Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 27248 nr. 1;2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 27248 nr. 1;2 |
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende de wijziging van een aantal sociale verzekeringswetten ter verkorting van beslistermijnen bij beschikkingen op aanvraag (Wet beslistermijnen sociale verzekeringen).
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de termijn waarbinnen een uitvoeringsorgaan een beschikking op aanvraag op grond van sociale verzekeringswetten dient te geven op eenduidige wijze in de diverse wetten vast te leggen en waar mogelijk in vergelijking met de huidige situatie te verkorten en in verband daarmee een aantal wetten te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I. ALGEMENE KINDERBIJSLAGWET
De Algemene Kinderbijslagwet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5b vervalt.
Het opschrift van hoofdstuk VI komt te luiden:
HOOFDSTUK VI. Bepalingen in verband met de Algemene wet bestuursrecht en het beroep in cassatie
Voor artikel 30 wordt in hoofdstuk VI, artikel 29c ingevoegd, dat komt te luiden:
1. Een beschikking op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.
2. De redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking is gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in het derde of vierde lid is gedaan.
3. Indien een beschikking niet binnen de termijn van acht weken kan worden gegeven, wordt die termijn met een redelijke termijn verlengd en wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld.
4. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.
ARTIKEL II. ALGEMENE NABESTAANDENWET
De Algemene nabestaandenwet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 33, vijfde lid, vervalt onder vernummering van het zesde lid tot vijfde lid.
Het opschrift van hoofdstuk 7 komt te luiden:
HOOFDSTUK 7. Bepalingen in verband met de Algemene wet bestuursrecht en het beroep in cassatie
Voor artikel 65 wordt in hoofdstuk 7 een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. Een beschikking op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.
2. De redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking is gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in het derde of vierde lid is gedaan.
3. Indien een beschikking niet binnen de termijn van acht weken kan worden gegeven, wordt die termijn met een redelijke termijn verlengd en wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld.
4. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.
Artikel 106, tweede lid, vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
ARTIKEL III. ALGEMENE OUDERDOMSWET
De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5 vervalt.
Het opschrift van hoofdstuk VII komt te luiden:
HOOFDSTUK VII. Bepalingen in verband met de Algemene wet bestuursrecht en het beroep in cassatie
Voor artikel 52 wordt in hoofdstuk VII, artikel 51 ingevoegd, dat komt te luiden:
1. Een beschikking op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.
2. De redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking is gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in het derde of vierde lid is gedaan.
3. Indien een beschikking niet binnen de termijn van acht weken kan worden gegeven, wordt die termijn met een redelijke termijn verlengd en wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld.
4. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.
ARTIKEL IV. COÖRDINATIEWET SOCIALE VERZEKERING
De Coördinatiewet Sociale Verzekering wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 3c vervalt.
Het opschrift van paragraaf 6 komt te luiden:
In paragraaf 6 wordt artikel 18 vernummerd tot artikel 17a.
Na het nieuwe artikel 17a wordt een paragraaf ingevoegd met het opschrift:
§ 7. Bepalingen in verband met de Algemene wet bestuursrecht en het beroep in cassatie
In paragraaf 7 komt het nieuwe artikel 18 als volgt te luiden:
1. Een beschikking op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.
2. De redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking is gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in het derde of vierde lid is gedaan.
3. Indien een beschikking niet binnen de termijn van acht weken kan worden gegeven, wordt die termijn met een redelijke termijn verlengd en wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld.
4. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.
De artikelen 18c tot en met 20 worden in één paragraaf opgenomen met het opschrift:
ARTIKEL V. INVOERINGSWET STELSELHERZIENING SOCIALE ZEKERHEID
Artikel 1a van de Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid vervalt.
ARTIKEL VI. ORGANISATIEWET SOCIALE VERZEKERINGEN 1997
De Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 53 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «doet daarvan schriftelijk melding bij het Landelijk instituut sociale verzekeringen» toegevoegd: binnen een door het Landelijk instituut sociale verzekeringen te stellen termijn.
2. In het derde lid vervalt «zo spoedig mogelijk».
De artikelen 55 en 81 vervallen.
Na artikel 104 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK 7A. Bepalingen in verband met de Algemene wet bestuursrecht en in verband met beroep bij de Centrale Raad van Beroep
1. Onverminderd artikel 105a, worden beschikkingen op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.
2. De redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking is gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in het derde of vierde lid is gedaan.
3. Indien een beschikking niet binnen de termijn van acht weken kan worden gegeven, wordt die termijn met een redelijke termijn verlengd en wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld.
4. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.
1. Een beschikking op grond van artikel 53, derde of vierde lid, wordt gegeven binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag dan wel van de in artikel 53, derde lid, bedoelde melding.
2. Indien een beschikking als bedoeld in het eerste lid niet binnen dertien weken kan worden gegeven, wordt dit schriftelijk aan de aanvrager onderscheidenlijk degene die een melding als bedoeld in artikel 53, derde lid, heeft gedaan, medegedeeld onder vermelding van een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
3. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen dertien weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.
In afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht beslist het Landelijk instituut sociale verzekeringen binnen dertien weken na ontvangst van het bezwaarschrift.
Tegen een besluit op grond van hoofdstuk 4, paragraaf 3, en op grond van artikel 77, 78 of 79, derde lid, kan een belanghebbende beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.
Artikel 114 vervalt.
De Toeslagenwet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1a vervalt.
Het opschrift van hoofdstuk V komt te luiden:
HOOFDSTUK V. Bepalingen in verband met de Algemene wet bestuursrecht en het beroep in cassatie
Voor artikel 38 worden in hoofdstuk V, de artikelen 36 en 37 ingevoegd, die komen te luiden:
1. Indien de aanvraag om een toeslag tezamen met een aanvraag om een loondervingsuitkering wordt ingediend, wordt de beschikking over de toeslag gegeven binnen de termijn die geldt voor het geven van een beschikking inzake de loondervingsuitkering.
2. Indien een beschikking als bedoeld in het eerste lid niet binnen de toepasselijke termijn kan worden gegeven, wordt dit schriftelijk aan de aanvrager medegedeeld onder vermelding van een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
3. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen de toepasselijke termijn gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.
1. Onverminderd artikel 36, worden de beschikkingen op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.
2. De redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking is gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in het derde of vierde lid is gedaan.
3. Indien een beschikking niet binnen de termijn van acht weken kan worden gegeven, wordt die termijn met een redelijke termijn verlengd en wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld.
4. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.
ARTIKEL VIII. WERKLOOSHEIDSWET
De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2a vervalt.
Het opschrift van hoofdstuk X komt te luiden:
HOOFDSTUK X. Bepalingen in verband met de Algemene wet bestuursrecht
Voor artikel 128 wordt in hoofdstuk X, artikel 127 ingevoegd, dat komt te luiden:
1. Onverminderd artikel 127a, worden beschikkingen op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.
2. De redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking is gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in het derde of vierde lid is gedaan.
3. Indien een beschikking niet binnen de termijn van acht weken kan worden gegeven, wordt die termijn met een redelijke termijn verlengd en wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld.
4. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.
Na artikel 127 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. Een beschikking over het verzekerd zijn op grond van deze wet wordt gegeven binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.
2. Een beschikking over de betaling van een voorschot op grond van artikel 31 wordt gegeven binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag.
3. Een beschikking op grond van hoofdstuk IV en de daarop berustende bepalingen wordt gegeven binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag.
4. Indien een beschikking als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid niet binnen de toepasselijke termijn kan worden gegeven, wordt dit schriftelijk aan de aanvrager medegedeeld onder vermelding van een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
5. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen de toepasselijke termijn gegeven kan worden, wordt deze termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.
ARTIKEL IX. WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING ZELFSTANDIGEN
De Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 35, vijfde lid, wordt «bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn» vervangen door: termijn ingevolge artikel 95a, eerste lid,.
Artikel 95 wordt vervangen door twee artikelen, luidende:
1. Onverminderd de artikelen 72a, 75 en 95a, worden de beschikkingen op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.
2. De redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking is gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in het derde of vierde lid is gedaan.
3. Indien een beschikking niet binnen de termijn van acht weken kan worden gegeven, wordt die termijn met een redelijke termijn verlengd en wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld.
4. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.
Artikel 95a. Bijzondere beslistermijnen
1. Een beschikking over het verzekerd zijn op grond van deze wet, over de toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, over voortzetting van een arbeidsongeschiktheidsuitkering als bedoeld in artikel 35, vierde lid, dan wel over herziening, intrekking of heropening van een arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt gegeven binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.
2. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid advies is gevraagd aan een deskundige die niet onder verantwoordelijkheid van het Landelijk instituut sociale verzekeringen werkzaam is en om die reden de beschikking niet binnen dertien weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste vier weken en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.
3. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen dertien weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.
4. Indien een beschikking als bedoeld in het eerste lid om andere dan de in het tweede en derde lid bedoelde redenen niet binnen dertien weken kan worden gegeven, wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld onder vermelding van een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
ARTIKEL X. WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVOORZIENING JONGGEHANDICAPTEN
De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 28, vijfde lid, wordt «bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn» vervangen door: termijn ingevolge artikel 69a, eerste lid,.
Artikel 69 wordt vervangen door twee artikelen, luidende:
1. Onverminderd artikel 69a, worden de beschikkingen op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.
2. De redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking is gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in het derde of vierde lid is gedaan.
3. Indien een beschikking niet binnen de termijn van acht weken kan worden gegeven, wordt die termijn met een redelijke termijn verlengd en wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld.
4. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.
Artikel 69a. Bijzondere beslistermijnen
1. Een beschikking over de toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, over voortzetting van een arbeidsongeschiktheidsuitkering als bedoeld in artikel 28, vierde lid, dan wel over herziening, intrekking of heropening van een arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt gegeven binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.
2. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid advies is gevraagd aan een deskundige die niet onder verantwoordelijkheid van het Landelijk instituut sociale verzekeringen werkzaam is en om die reden de beschikking niet binnen dertien weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste vier weken en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.
3. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen dertien weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.
4. Indien een beschikking als bedoeld in het eerste lid om andere dan de in het tweede en derde lid bedoelde redenen niet binnen dertien weken kan worden gegeven, wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld onder vermelding van een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
ARTIKEL XI. WET OP DE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING
De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 34, vierde lid, wordt «bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn» vervangen door: termijn ingevolge artikel 87, eerste lid,.
Artikel 87 wordt vervangen door twee artikelen, luidende:
1. Onverminderd artikel 87, worden de beschikkingen op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.
2. De redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking is gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in het derde of vierde lid is gedaan.
3. Indien een beschikking niet binnen de termijn van acht weken kan worden gegeven, wordt die termijn met een redelijke termijn verlengd en wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld.
4. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.
1. Een beschikking over het verzekerd zijn op grond van deze wet, over de toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, over voortzetting van een arbeidsongeschiktheidsuitkering als bedoeld in artikel 34, derde lid, dan wel over herziening, intrekking of heropening van een arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt gegeven binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.
2. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid advies is gevraagd aan een deskundige die niet onder verantwoordelijkheid van het Landelijk instituut sociale verzekeringen werkzaam is en om die reden de beschikking niet binnen dertien weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste vier weken en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.
3. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen dertien weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.
4. Indien een beschikking als bedoeld in het eerste lid om andere dan de in het tweede en derde lid bedoelde redenen niet binnen dertien weken kan worden gegeven, wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld onder vermelding van een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
ARTIKEL XII. WET OP DE (RE)INTEGRATIE ARBEIDSGEHANDICAPTEN
De Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten wordt als volgt gewijzigd:
Voor artikel 50 worden in hoofdstuk 8 twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Onverminderd artikel 49b, worden beschikkingen op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.
2. De redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking is gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in het derde of vierde lid is gedaan.
3. Indien een beschikking niet binnen de termijn van acht weken kan worden gegeven, wordt die termijn met een redelijke termijn verlengd en wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld.
4. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.
Artikel 49b. Bijzondere beslistermijnen
1. Een beschikking op grond van artikel 16 of artikel 17 wordt gegeven binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag.
2. Een beschikking op grond van artikel 24 wordt gegeven:
a. indien de aanvraag betrekking heeft op het verkrijgen van een reïntegratie-uitkering die verband houdt met een proefplaatsing: binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag;
b. indien de aanvraag betrekking heeft op het verkrijgen van een reïntegratie-uitkering die verband houdt met scholing: binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag.
3. Een beschikking op grond van paragraaf 1 of 3 van hoofdstuk 4 wordt gegeven binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.
4. Een beschikking op grond van artikel 44, tweede lid, wordt gegeven:
a. indien de beschikking betrekking heeft op verlening van subsidie: binnen zeventien weken na een door het Landelijk instituut sociale verzekeringen te bepalen datum vóór welke aanvragen van subsidies als bedoeld in artikel 44, tweede lid, dienen te zijn ingediend;
b. indien de beschikking betrekking heeft op vaststelling van subsidie: binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.
5. Indien een beschikking als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid niet binnen de toepasselijke termijn kan worden gegeven, wordt dit schriftelijk aan de aanvrager medegedeeld onder vermelding van een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
6. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen de toepasselijke termijn gegeven kan worden, wordt deze termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.
Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift boven het artikel komt te luiden: Artikel 50. Beslistermijnen bij bezwaarschriften
2. Het eerste lid vervalt onder vernummering van het tweede en derde lid tot eerste en tweede lid.
ARTIKEL XIII. WET PREMIEREGIME BIJ MARGINALE ARBEID
Artikel 3, derde lid, van de Wet premieregime bij marginale arbeid vervalt.
De Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2b vervalt.
Het opschrift van de derde afdeling komt te luiden:
DERDE AFDELING. Bepalingen in verband met de Algemene wet bestuursrecht en het beroep in cassatie
Voor artikel 73 worden in paragraaf 1 twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Onverminderd artikel 72b, worden beschikkingen op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.
2. De redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking is gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in het derde lid is gedaan.
3. Indien een beschikking niet binnen de termijn van acht weken kan worden gegeven, wordt die termijn met een redelijke termijn verlengd en wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld.
4. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.
1. Een beschikking over het verzekerd zijn op grond van deze wet wordt gegeven binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.
2. Een beschikking die uitsluitend betrekking heeft op het al dan niet bestaan of voortbestaan van de ongeschiktheid tot werken wordt gegeven binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag of van de ziekmelding aan het Landelijk instituut sociale verzekeringen, bedoeld in de artikelen 29a, vierde lid, en 38a, eerste lid.
3. Indien een beschikking als bedoeld in het eerste of tweede lid niet binnen de toepasselijke termijn kan worden gegeven, wordt dit schriftelijk aan de aanvrager medegedeeld onder vermelding van een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
4. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste of tweede lid informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet binnen de toepasselijke termijn gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.
1. Op aanvragen ontvangen voor inwerkingtreding van deze wet blijven de artikelen 5b van de Algemene Kinderbijslagwet, 33, vijfde lid, van de Algemene nabestaandenwet, 5 van de Algemene Ouderdomswet, 3c van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, 114 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997, 1a van de Toeslagenwet, 2a van de Werkloosheidswet, 95 van de Wet arbeidsongeschikheidsverzekering zelfstandigen, 69 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, 87 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 50 Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, 2b van de Ziektewet, en de op die artikelen berustende bepalingen zoals deze luidden op de dag voor inwerkingtreding van deze wet van toepassing.
2. Artikel 106 Organisatiewet sociale verzekeringen 1997, is uitsluitend van toepassing op bezwaarschriften op grond van die wet die met ingang van 1 januari 2001 door het Landelijk instituut sociale verzekeringen worden ontvangen.
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2001.
Deze wet wordt aangehaald als: Wet beslistermijnen sociale verzekeringen.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27248-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.