nr. 343a
A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 6 juni
2000 en het nader rapport d.d. 28 augustus 2000, aangeboden aan de Koningin
door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State
is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 19 mei 2000, no. 00.003279, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst, bij de Raad van State
ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden
en de Republiek Indonesië inzake de betaling van Nederlandse socialeverzekeringsuitkeringen
in Indonesië; Jakarta, 6 maart 2000, (Trb. 2000, 26), met toelichtende
nota.
Het hier aan de orde zijnde verdrag tussen Nederland en Indonesië
houdt verband met wijzigingen in de (vooral Nederlandse) socialeverzekeringswetgeving,
in het bijzonder door de Wet beperking export uitkeringen. De Raad van State
maakt hierover een aantal opmerkingen.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 19 mei 2000,
nr. 00.003279, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit
advies, gedateerd 6 juni 2000, nr. W.12.00.0193/IV, bied ik u hierbij aan.
1. In het verdrag zijn bepalingen opgenomen om de rechtmatigheid van betalingen
te kunnen controleren ten aanzien van uitkeringsgerechtigden van een Nederlandse
uitkering die in Indonesië wonen. Aanleiding daarvoor is de totstandkoming
van de Wet beperking export uitkeringen. In artikel 11 van het verdrag is
het verlenen van Nederlandse uitkeringen afhankelijk gemaakt van de beoordeling
van Nederlandse zijde of de handhavingsafspraken ook in de praktijk overeenkomen
met de verwachtingen. In zulke gevallen zal zich in de regel de situatie voordoen
dat de betrokken Indonesische instituties van oordeel zijn dat wél
aan de nodige vereisten is voldaan. Het ligt dan volgens de Raad voor de hand
dat de betrokken instituties van Nederland en Indonesië in onderling
overleg proberen de verschillen van inzicht tot een oplossing te brengen voordat
ingrijpende maatregelen worden genomen aangaande uitkeringen. Het verdrag
voorziet in artikel 13 wel in een minnelijk overleg tussen de partijen bij
een geschil over de interpretatie van het verdrag, maar opent geen mogelijkheid
voor het hiervoor bedoelde onderling overleg tussen de betrokken instituties
van Nederland en Indonesië.
De Raad beveelt aan, het bedoelde onderlinge overleg te bevorderen en
de daarvoor noodzakelijke middelen te benutten en zichtbaar te maken in de
toelichtende nota.
1. Conform het advies van de Raad van State is de toelichting op artikel
11 uitgebreid.
2. De Wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte (Wulbz) voorziet
erin dat zieke werknemers gedurende het eerste jaar van hun ziekte geen ziekengeld
meer ontvangen krachtens de Ziektewet. In plaats daarvan is de werkgever verplicht,
aan de werknemer die door ziekte niet in staat is te werken 70% van het loon
uit te betalen (artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek).
Deze loondoorbetalingsverplichting is – al heeft zij wel die functie –
geen sociale verzekering of voorziening, maar is privaatrechtelijk van karakter.
Dat deze regeling praktische problemen oplevert voor de bestaande verdragen
is bij de parlementaire behandeling van de Wulbz onderkend.1
Ten aanzien van verdragen die Nederland had gesloten met staten die geen
lid van de Europese Unie (EU) zijn, wilde de regering het daarheen leiden
dat de loondoorbetalingsplicht ook onder de werkingssfeer van deze verdragen
zou vallen, om te voorkomen dat in individuele gevallen twee regelingen of
geen enkele regeling zou gelden. De regering zegde toe met de betrokken verdragspartners
en kringen van belanghebbenden te zullen overleggen.2
Bij de parlementaire behandeling is ook een aantal praktische problemen
aangaande verdragslanden buiten de EU aan de orde geweest. De regering kon
toen alleen zeggen hoe zij deze problemen dacht te kunnen oplossen. Het betrof
de bereidheid van buitenlandse uitvoeringsinstellingen buiten de EU om Nederlandse
werkgevers te aanvaarden als bevoegd orgaan, de verplichting om na dertien
weken een reïntegratieplan op te stellen, en de internationale uitwisseling
van (in het bijzonder medische) gegevens.
De Raad beveelt aan in de toelichtende nota informatie te geven over de
toepasbaarheid van het Verdrag op uitbetalingen op grond van de Wulbz. Bij
toepasbaarheid dient in de toelichtende nota te worden uiteengezet of de gesignaleerde
praktische problemen zich aangaande Indonesië voordeden en zo ja, op
welke wijze die problemen tot een oplossing komen.
2. In de toelichting op artikel 1 is aangegeven dat het verdrag niet van
toepassing is op loonbetalingen bij ziekte.
De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag
wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande
aandacht zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge u mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.F. Hoogervorst, verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen,
het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende
goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen