27 246
Wijziging van de Gemeentewet met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende de wijziging van de Gemeentewet met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen.

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

Tavarnelle

22 juli 2000

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de bepalingen met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen te wijzigen, teneinde gemeenten ruimere mogelijkheden te geven uit herwaardering voortvloeiende belastingdrukverschuivingen zoveel mogelijk te voorkomen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Gemeentewet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 220f wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt.

2. Onder vernummering van het derde lid tot tweede lid worden drie leden ingevoegd, luidende:

3. In dit artikel wordt verstaan onder:

a. woningen: onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen;

b. niet-woningen: onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen;

c. tijdvak: een tijdvak als bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken;

d. vastgestelde waarde: de heffingsmaatstaf, bedoeld in de artikelen 220c en 220d, eerste tot en met derde lid;

e. waarde: de heffingsmaatstaf, bedoeld in artikel 220d, vierde lid;

f. percentage terzake van het kalenderjaar 2000: het percentage berekend volgens de formule:

100 x A B

waarbij

A voorstelt: de som van de tarieven ter zake van de onroerende-zaakbelastingen, ingevolge artikel 220, onderdelen a en b, zoals vastgesteld ter zake van het kalenderjaar 2000 voor niet-woningen;

B voorstelt: de som van de tarieven ter zake van de onroerende-zaakbelastingen, ingevolge artikel 220, onderdelen a en b, zoals vastgesteld ter zake van het kalenderjaar 2000 voor woningen;

g. tijdvakpercentage: het percentage berekend volgens de formule:

percentage terzake van het kalenderjaar 2000 x C D

waarbij

C voorstelt: de waarde-index woningen, zijnde de verhouding tussen de totale waarde van woningen ter zake van het kalenderjaar 2001, zoals geraamd ten tijde van het vaststellen van de belastingverordening ter zake van het kalenderjaar 2001, en de totale vastgestelde waarde van woningen ter zake van het kalenderjaar 2000, zoals die bekend is ten tijde van het vaststellen van de belastingverordening ter zake van het kalenderjaar 2001;

D voorstelt: de waarde-index niet-woningen, zijnde de verhouding tussen de totale waarde van niet-woningen ter zake van het kalenderjaar 2001, zoals geraamd ten tijde van het vaststellen van de belastingverordening ter zake van het kalenderjaar 2001, en de totale vastgestelde waarde van niet-woningen ter zake van het kalenderjaar 2000, zoals die bekend is ten tijde van het vaststellen van de belastingverordening ter zake van het kalenderjaar 2001.

4. Het tarief van de belasting voor niet-woningen kan binnen een bepaalde marge op een ander bedrag worden vastgesteld dan het tarief voor woningen. De marge waarbinnen het tarief voor niet-woningen mag afwijken van dat voor woningen wordt voor het tijdvak dat aanvangt op 1 januari 2001, begrensd door enerzijds het percentage ter zake van het kalenderjaar 2000 en anderzijds het tijdvakpercentage.

5. Indien als gevolg van een latere wijziging van de gemeentelijke indeling in het kalenderjaar 2000 op het grondgebied van een gemeente in verschillende gebieden verschillende belastingverordeningen golden, wordt bij de berekening van de onderdelen A en B van de formule, bedoeld in het derde lid onder f, het gewogen gemiddelde genomen van de tarieven voor woningen respectievelijk niet-woningen, waarbij de wegingsfactor voor elk van beide onderdelen wordt gevormd door het aandeel dat de totale waarde van woningen respectievelijk niet-woningenvan een gebied heeft in de totale waarden van deze beide categorieën van de gemeente.

B

Artikel 220i wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «125 procent» vervangen door: 115 percent.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

5. In afwijking in zoverre van de vorige leden kan in de belastingverordening worden bepaald dat de vermindering zodanig wordt berekend dat het na vermindering te betalen bedrag ter zake van de kalenderjaren in een tijdvak als bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken, niet meer bedraagt dan 130 percent of een bij de belastingverordening te bepalen hoger percentage van het belastingbedrag dat is verschuldigd ter zake van het laatste kalenderjaar van het voorafgaande tijdvak. Indien ter zake van het laatste kalenderjaar van het voorafgaande tijdvak een vermindering als bedoeld in dit artikel is verleend, wordt voor de toepassing van de vorige volzin het belastingbedrag genomen dat verschuldigd zou zijn geweest indien de vermindering niet was toegepast.

ARTIKEL II

Artikel 220f, van de Gemeentewet, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid, onderdeel g, vervalt.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. Het tarief van de belasting voor niet-woningen kan binnen een bepaalde marge op een ander bedrag worden vastgesteld dan het tarief voor woningen. De marge waarbinnen het tarief voor niet-woningen mag afwijken van dat voor woningen wordt voor een tijdvak begrensd door enerzijds het percentage ter zake van het kalenderjaar 2000 en anderzijds het tijdvakpercentage. Het tijdvakpercentage wordt berekend volgens de formule:

E x F G

waarbij

E voorstelt: het tijdvakpercentage voor het voorafgaande tijdvak;

F voorstelt: de waarde-index woningen, zijnde de verhouding tussen de totale waarde van woningen terzake van het eerste kalenderjaar van een tijdvak, zoals geraamd ten tijde van het vaststellen van de belastingverordening terzake van het eerste kalenderjaar van een tijdvak, en de totale vastgestelde waarde van woningen ter zake van het laatste kalenderjaar van het voorafgaande tijdvak, zoals die bekend is ten tijde van het vaststellen van de belastingverordening ter zake van het eerste kalenderjaar van een tijdvak;

G voorstelt: de waarde-index niet-woningen, zijnde de verhouding tussen de totale waarde van niet-woningen ter zake van het eerste kalenderjaar van een tijdvak, zoals geraamd ten tijde van het vaststellen van de belastingverordening terzake van het eerste kalenderjaar van een tijdvak, en de totale vastgestelde waarde van niet-woningen terzake van het laatste kalenderjaar van het voorafgaande tijdvak, zoals die bekend is ten tijde van het vaststellen van de belastingverordening ter zake van het eerste kalenderjaar van een tijdvak.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2001 met uitzondering van artikel II, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2005.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Staatssecretaris van Financiën,

Naar boven