27 250
Regels met betrekking tot het beëindigen van de overeenkomst van samenwerking van de elektriciteitsproductiesector en tot het aandeelhouderschap van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet (Overgangswet elektriciteitsproductiesector)

nr. 50
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 29 oktober 2001

In de Overgangswet elektriciteitsproductiesector (Staatsblad 2000, 607) is mede bepaald dat een tegemoetkoming zal worden verstrekt in de kosten die voortvloeien uit overeenkomsten met betrekking tot stadsverwarming die tussen productiebedrijven en leveranciers zijn gesloten voor het tijdstip van intrekking van de Elektriciteitswet 1989, voor zover de daarbij overeengekomen projecten in uitvoering zijn genomen voor dat tijdstip. Deze tegemoetkoming wordt gedekt door een toeslag verschuldigd door afnemers van elektriciteit, art 6. De Europese Commissie heeft ingestemd met een tegemoetkoming, maar kon zich niet vinden in de financiering (besluit Brussel, 25 juli 2001, SG(2001) D/290565). De tegemoetkoming zal daarom ten laste van de rijksbegroting worden gebracht.

Naar aanleiding van het besluit van de Europese Commissie bericht ik u dat ik er naar streef op korte termijn een wetsvoorstel ter reparatie van de Overgangswet Elektriciteitsproductiesector bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal aan te bieden.

Ter kennisneming bericht ik u dat voor de tegemoetkoming 2001 een bedrag van NLG 65 mln. (EUR 29,5 mln.) in de Najaarsnota/2de suppletore begroting wordt opgenomen. Ik zal de productiebedrijven uitnodigen over het lopende jaar een declaratie van de bovengenoemde kosten in te dienen en ben voornemens om op basis van die declaratie nog dit jaar een voorschot te verstrekken.

Hiermee loop ik vooruit op de vaststelling van de genoemde reparatiewet waarbij met terugwerkende kracht een rechtsbasis wordt geschapen voor deze voorschotten.

Ik meen dat ik hiermee in overeenstemming ben met hetgeen de overgangswet elektriciteitsproductiebedrijven beoogt. In dit verband verwijs ik ook naar het eerder genoemde besluit van de Europese Commissie waarbij eveneens wordt uitgegaan van het betalen van een tegemoetkoming in 2001.

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Naar boven