27 253
Wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten in verband met de invoering van het gebruik van het sociaal-fiscaalnummer in die wet alsmede enkele wijzigingen van de Ziekenfondswet en enige andere wetten

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 2 november 2000

Tot mijn genoegen meen ik te mogen vaststellen dat het merendeel van de fracties van de Tweede Kamer zich positief opstelt ten opzichte van het voorstel om het sociaal-fiscaalnummer in de AWBZ op te nemen. Op de enkele vragen die door de leden van de PvdA-fractie werden gesteld ga ik hieronder in, waarbij ik de volgorde van het verslag zoveel mogelijk heb aangehouden.

De leden van de PvdA-fractie hebben gevraagd welke ontwikkelingen er zijn geweest die er de oorzaak van zijn dat er nu wel een grote bijdrage aan de fraudebestrijding wordt verwacht.

Het doel van de invoering van het sofi-nummer in de AWBZ is tweeledig: het verlichten van de administratieve lasten van de uitvoeringsorganen van de AWBZ bij gegevensuitwisseling en een bijdrage tot de fraudebestrijding op het brede terrein van de sociale zekerheid. In 1996 is afgezien van opneming van het sofi-nummer in de AWBZ, omdat toentertijd het sofi-nummer fraudebestrijding tot doel had. Nadien heeft met betrekking hiertoe een beleidswijziging plaatsgevonden, waarna gebruik van het sofi-nummer ook werd voorgestaan in verband met efficiëntie bij gegevensuitwisseling en in overige specifieke gevallen. Met name deze laatste ontwikkeling is voor de uitvoering van de AWBZ van belang. Dit neemt evenwel niet weg dat sindsdien ook het belang van fraudebestrijding in verband met het vaststellen van eigen bijdragen in de AWBZ is toegenomen.

Voorts is gevraagd of de Wet Persoonsregistraties (WPR) uitwisseling van gegevens van AWBZ-verzekerden tussen particuliere instellingen mogelijk maakt en hoe een en ander wordt gecontroleerd.

Zowel in de AWBZ als in de WPR, en overigens ook in de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) die vanaf volgend jaar in de plaats treedt van de WPR, is geregeld dat uitwisseling van gegevens uitsluitend is toegestaan ter uitvoering van de wettelijke regeling. Dit wordt doelbinding genoemd. In de AWBZ is nader geregeld welke instanties bevoegd zijn tot het verkrijgen van voor de uitvoering van de AWBZ noodzakelijke gegevens. Particuliere ziektekostenverzekeraars en andere uitvoerende organen worden als bevoegde instantie genoemd. Voorzover twee organisaties met elkaar gegevens uitwisselen mag de inhoud van die gegevens uitsluitend betrekking hebben op de voor de uitvoering van de wet waaraan de bevoegdheid tot het uitwisselen van gegevens is ontleend, noodzakelijke gegevens. Indien deze bevoegdheid is ontleend aan verschillende wetten, is dus deze beperking van toepassing.

De Commissie toezicht uitvoeringsorganisatie is belast met de controle op de uitvoering van de AWBZ door de zorgverzekeraars. De Commissie toetst jaarlijks of de uitvoeringsinstanties adequate procedures met betrekking tot het uitwisselen van informatie hebben ontwikkeld, of zij de bevoegdheden en beperkingen hebben geregeld en in hoeverre het aspect van doelbinding in deze procedures, bevoegdheden en beperkingen tot zijn recht komt. De Commissie kan aan de uitvoeringsorganen aanwijzingen geven met betrekking tot de wijze van uitvoering.

Voorts is de Registratiekamer (na inwerkingtreding van de WBP College bescherming persoonsgegevens geheten) aangewezen als toezichtorgaan voor het bewaken van een juist gebruik van registraties in zowel de WPR als de WBP. Het College heeft de mogelijkheid een juiste naleving van de WBP af te dwingen. In dit verband is tevens van belang dat de toenmalige Ziekenfondsraad een Besluit inzake een privacyreglement voor de uitvoeringsorganen AWBZ heeft vastgesteld, waarin is neergelegd hoe uitvoeringsorganen dienen om te gaan met persoonsgegevens. Dit reglement is nog steeds van kracht. Het College voor Zorgverzekeringen zal nog overwegen om dit besluit na invoering van de WBP in te trekken.

De leden vragen zich verder af welke mogelijkheden de verzekeraars hebben om hun bestanden voor interne commerciële doeleinden te gebruiken.

Verzekeraars die in het kader van de AWBZ gegevens beheren, mogen die gegevens alleen gebruiken ter uitvoering van de AWBZ. Ook het interne gebruik van gegevens is aan de bovengenoemde doelbinding onderworpen. Bedacht moet worden dat niet alle gegevens «gevoelige» gegevens zijn. Zo is een simpel adresgegeven niet per definitie een «gevoelig» gegeven, maar kan dit onder omstandigheden, bijvoorbeeld als het adres wordt gekoppeld aan een opnamegegeven, wel worden.

De invoering van het SOFI-nummer in de AWBZ als zodanig heeft geen gevolgen voor het gebruik van gegevens van verzekerden voor interne doeleinden. Waar het niet-gevoelige gegevens betreft, ik bedoel naam- en adresgegevens, heeft een verzekeraar immers reeds de beschikking over deze gegevens. Het Sofi-nummer is irrelevant voor het gebruik voor interne doeleinden.

De leden van de PvdA-fractie vragen voorts hoe de afstemming tussen de Belastingdienst en de (particuliere) verzekeraars plaatsvindt.

De Belastingdienst zal binnenkort in contact treden met vertegenwoordigers van de verzekeraars om nadere afspraken te maken over de wijze van verificatie. De Belastingdienst heeft inmiddels ruime ervaring met verificatie van sofi-nummers, bijvoorbeeld in het kader van de Ziekenfondswet en de eigenbijdrageregeling thuiszorg.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. M. Vliegenthart

Naar boven