27 256
Aanpassing van wetgeving in verband met de openstelling van het huwelijk en de invoering van adoptie door personen van hetzelfde geslacht

nr. 7
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 11 april 2001

Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel tot aanpassing van wetgeving in verband met de openstelling van het huwelijk en de invoering van adoptie door personen van hetzelfde geslacht, heb ik toegezegd u over enige kwesties verband houdend met interlandelijke adoptie nader te zullen informeren. Aan die toezegging geef ik hierbij graag gevolg.

Naar aanleiding van vragen, gesteld door uw Kamer tijdens de behandeling van de hoofdwetsvoorstellen inzake de openstelling van het huwelijk en de invoering van adoptie door personen van hetzelfde geslacht (wetsvoorstellen nrs. 26 672 en 26 673), is in 2000 een enquête gehouden onder een groot aantal voor Nederland belangrijke landen van herkomst van adoptiefkinderen. Dit betrof zowel landen die wel als die niet waren aangesloten bij het Haags Adoptieverdrag van 1993. Deze landen is gevraagd, of het onder hun wetgeving mogelijk is voor paren van hetzelfde geslacht om te adopteren, en zo ja, of het in hun beleid past om adoptiekinderen te plaatsen bij ouders van hetzelfde geslacht en of zij problemen zouden hebben met de wijziging van het interne Nederlandse recht op dit terrein. Deze landen hebben laten weten geen probleem te hebben met de Nederlandse wetswijziging, mits deze er niet toe zou leiden, dat Nederland hen verzoeken zou toezenden om plaatsing van kinderen bij paren van hetzelfde geslacht.

Mijn ambtvoorganger, heeft bij die gelegenheid toegezegd dat periodiek zal worden nagegaan, of de standpunten van de landen van herkomst inmiddels gewijzigd zijn.

Ik ben voornemens om, ter uitvoering van deze toezegging, in het jaar 2005 een dergelijke enquête opnieuw uit te voeren. Uiteraard zullen de uitkomsten daarvan aan uw Kamer worden meegedeeld. Mevrouw Halsema vroeg voorts, of ik bereid was na te gaan of er landen zijn waarmee nu nog geen relaties op het gebied van adoptie zijn, die bereid zouden zijn kinderen af te staan voor adoptie door paren van hetzelfde geslacht. Daarover merk ik op dat ik het niet goed mogelijk acht over deze kwestie landen te benaderen, waarmee op het gebied van interlandelijke adoptie momenteel niet of nauwelijks relaties bestaan. Wel wil ik gaarne toezeggen dat ik met betrekking tot eventuele positieve ontwikkelingen in het buitenland zeer alert zal blijven en dat ik indien er aanwijzingen zijn van een verandering van inzicht aldaar actie zal ondernemen, teneinde met de autoriteiten van de desbetreffende landen tot officiële afspraken te komen. De loutere toezegging van een (biologische) ouder van een kind of een bemiddelaar in een concreet geval wil nog niet zeggen dat dergelijke afspraken mogelijk zijn.

Het lid van uw Kamer, de heer Van der Staaij, meldde dat hij in een tijdschrift gelezen had, dat een paar van gelijk geslacht geadviseerd zou zijn zich te melden voor interlandelijke adoptie. Ik heb mij hieromtrent laten informeren.

Dit artikel heeft gestaan in het blad «Wereldkinderen» nr. 6, december 2000, en is genaamd «Als twee heren willen adopteren». Hierin wordt beschreven hoe de procedure is verlopen met betrekking tot een verzoek tot eenouderadoptie in een geval waarin de verzoeker een partner van hetzelfde geslacht had. Aan verzoeker is vóór de aanvang van de procedure tot het verkrijgen van een beginseltoestemming tot adoptie te kennen gegeven, dat interlandelijke adoptie door één persoon weinig kans van slagen heeft, aangezien veruit de meeste landen van herkomst de voorkeur geven aan plaatsing van kinderen bij echtparen (van verschillend geslacht). Tevens is verzoeker op de hoogte gesteld van het feit dat ook in geval van eenouderadoptie een «gezinsonderzoek» door de Raad voor de Kinderbescherming plaatsvindt, in welk onderzoek de eventuele partner (ongeacht diens geslacht) betrokken wordt. Anders dan het artikel suggereert, is geen sprake geweest van advisering, maar van het verstrekken van informatie.

Teneinde een zo groot mogelijke duidelijkheid omtrent de mogelijkheden om te adopteren te geven in de publieksvoorlichting, zal in de brochure over interlandelijke adoptie «U wilt een kind uit het buitenland adopteren» expliciet worden opgenomen, dat twee personen van hetzelfde geslacht momenteel geen kind uit het buitenland kunnen adopteren. Daarbij zal duidelijk worden aangegeven, dat eenouderadoptie voor een persoon met een partner van hetzelfde geslacht wel mogelijk is, maar dat deze mogelijkheid in de praktijk weinig tot geen kans van slagen heeft, gelet op het niet bereid zijn van landen van herkomst om hieraan mee te werken.

Ik merk tenslotte op dat ik onderzoek naar factoren die een rol spelen bij het slagen of mislukken van adopties wenselijk acht. Met name zou meer inzicht moeten worden verkregen in de vraag of het feit dat kinderen bij personen van hetzelfde geslacht opgroeien, van invloed is op het verloop van de adoptie. Zodanig onderzoek kan bijdragen tot het wegnemen van in het buitenland nu nog bestaande weerstanden tegen deze adoptievorm. Ik zal bevorderen dat dergelijk onderzoek plaats gaat vinden, zodra enige ervaring is opgedaan.

De Staatssecretaris van Justitie,

N. A. Kalsbeek

Naar boven