27 400
Nota over de toestand van 's Rijks Financiën

nr. 43
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 4 april 2001

In vervolg op de brief over Het Nieuwe Rijksmuseum, (27 400, nr. 29) die collega Remkes van VROM en ik uw Kamer op 19 september 2000 hebben gezonden en die werd begeleid door een afschrift van mijn brief aan de hoofd-directeur van het Rijksmuseum, informeer ik u over de voortgang van de uitvoering van de plannen tot vernieuwing van het Rijksmuseum te Amsterdam.

Maatschappelijk debat

In onze brief hebben wij uw Kamer bericht dat ter ondersteuning van de opdracht aan de architect een maatschappelijk debat in gang zou worden gezet over de plaats en de rol van het Rijksmuseum in de hedendaagse maatschappij en in het museumbestel. Met deze discussie zou tevens een zo groot mogelijk draagvlak worden gecreëerd voor de grootscheepse vernieuwing van het Rijksmuseum.

Op 6 februari jl. werden in Amsterdam, in de Beurs van Berlage en in Felix Meritis, twee debatten gehouden over «Het nieuwe Rijksmuseum». Ook in de media heeft dit debat zich met verve voortgezet, zowel voorafgaand aan de debatten als na afloop. Daarnaast hebben OCenW, Rijksgebouwendienst en Rijksmuseum gezamenlijk de opdracht verstrekt aan schrijvers, filmers en theatermakers om essays en synopsissen te schrijven over hetzelfde thema. Deze is dezer dagen uitgebracht en zal als voeding dienen voor het vervolg. De weergave en weerslag van dit discours, de genoemde publicaties en een selectie van de reacties in de pers, zijn op de websites van Rijksmuseum en Rijksbouwmeester te raadplegen.

Uit de debatten komt naar voren dat er drie hoofdpunten zijn in de keuze voor «Het nieuwe Rijksmuseum»: de museale visie, de integratie van kunst en geschiedenis en tot slot de architectonische waarden en stedebouwkundige relatie van het gebouw en de omgeving.

Museale visie

Bij het verstrekken van de ontwerpopdracht aan de architect is het cruciaal dat er een gedegen visie aan ten grondslag ligt ten aanzien van de taak en functie van het museum. De directeur van het Rijksmuseum heeft in mei 1998 zijn visie op de vernieuwing van het Rijksmuseum gegeven. Tijdens het debat zijn een aantal interessante vragen en stellingen opgeworpen over de vraag «Wat wil het museum tonen, hoe en aan wie?» Ik zal daarom de hoofddirecteur van het Rijksmuseum vragen op korte termijn zijn visie te geven op de hoofdpunten die in het debat naar voren zijn gekomen. Deze visie zal vervolgens worden ingebracht in de verdere discussie en in de opdracht aan de architect.

Geïntegreerde benadering van Kunst en Geschiedenis

In de plannen voor Het Nieuwe Rijksmuseum zullen kunst en geschiedenis een eenheid gaan vormen. De meningen daarover zijn echter verdeeld: er is bijvoorbeeld ook gepleit voor een apart geschiedenismuseum, naar analogie van het Haus der Geschichte in Duitsland. Gezien het maatschappelijke belang van een dergelijke keuze en de daarbij behorende (openbare) verantwoording – het Rijksmuseum is toch ons nationale museum - heb ik de hoofddirecteur van het Rijksmuseum eerder laten weten dat het daarom zaak is dat hierover een discussie wordt georganiseerd die tot doel heeft dat zowel een museale als een maatschappelijk inspirerende oplossing wordt gekozen. In overleg met de hoofddirecteur van het Rijksmuseum zal het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap op 18 mei a.s. hierover een conferentie organiseren.

Architectuur en stedebouwkundige aspecten

Tijdens het debat is onder meer gesproken over de relatie tussen enerzijds respect voor het bestaande gebouw en anderzijds nieuwe ingrepen. Hoe ver mag een architect daarin gaan? Ook onderwerpen als het «opener» maken van het gebouw (bijvoorbeeld openbare ruimtes en een toegankelijker entree) en de relatie tussen het gebouw en zijn omgeving (verbinding met de stad en het museumplein, fietsroute in de onderdoorgang) kwamen aan de orde.

Ik acht de antwoorden op deze en andere vragen van groot belang voor het verstrekken van de definitieve opdracht. Ik ga er vanuit dat het debat hierover, in de media en op andere plekken, zal bijdragen aan de kwaliteit van de gekozen oplossing. Ik zal het Rijksmuseum vragen om de dialoog over deze onderwerpen verder uit te diepen. Dat kan in een aantal gerichte bijeenkomsten. De resultaten hiervan zullen een belangrijke rol spelen bij het formuleren van de definitieve opdracht en het programma van eisen.

Ik ben van mening dat met deze aanpak de essentie van de maatschappelijke betrokkenheid bij de totstandkoming van Het Nieuwe Rijksmuseum in de ontwerpfase voldoende kan worden ingebracht.

Architectenselectie

Zoals eerder aan uw Kamer is gemeld, is het project «Het Nieuwe Rijksmuseum» in het kader van het architectuurbeleid aangewezen als een Groot Project. Door deze projecten wordt getracht op voorbeeldige wijze uitvoering te geven aan het architectuurbeleid van de rijksoverheid, waarbij gestreefd wordt naar optimale ontwerpkwaliteit en optimale samenwerking tussen betrokken partijen.

De architectenkeuze voor Het Nieuwe Rijksmuseum vindt plaats op grond van een meervoudige opdracht binnen de Europese aanbestedingsprocedure. Voor deze opdracht zijn zeven architectenbureaus geselecteerd. Zij hebben hun visie op 21 maart 2001 gepresenteerd aan de beoordelingscommissie onder voorzitterschap van de Rijksbouwmeester. Op 4 april 2001 heeft de Rijksbouwmeester zijn voordracht bekend gemaakt. De Rijksbouwmeester heeft zich na rijp beraad met zijn commissie, die unaniem was in haar voorkeur, uitgesproken voor de voordracht van de architecten Antonio Cruz en Antonio Ortiz. Het «Rapport van de beoordelingscommissie» treft u hierbij aan.1

Op 4 april worden de visies van alle zeven geselecteerde architecten tentoongesteld in het Rijksmuseum. Deze tentoonstelling is openbaar en zal t/m 30 april a.s. te bezichtigen zijn.

Daarnaast is aan vijf architectenbureaus, die gespecialiseerd zijn in restauraties, gevraagd een visie te ontwikkelen op de restauratie van het bestaande gebouw. Zij zullen hun visie presenteren op 12 april 2001. Deze visies worden toegevoegd aan de tentoonstelling.

Ontwerpopdracht

De definitieve ontwerpopdracht en de vaststelling van het programma van eisen zal worden gevoed door de conclusies uit de debatten, door de eerdergenoemde essays en synopsissen en door de gepresenteerde visies van de architecten. Ik verwacht de definitieve opdracht eind van de zomer/begin najaar te kunnen verlenen.

Uitvoeringsorganisatie

De vernieuwing van het Rijksmuseum betekent een langdurige samenwerking tussen het Rijksmuseum, de Rijksgebouwendienst en OCenW. Op dit moment wordt gewerkt aan een samenwerkingsovereenkomst tussen deze drie partijen. Daarnaast zal de kwartiermaker worden benoemd die de taak heeft te zorgen dat alle noodzakelijke voorbereidingen worden getroffen. Hierdoor staat er tijdig een uitvoeringsorganisatie die dit project ter hand kan nemen op een wijze die een adequate sturing op tijd, geld en kwaliteit waarborgt. Ik zal u hierover nader informeren zodra hierover meer duidelijkheid is.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

F. van der Ploeg


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven