27 259
Wijziging van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, ter implementatie van de overgenomen aanbevelingen van het Adviescollege uitvoering wetten voor oorlogsgetroffenen, alsmede tot het aanbrengen van wijzigingen van andere en ondergeschikte aard

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende wijziging van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, ter implementatie van de overgenomen aanbevelingen van het Adviescollege uitvoering wetten voor oorlogsgetroffenen, alsmede tot het aanbrengen van wijzigingen van andere en ondergeschikte aard.

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

23 augustus 2000

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 te wijzigen ter implementatie van de overgenomen aanbevelingen van het Adviescollege uitvoering wetten voor oorlogsgetroffenen, alsmede tot het aanbrengen van enkele wijzigingen van andere en ondergeschikte aard;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 2, tweede lid, eerste volzin, wordt na »buitengewoon pensioen» ingevoegd: dan wel erkenning als deelnemer aan het verzet.

B

Artikel 11a wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

2. In afwijking van het eerste lid kan aan categorieën gepensioneerden vergoeding ter zake van bepaalde de behandeling of verpleging omvattende voorzieningen worden verleend zonder dat deze voorzieningen uit hoofde van verwonding, verminking, ziekten of gebreken als bedoeld in artikel 4, eerste lid, zijn vereist. Bij algemene maatregel van bestuur worden ter zake regels gesteld.

3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld betreffende de mogelijkheid om de vergoeding ter zake van bepaalde de behandeling of verpleging omvattende voorzieningen na het overlijden van de gepensioneerde gedurende een bepaalde tijd ten gunste van de weduwe of weduwnaar voort te zetten.

C

In artikel 12, tweede lid, tweede volzin, wordt onder verlettering van de onderdelen a en b tot b en c een onderdeel ingevoegd, luidende:

a. inkomsten uit arbeid indien de betrokkene 65 jaar of ouder is;.

D

In artikel 12a wordt «artikel 12, tweede lid, onder b,» vervangen door: artikel 12, tweede lid, onder c,.

E

In artikel 20, eerste lid, wordt «artikel 12, eerste,» vervangen door: artikel 12, eerste lid, tweede lid, tweede volzin, onder a, alsmede het.

F

Artikel 24 wordt gewijzigd als volgt:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met zesde lid tot derde tot en met zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. Zij die erkend willen worden als deelnemer aan het verzet dienen daartoe bij de Raad een aanvrage in.

2. In het derde lid (nieuw) wordt in de eerste volzin na «buitengewoon pensioen» ingevoegd: dan wel de aanvrage erkend te worden als deelnemer aan het verzet.

3. In het vierde lid (nieuw) wordt «bedoeld in het tweede lid» vervangen door: bedoeld in het derde lid.

4. Onder vernummering van het vijfde tot en met zevende lid (nieuw) tot zesde tot en met achtste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

5. Indien de door de Stichting 1940–1945 afgegeven verklaring, bedoeld in het derde lid, inhoudt dat de betrokkene niet heeft behoord tot de deelnemers aan het verzet in de zin van de wet of dat een omstandigheid als bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanwezig is, kan de Raad niettemin een erkenning als verzetsdeelnemer afgeven indien hiervoor naar zijn oordeel voldoende termen aanwezig zijn.

G

Artikel 25 wordt gewijzigd als volgt:

1. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

4. De beschikking op een aanvrage krachtens artikel 24, tweede lid, wordt gegeven binnen zes maanden na de datum waarop de aanvrage is ingekomen. Indien de Raad ten gevolge van bijzondere omstandigheden niet binnen deze termijn kan beslissen, kan hij eenmaal met ten hoogste vier weken worden verlengd. Van de verlenging doet de Raad schriftelijk mededeling aan de belanghebbende en aan de Stichting 1940–1945.

2. In het vijfde lid (nieuw) wordt in de eerste volzin na «krachtens» ingevoegd «artikel 4, voorzover de aanvrager reeds op grond van artikel 24, tweede lid, als deelnemer aan het verzet is erkend,» en wordt «artikel 24, vierde en vijfde lid» vervangen door «artikel 24, zesde en zevende lid».

3. In het zesde lid (nieuw) wordt «het vierde lid» telkens vervangen door: het vijfde lid.

H

In artikel 26, vierde lid, wordt «artikel 24, derde lid,« vervangen door: artikel 24, vierde lid,.

I

In artikel 36 wordt onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid een lid ingevoegd, luidende:

5. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de buitengewoon pensioengerechtigde 65 jaar of ouder is.

ARTIKEL II

De Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het zesde lid komt te luiden:

6. Wanneer op grond van verwonding, verminking, ziekten of gebreken als bedoeld in het eerste lid een buitengewoon pensioen wordt toegekend en uit hoofde van die verwonding, verminking, ziekten of gebreken behandeling of verpleging is vereist, wordt aan de gepensioneerde ter zake daarvan vergoeding verleend volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

7. In afwijking van het zesde lid kan aan categorieën gepensioneerden vergoeding ter zake van bepaalde de behandeling of verpleging omvattende voorzieningen worden verleend zonder dat deze voorzieningen uit hoofde van verwonding, verminking, ziekten of gebreken als bedoeld in het eerste lid, zijn vereist. Bij algemene maatregel van bestuur worden ter zake regels gesteld.

8. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld betreffende de mogelijkheid om de vergoeding ter zake van bepaalde de behandeling of verpleging omvattende voorzieningen na het overlijden van de gepensioneerde gedurende een bepaalde tijd ten gunste van de weduwe of weduwnaar voort te zetten.

B

In artikel 11, tweede lid, tweede volzin, wordt onder verlettering van de onderdelen a en b tot b en c een onderdeel ingevoegd, luidende:

a. inkomsten uit arbeid indien de betrokkene 65 jaar of ouder is;.

C

In artikel 12 wordt «artikel 11, tweede lid, onder b,» vervangen door: artikel 11, tweede lid, onder c,.

D

In artikel 20, eerste lid, wordt «artikel 11, eerste,» vervangen door: artikel 11, eerste lid, tweede lid, tweede volzin, onder a, alsmede het.

E

In artikel 32 wordt onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid een lid ingevoegd, luidende:

5. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de buitengewoon pensioengerechtigde 65 jaar of ouder is.

ARTIKEL III

De Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1 vervalt onderdeel c, waarna de onderdelen d tot en met f worden verletterd tot c tot en met e.

B

In artikel 3, derde lid, eerste volzin, wordt na «buitengewoon pensioen» ingevoegd: dan wel erkenning als deelnemer aan het verzet.

C

In artikel 6, derde lid, onderdeel a, wordt «de Commissie gehoord» vervangen door: de Stichting Pelita gehoord.

D

Artikel 15 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

2. In afwijking van het eerste lid kan aan categorieën gepensioneerden vergoeding ter zake van bepaalde de behandeling of verpleging omvattende voorzieningen worden verleend zonder dat deze voorzieningen uit hoofde van verwonding, verminking, ziekten of gebreken als bedoeld in artikel 6, eerste lid, zijn vereist. Bij algemene maatregel van bestuur worden ter zake regels gesteld.

3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld betreffende de mogelijkheid om de vergoeding ter zake van bepaalde de behandeling of verpleging omvattende voorzieningen na het overlijden van de gepensioneerde gedurende een bepaalde tijd ten gunste van de weduwe of weduwnaar voort te zetten.

E

In artikel 16, tweede lid, onder b, wordt onder vernummering van de onderdelen ten eerste en ten tweede tot ten tweede en ten derde een onderdeel ingevoegd, luidende: 1e. inkomsten uit arbeid indien de betrokkene 65 jaar of ouder is;.

F

In artikel 17 wordt «artikel 16, tweede lid, onder b, ten tweede,» vervangen door: artikel 16, tweede lid, onder b, ten derde,.

G

In artikel 23, eerste lid, wordt «artikel 16, eerste,» vervangen door: artikel 16, eerste lid, tweede lid, onder b, ten eerste, alsmede het.

H

Artikel 25 vervalt.

I

In artikel 26 wordt onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid een lid ingevoegd, luidende:

2. Zij die erkend willen worden als deelnemer aan het verzet dienen daartoe bij de Raad een aanvraag in.

J

Artikel 27 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt na «buitengewoon pensioen» ingevoegd: dan wel een aanvraag erkend te worden als deelnemer aan het verzet.

2. In het tweede lid wordt «dertien weken» vervangen door: vier maanden.

3. Het derde lid wordt gewijzigd als volgt:

a. In de eerste volzin wordt de zinsnede «Binnen acht weken nadat het rapport is ingekomen, voegt de Commissie aan het rapport een verklaring toe dat op grond van de haar ter kennis gebrachte gegevens» vervangen door: De Stichting Pelita voegt binnen de in het tweede lid genoemde termijn van vier maanden aan het rapport een verklaring toe dat op grond van de daarin opgenomen gegevens.

b. In de tweede volzin wordt «de Commissie» vervangen door «de Stichting Pelita» en wordt «binnen vier weken» vervangen door «binnen de in het tweede lid gestelde termijn van vier weken».

4. In het vierde lid vervalt «, dan wel de Commissie,» en wordt «respectievelijk» vervangen door «en».

K

Artikel 28 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid vervalt «de Commissie en».

2. In het derde lid vervalt «, de Commissie».

3. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

4. De beschikking op een aanvraag krachtens artikel 26, tweede lid, wordt gegeven binnen zes maanden na de datum waarop de aanvraag is ingekomen. Indien de Raad ten gevolge van bijzondere omstandigheden niet binnen deze termijn kan beslissen, kan hij eenmaal met ten hoogste vier weken worden verlengd. Van de verlenging doet de Raad schriftelijk mededeling aan de belanghebbende en aan de Stichting Pelita.

4. In het vijfde lid (nieuw) wordt na «artikel 15» ingevoegd «, artikel 6, voorzover de aanvrager reeds op grond van artikel 26, tweede lid, als deelnemer aan het verzet is erkend,» en vervalt «, de Commissie».

L

In artikel 43 wordt onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid een lid ingevoegd, luidende:

5. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de buitengewoon pensioengerechtigde 65 jaar of ouder is..

M

In artikel 44b, eerste lid, vervalt «de Commissie en».

N

In artikel 48, derde lid, vervalt «de Commissie en».

ARTIKEL IV

De Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 15 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid vervalt de zinsnede «, die de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt,».

2. In het tweede lid vervalt de zinsnede «die de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt».

B

Artikel 17 komt te luiden:

Artikel 17

1. Op de in artikel 10 bedoelde uitkering wordt, indien de uitkeringsgerechtigde 65 jaar of ouder is, een toeslag verleend. Deze toeslag bedraagt:

a. voor de gehuwde uitkeringsgerechtigde 60% van het bedrag, genoemd in artikel 9, tiende lid, onder b, van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantie-uitkering, bedoeld in artikel 29 van die wet;

b. voor de ongehuwde uitkeringsgerechtigde, die tevens een pensioengerechtigde is als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder c, van de Algemene Ouderdomswet, 20% van het bedrag, genoemd in artikel 9, tiende lid, onder c, van die wet, vermeerderd met de vakantie-uitkering, bedoeld in artikel 29 van die wet;

c. voor de ongehuwde uitkeringsgerechtigde, anders dan die, bedoeld onder b, 20% van het bedrag, genoemd in artikel 9, tiende lid, onder a, van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantie-uitkering, bedoeld in artikel 29 van die wet.

2. De in het eerste lid bedoelde toeslag wordt niet verleend:

a. indien artikel 8, derde lid, onder b, van toepassing is;

b. aan de gehuwde uitkeringsgerechtigde, van wie de echtgenoot recht heeft op enig pensioen en ten aanzien van wie artikel 19, negende lid, wordt toegepast.

3. Onder enig pensioen als bedoeld in het tweede lid, onder b, wordt verstaan, een pensioen ten laste van de Nederlandse Schatkist of die van de Nederlandse Antillen of Aruba, van een publiekrechtelijk lichaam of een privaatrechtelijke rechtspersoon in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel ten laste van een door het openbaar gezag in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba ingesteld fonds, alsmede een uitkering ingevolge deze wet of de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945.

C

Artikel 19 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, onder a, wordt de zinsnede «de bruto inkomsten van de uitkeringsgerechtigde» vervangen door: indien de uitkeringsgerechtigde de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt, de bruto inkomsten.

2. In het negende lid wordt «artikel 17, tweede lid,» vervangen door «artikel 17, derde lid,» en wordt de zinsnede «op schriftelijk verzoek van de uitkeringsgerechtigde het bruto-ouderdomspensioen genoemd in artikel 9, tiende lid, onder a, van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantie-uitkering» vervangen door «op schriftelijk verzoek van de uitkeringsgerechtigde 50% van het aan de uitkeringsgerechtigde en de echtgenoot toegekende bruto-ouderdomspensioen krachtens de Algemene Ouderdomswet, met inbegrip van de vakantie-uitkering».

D

Artikel 19a, derde lid, komt te luiden:

3. Het eerste lid is niet van toepassing indien de uitkeringsgerechtigde 65 jaar of ouder is, of de uitkering is berekend naar een grondslag als bedoeld in artikel 8, derde lid, onder b, dan wel is vastgesteld met toepassing van artikel 13.

E

Artikel 21a wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:

2. In afwijking van het eerste lid van de artikelen 20 en 21 kan aan categorieën vervolgden, die ziekten of gebreken hebben welke door of in verband met de vervolging zijn ontstaan of verergerd, in de kosten van bepaalde voorzieningen een vergoeding of tegemoetkoming worden verleend zonder dat het in die artikelleden bedoelde verband is vereist. Bij algemene maatregel van bestuur worden ter zake regels gesteld.

3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld betreffende de mogelijkheid om de vergoeding of tegemoetkoming in de kosten van bepaalde voorzieningen als bedoeld in de artikelen 20 en 21 na het overlijden van de vervolgde, die ziekten of gebreken had welke door of in verband met de vervolging zijn ontstaan of verergerd, gedurende een bepaalde tijd ten gunste van de weduwe of weduwnaar voort te zetten.

F

In artikel 39a, derde lid, wordt «, bedoeld in artikel 21a,» vervangen door: , bedoeld in artikel 21a, eerste lid,.

ARTIKEL V

De Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid wordt gewijzigd als volgt:

a. In de onderdelen a, b en c, wordt de zinsnede «het burger-oorlogsslachtoffer, dat bij het oplopen van het letsel, bedoeld in artikel 2,» vervangen door: degene, die tijdens de oorlogsjaren 1940–1945 of in de na-oorlogse jaren, als burger getroffen is door oorlogsgeweld als bedoeld in artikel 2, eerste lid, en op dat moment.

b. In onderdeel d wordt «, bedoeld onder a, b of c,» vervangen door: dat aan de eisen gesteld onder a, b of c voldeed,.

c. In onderdeel e wordt «, bedoeld onder a,» vervangen door: dat aan de eisen gesteld onder a voldeed,.

d. In onderdeel f wordt «, bedoeld onder b,» vervangen door: dat aan de eisen gesteld onder b voldeed,.

e. In de onderdelen g en h wordt «, bedoeld onder c,» vervangen door: dat aan de eisen gesteld onder c voldeed,.

2. In het tweede lid wordt «het burger-oorlogsslachtoffer, bedoeld» vervangen door «degene, die voldoet aan de eisen gesteld» en wordt «het burger-oorlogsslachtoffer of diens» vervangen door «diegene of de».

3. In het derde lid wordt de zinsnede «het burger-oorlogsslachtoffer of diens nabestaanden, bedoeld in het eerste lid, onder a en e, en in het tweede lid,» vervangen door: degene, die voldoet aan de eisen gesteld in het eerste lid onder a, en in het tweede lid, of de nabestaanden, bedoeld in het eerste lid, onder e, en in het tweede lid,.

4. In het zesde lid wordt «het burger-oorlogsslachtoffer» vervangen door: degene die tijdens de oorlogsjaren 1940–1945 of in de na-oorlogse jaren, als burger is getroffen door oorlogsgeweld als bedoeld in artikel 2, eerste lid,.

B

Artikel 4, onderdeel a, komt te luiden:

a. degene, die op grond van oorlogsgeweld als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanspraken ontleent aan de voor militairen geldende voorzieningen;.

C

In artikel 21 vervalt de zinsnede «, die de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt,».

D

Artikel 23 komt te luiden:

Artikel 23

1. Op de periodieke uitkering wordt, indien de uitkeringsgerechtigde 65 jaar of ouder is, een toeslag verleend. Deze toeslag bedraagt:

a. voor de gehuwde uitkeringsgerechtigde 60% van het bedrag, genoemd in artikel 9, tiende lid, onder b, van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantie-uitkering, bedoeld in artikel 29 van die wet;

b. voor de ongehuwde uitkeringsgerechtigde, die tevens een pensioengerechtigde is als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder c, van de Algemene Ouderdomswet, 20% van het bedrag, genoemd in artikel 9, tiende lid, onder c, van die wet, vermeerderd met de vakantie-uitkering, bedoeld in artikel 29 van die wet;

c. voor de ongehuwde uitkeringsgerechtigde, anders dan die, bedoeld onder b, 20% van het bedrag, genoemd in artikel 9, tiende lid, onder a, van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantie-uitkering, bedoeld in artikel 29 van die wet.

2. De toeslag, bedoeld in het eerste lid, wordt niet toegekend:

a. indien artikel 8 van toepassing is;

b. indien artikel 18 van toepassing is;

c. aan de gehuwde uitkeringsgerechtigde, van wie de echtgenoot recht heeft op enig pensioen en ten aanzien van wie artikel 28, zesde lid, wordt toegepast.

3. Onder enig pensioen als bedoeld in het tweede lid, onder c, wordt verstaan, een pensioen ten laste van de Nederlandse Schatkist of die van de Nederlandse Antillen of Aruba, van een publiekrechtelijk lichaam of een privaatrechtelijke rechtspersoon in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel ten laste van een door het openbaar gezag in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba ingesteld fonds, alsmede een uitkering ingevolge deze wet of de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945.

E

In artikel 26 wordt onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid een lid ingevoegd, luidende:

5. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de uitkeringsgerechtigde 65 jaar of ouder is.

F

Artikel 28 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, onder a, wordt de zinsnede «de bruto-inkomsten van de uitkeringsgerechtigde» vervangen door: indien de uitkeringsgerechtigde de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt, de bruto-inkomsten.

2. In het zesde lid wordt «artikel 23, tweede lid,» vervangen door «artikel 23, derde lid,» en wordt de zinsnede «, op schriftelijk verzoek van de uitkeringsgerechtigde het bruto-ouderdomspensioen genoemd in artikel 9, tiende lid, onder a, van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantie-uitkering» vervangen door «, op schriftelijk verzoek van de uitkeringsgerechtigde 50% van het aan de uitkeringsgerechtigde en de echtgenoot toegekende bruto-ouderdomspensioen krachtens de Algemene Ouderdomswet, met inbegrip van de vakantie-uitkering».

G

In artikel 33 vervalt het tweede lid waarna het derde tot en met vijfde lid worden vernummerd tot tweede tot en met vierde lid.

H

Na artikel 33 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 33a

1. In afwijking van het eerste lid van de artikelen 32 en 33 kan aan categorieën burger-oorlogsslachtoffers in de kosten van bepaalde voorzieningen een vergoeding of tegemoetkoming worden verleend zonder dat het in die artikelleden bedoelde verband is vereist. Bij algemene maatregel van bestuur worden ter zake regels gesteld.

2. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld betreffende de mogelijkheid om een vergoeding of tegemoetkoming in de kosten van bepaalde voorzieningen als bedoeld in de artikelen 32 en 33 na het overlijden van het burger-oorlogsslachtoffer gedurende een bepaalde tijd ten gunste van de weduwe of weduwnaar voort te zetten.

I

Artikel 34, eerste lid, komt te luiden:

1. Degene, die verwacht te eniger tijd aanspraken te kunnen ontlenen aan deze wet, kan bij de Raad een aanvraag indienen om erkenning dat de aanvrager is getroffen door oorlogsgeweld als bedoeld in artikel 2, eerste lid.

J

Artikel 38 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid vervallen «als burger-oorlogsslachtoffer« en «of artikel 34».

2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

3. De beschikking op een aanvraag krachtens artikel 34 wordt gegeven binnen vier maanden na de datum waarop de aanvraag bij de Raad is ingekomen. Indien de Raad ten gevolge van bijzondere omstandigheden niet binnen deze termijn kan beslissen, kan hij eenmaal met ten hoogste vier weken worden verlengd. Van de verlenging doet de Raad schriftelijk mededeling aan de belanghebbende.

3. In het vierde lid (nieuw), vervalt «als burger-oorlogsslachtoffer».

4. In het vijfde lid (nieuw), wordt «het derde lid» telkens vervangen door: het vierde lid.

K

In artikel 61, vierde lid, wordt «artikel 38, tweede en derde lid,» vervangen door: artikel 38, tweede, derde en vierde lid,.

ARTIKEL VI

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Naar boven