27 258
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering met het oog op het herstel van vormfouten bij vorderingen tot verlenging van de terbeschikkingstelling of van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen

nr. 6
AMENDEMENT VAN HET LID HALSEMA

Ontvangen 23 maart 2001

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I wordt het eerste lid van artikel 509oa vervangen door:

1. Een vordering als bedoeld in artikel 509o, eerste lid, die later dan één maand vóór het tijdstip waarop de terbeschikkingstelling door tijdsverloop zal eindigen, doch binnen een redelijke termijn is ingediend, is niettemin ontvankelijk, indien er bijzondere omstandigheden aanwezig zijn waardoor de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, ondanks het belang van de ter beschikking gestelde, verlenging van de terbeschikkingstelling eist.

Toelichting

Dit amendement beoogt, conform het advies van de Raad van State, een begrenzing aan te geven van de termijn waarbinnen de vordering tot verlenging kan worden gedaan. De toevoeging «binnen een redelijke termijn» kan behoeden voor een mogelijke schending van artikel 5, eerste lid van het EVRM. Het begrip «redelijke termijn» is nader ingevuld in de jurisprudentie van het EHRM, in het bijzonder de uitspraken in de zaken Winterwerp en Erkalo.

Halsema

Naar boven