27 253
Wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten in verband met de invoering van het gebruik van het sociaal-fiscaalnummer in die wet alsmede enkele wijzigingen van de Ziekenfondswet en enige andere wetten

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

Inleiding

Met dit voorstel van wet beoogt de regering het sociaal-fiscaalnummer (hierna te noemen: sofi-nummer) in de administratie van de uitvoeringsorganen van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) in te voeren. Hiermee wordt de invoering van het sofi-nummer in de sociale verzekeringswetten voltooid.

Van de gelegenheid wordt tevens gebruik gemaakt om enkele wijzigingen aan te brengen in de Ziekenfondswet (Zfw) en in enige andere wetten. Het betreft onder meer de omstandigheid dat, wanneer iemand een uitkering ontvangt ingevolge de Algemene nabestaandenwet, het recht op het ontvangen van de uitkering voor personen van 65 jaar of ouder niet langer een grond voor ziekenfondsverzekering vormt. Verder wordt een grondslag voor medeverzekering in de ziekenfondsverzekering opgenomen voor specifieke groepen vreemdelingen in wier levensonderhoud wordt voorzien door een ziekenfondsverzekerde.

Overigens zijn de artikelen in de Zfw betreffende het opnemen van het sofi-nummer in de administratie van ziekenfondsen in overeenstemming gebracht met de desbetreffende artikelen betreffende het opnemen van het sofi-nummer in de administraties van de AWBZ- uitvoeringsorganen.

Invoering sociaal-fiscaalnummer in de AWBZ

Het sofi-nummer is het nummer waaronder een natuurlijke persoon is geregistreerd bij de rijksbelastingdienst. Het sofi-nummer dient tevens als registratienummer voor de verzekerde en de uitkeringsgerechtigde bij de uitvoering van de wettelijke voorschriften inzake de sociale zekerheid. De wettelijke basis van het sofi-nummer is thans gelegd in artikel 47b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Met de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 wordt onder meer de Algemene wet inzake rijksbelastingen gewijzigd en wordt de wettelijke basis van het sofi-nummer gelegd in artikel 2, derde lid, onderdeel j, van die wet. De datum van inwerkingtreding van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 voor wat betreft de wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is vastgesteld op 1 januari 2001. Omdat artikel I van deze wet niet voor 1 januari 2001 in werking zal treden is vooruitlopend op de inwerkingtreding van de wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen de verwijzing naar de wettelijke basis van het sofi-nummer reeds aangepast aan tekst zoals die zal luiden met ingang van 1 januari 2001.

Artikel 2, derde lid, onderdeel j, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen regelt dat het sofi-nummer het nummer is waaronder een natuurlijke persoon is geregistreerd bij de rijksbelastingdienst. Verder is in dat artikel geregeld dat het nummer tevens dient als registratienummer voor de verzekerde en de uitkeringsgerechtigde bij de uitvoering van de wettelijke voorschriften inzake de sociale zekerheid. Het sofi-nummer wordt toegekend aan alle personen die volgens de Gemeentelijke Basisadmini- stratie persoonsgegevens (GBA) in Nederland verblijven (bij geboorte of vestiging in Nederland) alsmede aan alle personen die onder de Nederlandse belastingwetgeving of de Nederlandse wetgeving inzake sociale zekerheid vallen.

Bij Wet van 28 december 1988 houdende wijziging van de Organisatiewet Sociale Verzekering en enkele andere socialeverzekeringswetten tot invoering van een sociaal-fiscaal nummer, nadere regeling van het gegevensverkeer tussen verzekerde, werkgever en uitvoeringsorgaan en aanpassing van de geheimhoudingsbepalingen (invoering sociaal-fiscaal nummer) (Stb. 1988, 655), is de invoering van het sofi-nummer, de regulering van het gebruik daarvan en de verplichting tot het inrichten van verzekerdenadministraties geregeld in werknemersverzekeringen en volksverzekeringen. In de Ziektewet, de Werkloosheidswet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Algemene Arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Toeslagenwet en de Wet arbeid gehandicapte werknemers en in de Algemene Ouderdomswet, de Algemene Weduwen- en Wezenwet en de Algemene Kinderbijslagwet is de invoering van het sofi-nummer, de regulering van het gebruik daarvan en de verplichting tot het inrichten van verzekerdenadministraties geregeld. De Algemene Arbeidsongeschiktheidsverzekering (AAW) en de Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW) zijn inmiddels vervangen. De AAW is vervangen door de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en de AWW door de Algemene nabestaandenwet.

Bij wet van 21 mei 1992 tot wijziging van de Algemene Bijstandswet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de Vreemdelingenwet inzake de uitwisseling van gegevens (invoering sociaal-fiscaal nummer gemeenten) (Stb. 1992, 244) is het sofi-nummer ingevoerd in de administratie voor de uitvoering van de in voormelde wet genoemde wetten. Het sofi-nummer vervult een belangrijke rol bij de gegevensuitwisseling tussen sociale verzekeringen en door de gemeenten uit te voeren sociale wetten. Ook tussen gemeenten en belastingdienst vervult het sofi-nummer bij de gegevensuitwisseling een functie.

Op 1 april 1996 is de Wet sociaal-fiscaal nummer Ziekenfondswet in werking getreden. De opname van het sofi-nummer in de verzekerdenadministratie van de Zfw vergemakkelijkt de identificatie van ziekenfondsverzekerden. Het gebruik vereenvoudigt de communicatie en informatie-uitwisseling tussen ziekenfondsen onderling en tussen ziekenfondsen en instanties die een rol spelen bij de uitvoering van de sociale zekerheid. Belangrijk doel daarbij is het bestrijden van oneigenlijk gebruik en misbruik van de sociale zekerheid en in het bijzonder van de Zfw.

Bij de voorbereiding van het voorstel van Wet sociaal-fiscaal nummer Ziekenfondswet is bezien of het wenselijk was tegelijkertijd tot invoering van het sofi-nummer als identificerend nummer voor de AWBZ-verzeke- ring over te gaan. In de Wet sociaal-fiscaal nummer Ziekenfondswet werd het gebruik van het sofi-nummer voor de registratie van hun ziekenfondsverzekerden voor de ziekenfondsen verplicht gesteld. Voor particuliere ziektekostenverzekeraars en de uitvoeringsorganen van publiekrechtelijke ziektekostenregelingen voor ambtenaren is deze verplichting voor respectievelijk de particuliere ziektekostenverzekering en de publiekrechtelijke ziektekostenregelingen niet geregeld. Hoewel de regering destijds niet inzag waarom aan deze organen met betrekking tot de door hen uitgevoerde AWBZ-verzekerdenregistratie die mogelijkheid zou moeten worden onthouden, was zij van mening dat het opnemen van een verplichting tot gebruik van het sofi-nummer in de AWBZ-verzekerdenadministratie niet kon worden opgelegd. Daarom is destijds de invoering van het sofi-nummer in de AWBZ op vrijwillige basis overwogen. Gebruik van het sofi-nummer door instanties met een publiekrechtelijke taak werd ten tijde van de voorbereiding van het desbetreffende wetsvoorstel echter slechts toegestaan indien daarmee een bijdrage tot het bestrijden van fraude met overheidsregelingen werd geleverd. Gebruik gebaseerd op in hoofdzaak efficiëntievoordelen voldeed niet aan dat criterium. Invoering op vrijwillige basis op in hoofdzaak efficiëntiegronden werd als onvoldoende grondslag gezien voor het doorvoeren van een dergelijk voorstel.

Toentertijd is besloten af te zien van invoering van het sofi-nummer in de AWBZ omdat gebruik ervan naar verwachting nauwelijks zou bijdragen aan de fraudebestrijding.

Nadien heeft met betrekking hiertoe een beleidswijziging plaatsgevonden, waarna gebruik van het sofi-nummer ook werd voorgestaan in verband met efficiëntie bij gegevensuitwisseling en in overige specifieke gevallen.

Sofi-nummer in de AWBZ

Met dit voorstel wordt het sofi-nummer ingevoerd in de AWBZ, de enige socialezekerheidswet waarin het gebruik van het sofi-nummer nog niet is geregeld.

Het doel van de invoering van het sofi-nummer in de AWBZ is het ver- lichten van de administratieve lasten van de uitvoeringsorganen van de AWBZ bij gegevensuitwisseling en fraudebestrijding op het brede terrein van de sociale zekerheid.

Bij verschillende gelegenheden is het belang van invoering van het sofi-nummer in de AWBZ gebleken. Naast de administratieve lastenverlichting bij gegevensuitwisseling is de afgelopen jaren meer aandacht gevraagd voor het belang voor de controle op oneigenlijk gebruik en misbruik van de socialezekerheidswetten.

Bij de behandeling van de regeringsplannen met betrekking tot de modernisering van de ouderenzorg in de Tweede Kamer der Staten-Generaal is bevestigd dat het sofi-nummer gebruikt zal worden bij de uitvoering van de eigenbijdrageregeling, bedoeld in de AWBZ en de Overgangswet verzorgingshuizen. Het gebruik ervan wordt noodzakelijk geacht voor de uitvoering van de regeling met name voor wat betreft de controle van het inkomen van de verzekerden alsmede de vaststelling en invordering van de verschuldigde bijdragen. Bij de invoering van de Overgangswet verzorgingshuizen is daartoe in het Bijdragebesluit zorg een bepaling opgenomen ten einde het sofi-nummer voor voormeld doel te kunnen gebruiken. De eigen bijdragen worden vastgesteld aan de hand van de jaaropgaven betreffende het inkomen, die door of namens de verzekerden worden overgelegd. Het Centraal Administratie Kantoor Bijzondere Zorgkosten b.v. (CAK) te Den Haag mag het sofi-nummer gebruiken ten behoeve van de registratie van de vaststelling en de betaling van eigenbijdragen in het kader van de AWBZ. Het sofi-nummer is van groot belang voor de koppeling van de juiste eigen bijdrage aan de juiste persoon en derhalve ter voorkoming van fraude. In het kader van de AWBZ wordt het sofi-nummer gebruikt voor de vaststelling van de eigen bijdrage in de thuiszorg. De Belastingdienst verstrekt hiervoor inkomensgegevens aan het centraal administratiekantoor, bedoeld in artikel 1, onder b, van het Administratiebesluit Bijzondere Ziektekostenverzekering; als zodanig is aangewezen het CAK. Het aantal mensen dat per jaar gebruik maakt van de thuiszorg betrof in 1997 510 000 cliënten (kamerstukken II, 1998/99, 26 204, nr. 3, blz B109). Dit aantal is een extrapolatie van het gerealiseerde aantal cliënten vóór 1997. Het geëxtrapoleerde cijfer is gebaseerd op gegevens van het CAK. Het gerealiseerde aantal cliënten vóór 1997 bedraagt 410 000 en omvat het aantal cliënten met uitzondering van cliënten van het voormalig Kruiswerk. Voor die AWBZ-zorg waren cliënten over de eerste zes perioden van vier weken van 1997 geen eigen bijdrage verschuldigd. Bij de thuiszorg wordt bij de berekening van de verschuldigde bijdrage gekeken naar het belastbaar inkomen van de leefeenheid waartoe de cliënt behoort. Wanneer de cliënt een partner heeft, is niet alleen het inkomen van de cliënt van belang voor het vaststellen en de controle van de eigen bijdrage, maar tevens het inkomen van de partner. Zoals in de nota van toelichting bij het Bijdragebesluit zorg is vermeld, draagt het gebruik van het sofi-nummer voorts bij tot een doelmatige inrichting van het administratieve proces en beperkt daardoor mede de administratieve last van alle betrokkenen tot het hoogst noodzakelijke.

In artikel 6a van de Wet persoonsregistraties is geregeld dat een nummer dat ter identificatie van een persoon wettelijk is voorgeschreven, in een persoonsregistratie of bij het verstrekken van gegevens daaruit slechts gebruikt wordt ter uitvoering van de betrokken wettelijke regeling dan wel ten behoeve van de richtige uitvoering van wettelijke voorschriften waarbij eveneens van dat nummer gebruik kan worden gemaakt. Verder is bepaald dat een dergelijk nummer tevens kan worden gebruikt in andere gevallen bij of krachtens de wet bepaald. Aan organisaties en personen die ingevolge enige wettelijke regeling met de uitvoering van een publieke taak zijn belast, kan het gebruik van het sofi-nummer worden toegestaan indien dit noodzakelijk is met het oog op de bestrijding en het tegengaan van fraude met overheidsgelden en gelden verzameld ten behoeve van de socialezekerheidswetgeving. Voorts kan het gebruik worden toegestaan met het oog op de structurele gegevensuitwisseling van persoonsgegevens met andere (particuliere) instanties en personen die gerechtigd zijn het nummer te gebruiken voor zover de uitwisseling van gegevens met die instanties bij of krachtens wet is voorzien. Het gebruik ten behoeve van de controle van het inkomen en de uitvoering van de eigen-bijdrageregeling voldoet aan zowel gegevensuitwisseling als aan fraudebestrijding.

In de nota van toelichting bij het Bijdragebesluit zorg is reeds aangegeven dat het gebruik van het sofi-nummer bij voorkeur in een formele wet die de desbetreffende materie regelt, moet worden genormeerd. Het regelen in een formele wet is het juiste kader om de benodigde afweging te maken over de noodzaak van het gebruik van het sofi-nummer en de voorwaarden waaronder dat dient te geschieden.

Met de invoering van het sofi-nummer in de AWBZ wordt voldaan aan de aankondiging in de nota van toelichting bij het Bijdragebesluit zorg, het gebruik van het sofi-nummer wettelijk in de AWBZ te verankeren.

Bij koninklijke boodschap van 14 februari 1998 is het voorstel van wet houdende Regels inzake de bescherming van persoonsgegevens (Wet bescherming persoonsgegevens) (kamerstukken II, 1999–2000, 25 892) aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden. Indien het voorstel tot wet wordt verheven en in werking treedt, zal deze wet de Wet persoonsregistraties vervangen. In artikel 24 van de Wet bescherming persoonsgegevens is een algemene regeling voor het gebruik van persoonsnummers opgenomen. Dat artikel vormt een voortzetting van artikel 6a Wet persoonsregistraties. In artikel 24 is geregeld dat een wettelijk voorgeschreven persoonsnummer wordt verwerkt ter uitvoering van de wet waarin het voorschrift over het nummer is opgenomen. Voorts is bepaald dat verwerking van persoonsnummers voor andere doeleinden dan de uitvoering van de desbetreffende wet alleen mogelijk is voor zover dat bij de wet is bepaald.

Om ongewenste consequenties voor de persoonlijke levenssfeer van de verzekerden te voorkomen, blijft het gebruik van het sofi-nummer binnen de AWBZ-verzekering strikt beperkt tot de uitvoering van de AWBZ. Er zijn regels gesteld betreffende de bevoegdheid tot het gebruik van het sofi-nummer in de AWBZ met betrekking tot de verstrekking, het ontvangen dan wel verkrijgen van die gegevens. Bij de verstrekking van gegevens door AWBZ-uitvoeringsorganen aan de in de artikelen 56 en 57 genoemde personen en instanties en door de in die artikelen genoemde personen en instanties aan elkaar is bepaald dat gebruik wordt gemaakt van het sofi-nummer indien de verstrekker en de ontvanger van de gegevens daartoe bevoegd zijn.

Betreffende de invoering van het sofi-nummer in de AWBZ is door de Registratiekamer op 22 juli 1999 een positief advies uitgebracht1. De Registratiekamer concludeert dat de invoering van het sofi-nummer in de AWBZ past binnen het domein waarvoor het sofi-nummer is bestemd, namelijk de uitvoering van de fiscale wetgeving en de socialezekerheidswetgeving. De AWBZ is een socialezekerheidswet. De Registratiekamer merkt op dat mede gelet op de eerder genoemde beleidswijziging de noodzaak tot invoering van het sofi-nummer in de AWBZ voldoende is onderbouwd. Verder adviseert de Registratiekamer te waarborgen dat het sofi-nummer in de AWBZ alleen gebruikt wordt voor de financiële afwikkeling van declaraties. Met het wetsvoorstel wordt hieraan gevolg gegeven.

Implementatie en gebruik van het sofi-nummer in de AWBZ

Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de AWBZ geldt voor ziekenfondsverzekerden de inschrijving bij het ziekenfonds als inschrijving voor de toepassing van de AWBZ. Voor degene die particulier verzekerd is, dan wel deelneemt aan een publiekrechtelijke ziektekostenregeling voor ambtenaren, geldt die verzekering respectievelijk dat deelnemerschap als inschrijving voor de AWBZ. In de situatie dat de AWBZ-verzekerde voor de overige ziektekosten niet is verzekerd, dient men zich ingevolge artikel 9, tweede lid, van de AWBZ, om de AWBZ-zorg geldend te maken aan te melden bij een ziekenfonds dan wel een particuliere ziektekostenverzeke- raar die de AWBZ uitvoert.

Gezien het feit dat de AWBZ-inschrijving de Zfw-inschrijving volgt, leidt de invoering van het gebruik van het sofi-nummer in de AWBZ ertoe dat de ziekenfondsen alleen nog het sofi-nummer dienen te verkrijgen van verzekerden die uitsluitend zijn ingeschreven als AWBZ-verzekerde. Particuliere ziektekostenverzekeraars dienen het sofi-nummer voor alle bij hen ingeschreven verzekerden te verkrijgen. De uitvoeringsorganen van publiekrechtelijke regelingen (het Instituut Zorgverzekering Ambtenaren Nederland en de Interprovinciale Ziektekostenregeling) hebben sofi-nummers van deelnemers en gezinsleden reeds opgevraagd. Vulling van de bestanden heeft op vrijwillige basis plaatsgevonden. Automatiseringstechnisch is het bestand al aangepast. Slechts voor een beperkt aantal publiekrechtelijk verzekerden en voor deelnemers en gezinsleden aan de Dienst Geneeskundige Verzorging Politie zal vulling van het bestand nog dienen plaats te vinden. Voor de vulling van de verzekerdenadministraties met het sofi-nummer van AWBZ-verzekerden van wie het sofi-nummer nog niet bekend is, zal het AWBZ-uitvoeringsorgaan de AWBZ-verzeker- den verzoeken het sofi-nummer mede te delen.

De AWBZ-uitvoeringsorganen zullen worden verplicht tot gebruik van het sofi-nummer in de verzekerdenadministratie met betrekking tot de AWBZ. Aan niet alle AWBZ-verzekerden is een sofi-nummer bekendgemaakt. In die gevallen behoeft het AWBZ-uitvoeringsorgaan niet aan de in de bij wet opgelegde verplichting te voldoen.

Financiële effecten

De inschrijving ingevolge de AWBZ volgt de inschrijving voor de «gewone» ziektekostenverzekering. Het sofi-nummer van de ruim 9 miljoen ziekenfondsverzekerden is reeds bekend. Van een gedeelte van de circa 800 000 publiekrechtelijk verzekerden is het sofi-nummer reeds bekend. Van het resterende deel van de publiekrechtelijk verzekerden en van de circa 4,5 miljoen particulier verzekerden dient het sofi-nummer opgevraagd te worden. Het betreft dan maximaal 5 miljoen AWBZ-verzekerden. Bij de invoering van het sofi-nummer in de Zfw in 1996 is destijds een bedrag van f 12 miljoen toegevoegd aan het macrobeheerskostenbudget Zfw ter dekking van de kosten. Omgerekend naar de AWBZ zou dit een bedrag van circa f 6 miljoen betekenen. Tot de verhoging van het macrobeheerskostenbudget Zfw werd overgegaan omdat van de invoering van het sofi-nummer in de Zfw niet zozeer efficiencyvoordelen voor de uitvoeringsorganisatie werden verwacht. Inmiddels zijn verschillende ontwikkelingen in gang gezet die maken dat wel een besparing op de uitvoeringskosten mag worden verwacht als gevolg van de invoering van het sofi-nummer. Te denken valt met name aan zaken als de invoering van de zorgpas en elektronisch declaratieverkeer tussen zorgverleners en verzekeraars. Voor de toekomst kan worden gedacht aan elektronische uitwisseling van persoonsgegevens via het Routerings Instituut voor internationale InformatieStromen (RINIS). Door het sofi-nummer bij dergelijke technische ontwikkelingen (identificatie bij onderlinge uitwisseling van gegevens) te hanteren, wordt bijvoorbeeld veel tijdwinst geboekt doordat onnodig uitzoekwerk wordt voorkomen. Door invoering van het sofi-nummer in de AWBZ zal de gegevensuitwisseling doelmatiger kunnen plaatsvinden.

Een kwantificering van deze opbrengsten is nog niet mogelijk. Verwacht wordt wel dat de efficiencywinst zodanig zal zijn dat invoeringskosten hierdoor worden gecompenseerd. Het CVZ heeft in zijn jaarlijkse advies over de hoogte van het beheerskostenbudget AWBZ dan ook niet geadviseerd i.v.m. dit onderwerp een bedrag toe te voegen aan het budget.

Gepoogd wordt de invoeringskosten voor de uitvoeringsorganen zo beperkt mogelijk te houden door het tijdstip van invoering van het sofi-nummer in de AWBZ zo te stellen dat het opvragen van de sofi-nummers gecombineerd kan worden met berichtgeving van verzekeraars aan hun verzekerden. Zo mogelijk zou het opvragen gecombineerd kunnen worden met de jaarlijkse verzending van de polissen/premieoverzichten.

Het is nog niet goed voorzienbaar hoe de verdeling zal zijn van de kosten en opbrengsten tussen de uitvoeringsorganen AWBZ enerzijds en de zorgkantoren anderzijds. Indien hier aanleiding voor is kan het CVZ de door hem op te stellen beleidsregels over de verdeling van het beheerskostenbudget AWBZ hierop aanpassen. Hiervan gaat overigens geen invloed uit op de hoogte van het beheerskostenbudget.

Inwerkingtreding invoering sofi-nummer in de AWBZ

Het invoeren van het sofi-nummer in de verzekerdenadministratie van AWBZ-uitvoeringsorganen van verzekerden waarvan dit nummer nog niet bekend is, zal de nodige tijd vergen. De Ziekenfondsraad (thans het College voor zorgverzekeringen) heeft in zijn advies inzake invoering Sofi-nummer in Ziekenfondswet en AWBZ (publicatie van de ZFR, 1993, nummer 574) van 25 maart 1993 over de praktische invoering van het sofi-nummer in de AWBZ in paragraaf 5.2 opgemerkt dat de Raad ten behoeve van de tijdige invoering een termijn van ten minste drie maanden na besluitvorming noodzakelijk acht om verzekeraars de gelegenheid te geven zich op de nieuwe situatie voor te bereiden. Teneinde de AWBZ-uitvoeringsorganen ruim de tijd te geven is het de bedoeling de inwerkingtreding betreffende de invoering van het sofi-nummer in de AWBZ te stellen op zes maanden na het verschijnen van deze wet in het Staatsblad.

Recht op halfwezenuitkering ingevolge Algemene nabestaandenwet

Als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet van 18 juni 1998 tot wijziging van de Algemene nabestaandenwet in verband met gebleken onbillijkheden (Stb. 377) is het mogelijk geworden dat een persoon van 65 jaar of ouder tot wiens huishouden een halfwees behoort, recht heeft gekregen op een halfwezenuitkering. Deze situatie kan zich overigens alleen voordoen in geval de halfwees in het huishouden van twee personen is opgenomen die met elkaar gehuwd zijn of daarmee gelijk zijn gesteld en waarvan ten minste één van deze personen recht heeft op een uitkering op grond van de Algemene ouderdomswet (bijvoorbeeld kleinkind bij grootouders).

In artikel 3, eerste lid, onder b, van de Ziekenfondswet is opgenomen dat degene die naar de omstandigheden beoordeeld hier te lande woonachtig is en een Anw-uitkering ontvangt, ziekenfondsverzekerd is. Omdat geen begrenzing in leeftijd is opgenomen voor deze verzekeringsgrond, kan het zich nu voordoen dat een particulier verzekerde van 65 jaar of ouder ziekenfondsverzekerde wordt omdat hij een halfwezenuitkering ontvangt. Dit wordt ongewenst geacht omdat de rechtsgrond voor ziekenfondsverzekering voor personen van 65 jaar of ouder niet is gebaseerd op het ontvangen van loon of een bepaalde uitkering of pensioen, maar in beginsel op de omstandigheid dat een persoon bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd ziekenfondsverzekerd is. Hoofdregel is dat personen die bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd ziekenfondsverzekerd zijn, dat ook daarna blijven. Toepassing van dit uitgangspunt leidt ertoe dat personen die op voormeld tijdstip particulier verzekerd zijn, nadien in beginsel op de particuliere markt aangewezen blijven. Daarom wordt het ontvangen van een Anw-uitkering als rechtsgrond voor ziekenfondsverzekering thans beperkt tot personen jonger dan 65 jaar.

Medeverzekering rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen

Bij Wet van 26 maart 1998 tot wijziging van de Vreemdelingenwet en enige andere wetten teneinde de aanspraak van vreemdelingen jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen, uitkeringen, ontheffingen en vergunningen te koppelen aan het rechtmatig verblijf van vreemdelingen in Nederland (Stb. 203) (hierna te noemen: Koppelingswet) is geregeld dat alleen rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen verzekerd kunnen zijn voor de sociale verzekeringen, waaronder de Zfw. In afwijking van deze regel is in de Zfw de mogelijkheid opgenomen om andere met name genoemde groepen van vreemdelingen als ziekenfondsverzekerde aan te wijzen. Gebleken is dat partners en kinderen van vreemdelingen die ingevolge artikel 1b, aanhef en onder 2 tot en met 5 van de Vreemdelingenwet rechtmatig in Nederland verblijven, in bepaalde situaties niet voor medeverzekering in aanmerking komen bij een ziekenfondsverzekerde. Dit is een ongewenste situatie. Om medeverzekering te regelen, wordt in artikel 4 van de Zfw een lid toegevoegd op grond waarvan een vreemdeling als medeverzekerde wordt aangemerkt. Deze categorie personen dient overigens aan de overige voorwaarden voor medeverzekering te voldoen

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Invoering van het sofi-nummer in de AWBZ

Artikelen I en IV

Met het nieuwe artikel 40a van de AWBZ worden de AWBZ-uitvoerings- organen verplicht het sofi-nummer in de verzekerdenadministratie ten behoeve van de uitvoering van de AWBZ op te nemen. Voorts worden de AWBZ-uitvoeringsorganen en de in artikel 56 en 57 genoemde organen en personen verplicht bij de gegevensverstrekking ten behoeve van de uitvoering van de AWBZ aan de in die artikelen genoemde organen het sofi-nummer als persoonsidentificatienummer te gebruiken. Dit indien de organen en personen die de gegevens verstrekken en de organen en personen die de gegevens ontvangen, daartoe bevoegd zijn. Het betreft de gegevensverstrekking aan het College voor zorgverzekeringen, het College van toezicht sociale verzekeringen, de uitvoeringsinstellingen, bedoeld in artikel 41, derde lid van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997, de Sociale Verzekeringsbank, de rijksbelastingdienst, het gemeentebestuur, ziekenfondsen, ziektekostenverzekeraars en uitvoerende organen of aan een daartoe door of vanwege een van deze instanties aangewezen persoon. In het derde lid van artikel 40a wordt geregeld dat het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing zijn op bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen personen en instellingen. Daarmee wordt het gebruik van het sofi-nummer door de thans in artikel 22 van het Bijdragebesluit zorg aangewezen instellingen in de wet opgenomen. Artikel IV regelt dit voor de Overgangswet verzorgingshuizen. Bij de formulering van artikel 40a van de AWBZ is aangesloten bij de artikelen betreffende het opnemen van het sofi-nummer in de Algemene bijstands- wet.

Artikel III

Artikel III regelt dat AWBZ-uitvoeringsorganen reeds bij een AWBZ-uitvoeringsorgaan ingeschreven AWBZ-verzekerden van wie nog geen sofi-nummer bekend is, verzoeken hun het sofi-nummer mee te delen. Door de AWBZ-uitvoeringsorganen wordt binnen twee maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen van deze wet die verband houden met de invoering van het sofi-nummer in de AWBZ, aan de verzekerden verzocht het sofi-nummer mee te delen. Verzekerden krijgen vervolgens een termijn van twee maanden om aan het verzoek te vol- doen.

Er is gekozen voor deze wijze van het vullen van de verzekerdenadministraties met het sofi-nummer van AWBZ-verzekerden omdat het van belang wordt geacht dat verzekerden ervan op de hoogte zijn dat hun sofi-nummer in de verzekerdenadministratie wordt opgenomen en dat zij op de hoogte zijn van het doel waarvoor het sofi-nummer mag worden gebruikt. Verificatie van de opgegeven nummers kan vervolgens plaatsvinden door vergelijking van het bestand van de sofi-nummers van de Belastingdienst met de bestanden van de verzekeraars. Deze wijze van vullen sluit aan bij hetgeen gebruik is bij het opvragen van gegevens ten behoeve van de eigen bijdrageregeling AWBZ. Verzekerden die bijvoorbeeld thuiszorg behoeven, wordt ook thans (op grond van het Bijdragebesluit zorg) het sofi-nummer gevraagd alsmede informatie betreffende het inkomen. Dit ter vaststelling van de verschuldigde eigen bijdragen in het kader van de AWBZ.

Enkele andere wijzigingen

Artikelen II, onderdeel A, en VI

Het is niet de bedoeling dat het ontvangen van een halfwezenuitkering voor een persoon van 65 jaar of ouder rechtsgrond voor ziekenfondsverzekering zal vormen. Dat is de reden dat het ontvangen van een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (Anw) als titel voor ziekenfondsverzekering is beperkt tot personen jonger dan 65 jaar.

Personen van 65 jaar of ouder die reeds ziekenfondsverzekerd zijn op grond van het ontvangen van een halfwezenuitkering, blijven op grond van het in artikel V opgenomen overgangsrecht ziekenfondsverzekerd zolang die halfwezenuitkering wordt uitgekeerd.

Artikel II, onderdeel B

Artikel 3c, van de Zfw regelt dat personen van 65 jaar en ouder onder bepaalde voorwaarden de mogelijkheid hebben te kiezen voor zieken- fondsverzekering indien het belastbaar huishoudinkomen lager is dan een bepaald vastgesteld bedrag. Als voorwaarde daarbij geldt dat betrokkene particulier tegen ziektekosten verzekerd is. In de praktijk is gebleken zo stelt de voormalige Ziekenfondsraad in zijn rapport van 17 december 1998, VERZ/98052261, dat deze voorwaarde op een eenvoudige manier te omzeilen is. Zelfs voor niet verzekerde personen die in verzekeringstechnische termen als een «brandend huis» worden beschouwd, is het eenvoudig gebleken om voor een korte periode een particuliere ziektekostenverzekering te sluiten en zo te voldoen aan de gestelde voorwaarde. Voorgesteld wordt derhalve deze voorwaarde te schrappen.

Artikel II, onderdeel C

Het nieuwe achttiende lid van artikel 4 regelt de medeverzekering van de vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 1b, aanhef en onder 2 tot en met 5, van de Vreemdelingenwet in bepaalde situaties. Het betreft medeverzekering van de in de vorige zin vermelde vreemdeling in wiens levensonderhoud door de verzekerde geheel of gedeeltelijk wordt voorzien.

Artikel II, onderdeel D

Bij wet van 28 oktober 1999, houdende uitbreiding van de kring van verzekerden ingevolge de Ziekenfondswet met zelfstandigen voor wie, gelet op hun inkomen, toegang tot de sociale ziektekostenverzekering is aangewezen en tijdelijke wijziging van de indexering van de loongrens alsmede wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Zelfstandigen in Zfw) (Stb. 461), is bij de wijziging van artikel 17, eerste lid, van de Zieken- fondswet abusievelijk «bedoeld in» weggevallen. Met de wijziging, opgenomen in artikel II, onderdeel D, wordt dit hersteld.

Artikel II, onderdelen E, F en G

De redactie van artikel 40 van de Zfw wordt aangepast aan de redactie van artikel 40a van de AWBZ. In verband daarmee kunnen de artikelen 73d en 73e van de Zfw vervallen. Deze wijziging is ook verwerkt in artikel 89 van de Zfw. Ten gevolge van het vervallen van artikel 40, tweede lid, van de Zfw (oud), komt ook de Regeling vrijstelling sociaal-fiscaal nummer Ziekenfondswet te vervallen. De vrijstelling van de verplichting voor de ziekenfondsen om het sociaal-fiscaalnummer van de in die regeling aangewezen groep verzekerden in hun administratie op te nemen, is na de inwerkingtreding van deze wet immers rechtstreeks op de Zfw gebaseerd.

Artikel V

Indien van de Overgangswet verzorgingshuizen de artikelen 1 tot en met 25 vervallen vóór de datum inwerkingtreding van artikel IV van deze wet behoeft de in artikel IV vermelde wijziging van de Overgangswet verzor- gingshuizen niet meer plaats te vinden. De in de Overgangswet verzor- gingshuizen geregelde zorg wordt met het vervallen van voormelde artikelen van die wet ondergebracht in de AWBZ. Artikel 40a van de AWBZ is dan onverkort van toepassing.

Artikelen VII en VIII

Inwerkingtreding van de wet Instelling College van toezicht op de zorgverzekeringen betekent dat van deze wet de artikelen I, II, onderdeel E, en III aan de eerstgenoemde wet dienen te worden aangepast. Indien artikel I van deze wet in werking treedt vóór de datum van inwerkingtreding van de wet Instelling College van toezicht op de zorgverzekeringen dient artikel I, onderdeel BB van laatstgenoemde wet te worden gewijzigd. Artikel VIII regelt dit.

Artikel IX

Artikel IX regelt de inwerkingtreding van de artikelen van deze wet. Het is nodig de inwerkingtreding op verschillende tijdstippen te laten plaatsvinden opdat de overige wijzigingen direct in werking kunnen treden, terwijl de opneming van het sofi-nummer eerst zes maanden later in werking zal treden.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. M. Vliegenthart


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven