nr. 18
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 19 juli 2001
Op 14 maart 2001 heb ik het advies «De natuur van het draagvlak»
ontvangen van de Raad voor het Landelijk Gebied. Dit advies is het antwoord
op de adviesaanvraag over de politiek-maatschappelijke basis van het natuurbeleid.
Aanleiding voor de adviesaanvraag was het gegeven dat de realisatie van het
natuurbeleid afhankelijk is van meerdere partijen: overheid, maatschappelijke
organisaties, bedrijven en individuele burgers. Dit is ook een belangrijk
uitgangspunt van «Natuur voor mensen, mensen voor natuur».
Hierbij bied ik u mijn reactie op dit advies aan.
Hoofdlijnen van het advies
De Raad heeft de positie van natuur en natuurbeleid in de samenleving
en bij politiek en bestuur onderzocht. Daarnaast heeft de Raad de rol van
draagvlak onderzocht en de rol van kennis en informatie.
De Raad is van mening dat de betrokkenheid in de samenleving bij natuur
en natuurbeleid groot is. Maar dit draagvlak wordt onvoldoende bestuurlijk
en beleidsmatig benut. De Raad is van mening dat dit het kernprobleem is.
Hij signaleert dat het overheidshandelen vaak niet in overeenstemming is met
de geformuleerde ambities voor het natuurbeleid. Dit handelen komt niet overeen
met de betrokkenheid bij en waardering voor natuur en natuurbeleid in de samenleving.
Het werkt zelfs demotiverend.
De Raad geeft een aantal oplossingsrichtingen voor dit kernprobleem:
• Bestuurlijke verinnerlijking van natuur en natuurbeleid.
• Duidelijkheid en continuïteit in beleid.
• Herkenbaarheid van beleidsdoelen; aansluiten bij «mensenwensen».
De Raad geeft aan dat een bestuurlijke inhaalslag nodig is, maar dat tegelijkertijd
ook burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties aangesproken
moeten en kunnen worden op hun verantwoordelijkheid voor natuur en natuurbeleid.
Dat betekent dat het bestaande draagvlak minimaal behouden moet blijven én
tot uiting moet komen in actieve zorg voor de natuur.
Dit kan door blijvende aandacht voor voorlichting en educatie, participatie
van maatschappelijke organisaties en gerichte informatieoverdracht.
De Raad pleit tenslotte nog voor een «natuuroffensief», waarbij
naast de inzet van extra geld óók het natuurinclusieve denken
en doen wordt versterkt. De Raad waarschuwt er voor dat een verbetering van
het natuurbeleid niet gezocht moet worden in nieuwe regels of subsidies, maar
«tussen de oren».
Reactie op hoofdlijnen van advies
Ik ervaar het advies van de Raad als een bevestiging van de analyse die
is gemaakt ter voorbereiding van «Natuur voor mensen, mensen voor natuur»
(NVMMVN). Een groot deel van de aanbevelingen van de Raad is ook al opgenomen
in deze nota. Een voorbeeld daarvan, dat aansluit bij de aanbevelingen van
de Raad op het gebied van bestuurlijke verinnerlijking, is de landschappelijke
kwaliteitsimpuls (groen-blauwe dooradering) van het agrarisch cultuurlandschap.
De provincies voeren de regie over de implementatie van de kwaliteitsimpuls
en het is nadrukkelijk de bedoeling dat de regio zelf het initiatief neemt
tot planvorming en zelf de uitvoering ter hand neemt.
Ik ervaar het advies dan ook als een ondersteuning van het huidige natuurbeleid.
Dat laat echter onverlet dat de zoektocht naar de manier waarop de politiek-maatschappelijke
basis voor het natuurbeleid verbreed en versterkt kan worden, doorgaat. Ik
ben het namelijk eens met de Raad dat het «tussen de oren» krijgen
van het belang van natuur en natuurbeleid belangrijk is. En dat we nog niet
zo ver zijn. Natuur- en milieu-educatie is daarvoor een sinds jaar en dag
bestaand instrument. Dit wordt interdepartementaal, en sinds 2000 ook met
provincies, gemeentes en waterschappen, ingezet. Een instrument dat nu ook
zeer actief ingezet gaat worden is voorlichting. Verschillende voorlichtingsprojecten,
onder andere over de doorwerking van internationale richtlijnen, de realisatie
van de Ecologische Hoofdstructuur en de uitvoering van soortbeschermingsplannen,
worden in de tweede helft van dit jaar aanbesteed.
Ik hecht zeer aan de betekenis van natuur voor het welzijn van de mens.
Het pleidooi van de Raad voor de herkenbaarheid van beleidsdoelen onderschrijf
ik dan ook van harte. In «Natuur voor mensen, mensen voor natuur»
(NVMMVN) heeft het kabinet bewust gekozen voor verbreding van het begrip natuur; de natuur van voordeur tot Waddenzee. Om een goed beeld
te krijgen van de «mensenwensen» is ter voorbereiding op NVMMVN
Operatie Boomhut uitgevoerd. Hierin is een landelijke verkenning gedaan naar
het gevoel, de beleving en de grondhouding die mensen hebben ten aanzien van
natuur.
Tenslotte ben ik het met de Raad eens dat duidelijkheid en continuïteit
in het beleid moet worden nagestreefd. Dit is ook een belangrijk uitgangspunt
in «Natuur voor mensen, mensen voor natuur»: heldere afspraken maken en doelgerichte samenwerking van alle partijen bij
de uitvoering van het natuurbeleid.
Een eerste stap die hierin gezet is, is de ondertekening van de bestuursovereenkomst
«Gebiedsgerichte inrichting landelijk gebied 2001–2004» door LNV, VROM en V&W en de colleges van Gedeputeerde Staten van
de provincies. De afspraken hierin worden nog verder uitgewerkt.
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
G. H. Faber