterijen, exporteurs en aan de zuivelfabrieken een heffing opgelegd die bestemd is voor de voeding van het Diergezondheidsfonds. Deze heffing wordt doorberekend aan de betrokken ondernemers.

Het Productschap Vee en Vlees (PVV) en het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) leggen een basisheffing op, die gedifferentieerd is naar diersoort. Het Productschap Zuivel (PZ) legt een basisheffing op per 100 kg melk.

De heffingen komen dus te liggen bij de primair verantwoordelijke ondernemers, die ook gebaat zijn bij de bestrijding van de dierziekte.

De basisheffing voor de verschillende diersoorten dient ter bekostiging van de voorgecalculeerde jaarlijkse kosten van de dierziektebestrijding. De productschappen beheren de geïnde bedragen in hun veeziekte- en gezondheidszorgfondsen. Vanuit deze fondsen wordt het Diergezondheidsfonds gevoed. Dit op de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD) gebaseerde fonds vormt het centrale kader, van waaruit de bekostiging van de bestrijding van dierziekten plaatsvindt, waaronder de schadeloosstelling voor geruimde dieren.

In geval van een uitbraak van een dierziekte kunnen de heffingen worden verhoogd zodra blijkt dat de voeding van het Diergezondheidsfonds ontoereikend is voor de bekostiging van de bestrijding van dierziekten. Deze zogenoemde bijzondere heffingen zijn gerelateerd aan de in het convenant genoemde maxima waarvoor de productschappen zich garant hebben gesteld.

Om een indruk te geven van de hoogte van de heffingsbedragen voor de verschillende diersoorten kan de navolgende schets dienen. Het PVV heft bijvoorbeeld per varken f 0,50, per rund f 4,60 en per schaap f 0,25 als basisheffing. In geval van een uitbraak van een besmettelijke dierziekte worden deze bedragen verhoogd met de bijzondere heffing, te weten f 4,50 per varken, f 20,– per rund en f 0,75 per schaap.

Het PZ legt aan de ontvanger van de melk een basisheffing op van f 0,25 per 100 kg melk. De hoogte van de bijzondere heffing wordt door het bestuur van het PZ bij verordening vastgesteld.

Ten aanzien van de schadeloosstelling voor geruimde dieren wordt nog opgemerkt, dat op grond van artikel 86 van de GWWD aan de ondernemers die zich niet aan de voorgeschreven regels houden een korting op de uitkering uit het Diergezondheidsfonds wordt opgelegd.

3

Er zit veel verschil in de bedragen waarvoor de productschappen zich garant stellen per diersoort. Waarop zijn de bedragen per diersoort gebaseerd? Op welke manier is bijvoorbeeld vastgesteld dat f 25 miljoen voldoende is voor de pluimveesector?

De bepaling van de hoogte van de garantiebedragen is het resultaat van een afwegingsproces, waarbij factoren als risico-inschatting, draagkracht van de sector en de vigerende heffingen een belangrijke rol hebben gespeeld. Bij de instelling van de varkensheffing is in de toelichting bij de GWWD aangegeven, dat uitgegaan werd van een opbrengst van f 500 mln in 5 jaar. Aangezien de EU de helft van de kosten van een uitbraak voor zijn rekening neemt, kunnen hiermee de kosten van een uitbraak tot f 1 miljard worden gedekt. Een grotere bijdrage lijkt gezien de draagkracht van de sector niet reëel.

Ten aanzien van de melkveehouderij is de inschatting gemaakt dat eenzelfde bedrag nodig en haalbaar is.

Voor de pluimveehouderij zijn op dit moment Newcastle Disease(NCD) en Aviaire Influenza de enige dierziekten waarvoor een bestrijdingsverplichting geldt, waarbij dieren geruimd moeten worden. Aviaire influenza is nog nooit in Nederland geconstateerd, terwijl NCD de enige dierziekte is waartegen geënt moet worden, zodat de kosten van een eventuele uitbraak beperkt zullen blijven.

4

Voor de varkenssector is f 500 miljoen berekend, is dit – in ogenschouw nemend dat de varkenspest zo'n f 3 miljard heeft gekost – voldoende?

Met het garantiebedrag van f 500 miljoen van het bedrijfsleven zijn, uitgaande van een even grote bijdrage van de EU, de kosten tot f 1 miljard gedekt.

Na de varkenspestuitbraak zijn er diverse maatregelen genomen om de kans op insleep en verspreiding van dierziekten te verkleinen. Te denken valt daarbij aan hygiëne-maatregelen bij de varkensbedrijven, exportverzamelplaatsen en transportbedrijven en het terugdringen van het aantal handelsbewegingen door regelgeving. Daarmee is de kans op een grote uitbraak kleiner geworden.

Mocht zich desondanks een uitbraak voordoen waarvan de kosten de beschikbare middelen te boven aan, dan zal de Staat voor aanvullende financiering moeten zorgdragen. Overigens was ook bij het systeem van de varkensheffingen bij een dergelijk grote uitbraak het uitgangspunt dat de overheid in situaties van een catastrofe die de draagkracht van de sector te boven gaat financieel zou moeten bijspringen om onbeheersbare situaties te voorkomen.

5

In geval van uitbraak van een ziekte wordt er gebruik gemaakt van de bankgaranties. Een grote uitbraak van een dierziekte gaat gepaard met enorme kosten. Hoe is de uiteindelijke terugbetaling van de bankgaranties geregeld na uitbraak van een ziekte?

Als zich een dierziekteuitbraak voordoet zijn de productschappen verplicht om op verzoek van LNV de in het convenant opgenomen bedragen te storten in het Diergezondheidsfonds ter financiering van de bestrijdingskosten.

Om er zeker van te zijn dat de productschappen aan deze verplichting voldoen, heeft de Staat van de productschappen een bankgarantie geëist. Indien de Staat aanspraak maakt op de bankgarantie zal er bij het uitbreken van een besmettelijke dierziekte door het betrokken productschap een bijzondere heffing worden opgelegd. Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord bij vraag 2. Met de inkomsten uit deze heffingen kan de inmiddels aangesproken zekerheidsstelling gefinancierd worden.

6

Waarom heeft het nieuwe systeem wel meteen betrekking op alle sectoren, terwijl dat in het oude systeem niet het geval is?

De grondslag voor de varkensheffing is geregeld door via de Wet herstructurering varkenshouderij de GWWD te wijzigen. Tegelijkertijd is daarbij de mogelijkheid gecreëerd om ook voor andere diersoorten door middel van een AMvB heffingen op te leggen. Toen het bedrijfsleven het signaal afgaf, dat men een ander financieringsstelsel voor het Diergezondheidsfonds wilde, zijn deze heffingen niet verder uitgewerkt.

Een van de voordelen van het convenant is dat hiermee vanaf 13 juli jl. de kosten van een uitbraak bij de belangrijkste diersoorten gedekt zijn. Naast goedkeuring van de Tweede Kamer is goedkeuring van de Europese Commissie vereist. Dit traject loopt nog.

7

In het convenant is opgenomen dat het Rijk de kosten draagt die boven de genoemde bedragen uitgaan. Geldt dit ook wanneer er een tweede uitbraak is voordat de eerste is afgelost?

De genoemde bedragen zijn maxima voor de periode tot en met 31 december 2004, ongeacht het aantal uitbraken. Of de kosten van een eerste uitbraak al dan niet zijn afgelost is op dit punt derhalve niet relevant.

8

Is er voldoende rekening gehouden met een worstcase-scenario? Een uitbraak van MKZ bijvoorbeeld kan alle categorieën dieren treffen. De kosten zullen in zo'n geval extreem hoog oplopen. Komen die kosten volledig ten laste van het Rijk?

Bij een uitbraak van MKZ die meerdere diersoorten treft, zijn de bijdragen per sector gemaximeerd tot de bedragen zoals vermeld in het convenant.

Aanvullende financiering zal dan plaatsvinden door de Europese Commissie en het Rijk. Bij een dergelijke grote uitbraak is in wezen sprake van een catastrofe waarvan de kosten niet alleen door de sector kunnen worden opgebracht.

9

Hoe is de aansprakelijkheid geregeld wanneer er bij een uitbraak sprake is van mismanagement door de overheid, bijvoorbeeld doordat de RVV een besmettelijke ziekte te laat signaleert of te laat ingrijpt? Komen de kosten dan voor rekening van het Rijk, of wordt het alsnog op het bedrijfsleven verhaald?

Uitgangspunt is dat de kosten van dierziekte-uitbraken tot de in het convenant aangegeven bedragen voor rekening van het bedrijfsleven komen. In het convenant is tevens vastgelegd dat de Staat zich in redelijkheid inspant om uitbraken van dierziekten zo adequaat mogelijk te bestrijden. Er is aldus sprake van een inspanningsverplichting.

Daarbij moet bedacht worden dat de overheid inzake het signaleren en verspreiden van besmettelijke dierziekten zeer afhankelijk is van het optreden van de gehele betrokken landbouwsector.

Over de bestrijdingsmaatregelen bij een uitbraak zal overleg met het bedrijfsleven plaatsvinden: het basisoverleg. Dit overleg is informerend en consulterend van aard, waarbij partijen ernaar streven om waar mogelijk overeenstemming te bereiken.

In het convenant is vastgelegd dat de bankgarantie zonder enig voorbehoud door de Staat kan worden opgevraagd, voorzover de ontbindende voorwaarden zich niet zullen voordoen. De bank is dan gehouden de overeengekomen bedragen aan de Staat te voldoen. In die zin is de in het convenant genoemde bankgarantie onvoorwaardelijk.

Uiteraard kan de situatie zich voordoen dat één van beide partijen meent dat de andere partij zijn verplichtingen niet nakomt. Dergelijke geschillen met de daaraan verbonden consequenties worden uiteindelijk beslist door de rechter, die daarbij acht slaat op de feiten en omstandigheden van de situatie.

10

Wat is nu nog de status van de begroting van het Diergezondheidsfonds 2000 zoals opgenomen in Kamerstuk 28 600 F nrs. 1+2, wat zal er gebeuren met de middelen die daarop zijn begroot voor dierziektebestrijding? Hoe zullen deze middelen nu worden aangewend?

Op grond van de GWWD worden de uitgaven samenhangend met de bestrijding van besmettelijke dierziekte ten laste van het Diergezondheidfonds verantwoord. Dit blijft in de nieuwe situatie ongewijzigd.

De wijziging doet zich voor bij de voeding van het fonds: in de nieuwe situatie worden de benodigde middelen op verzoek van LNV door het betrokken productschap in het Diergezondheidsfonds gestort. Voorzover de middelen bij het betrokken productschap ontoereikend zijn, zal een beroep worden gedaan op de bankgarantie.

In de oude situatie zou het fonds worden gevoed door een bijdrage vanuit LNV, die gefinancierd zou worden uit de inkomsten op basis van de varkensheffingen.

Nu besloten is om af te zien van de varkensheffingen, vervallen de inkomsten op de LNV-begroting en vervalt ook de bijdrage vanuit LNV aan het Diergezondheidsfonds.

11

Hoe zal worden omgegaan met dierziektebestrijding bij bijvoorbeeld paarden of bijen? Hier zijn veel hobbymatige houders, maar ook enkele professionele die in geval van besmettelijke ziekte economische schade zullen hebben. Zijn er voor deze sectoren ook mogelijkheden in het Diergezondheidfonds? Zo niet, hoe worden deze sectoren financieel gedekt in geval van ziekte-uitbraak?

In het convenant is opgenomen dat de mogelijkheden verkend zullen worden om voor een aantal diersoorten tot een aanvullend convenant te komen.

Dit betreft onder meer de paarden. Ten aanzien van de bijen zal met de sector overleg plaatsvinden over de financiering van de kosten van dierziekte-uitbraken.

Tot hierover overeenstemming is bereikt, komen de kosten voor rekening van het Rijk. Het betreft hier overigens beperkte bedragen.


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Swildens-Rozendaal (PvdA), Ter Veer (D66), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Feenstra (PvdA), M. B. Vos (GroenLinks), Stellingwerf (RPF), Poppe (SP), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Augusteijn-Esser (D66), Klein Molekamp (VVD), Passtoors (VVD), Eisses-Timmerman (CDA), Th. A. M. Meijer (CDA), Schreijer-Pierik (CDA), Oplaat (VVD), Hermann (GroenLinks), Geluk (VVD), Udo (VVD), Waalkens (PvdA), Schoenmakers (PvdA), Herrebrugh (PvdA), Atsma (CDA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Dijsselbloem (PvdA).

Plv. leden: Van Vliet (D66), Vacature PvdA, Ravestein (D66), Zijlstra (PvdA), Albayrak (PvdA), Van der Steenhoven (GroenLinks), Van Middelkoop (GPV), Kant (SP), Mosterd (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Verbugt (VVD), Cornielje (VVD), Buijs (CDA), Rietkerk (CDA), Reitsma (CDA), Patijn (VVD), Karimi (GroenLinks), Kamp (VVD), O. P. G. Vos (VVD), Belinfante (PvdA), Dijksma (PvdA), De Boer (PvdA), Van Wijmen (CDA), Te Veldhuis (VVD), Duivesteijn (PvdA).

Naar boven