27 231
Herziening van de Wet op het consumentenkrediet (WCK)

nr. 1
BRIEF VAN STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 7 juli 2000

De afgelopen jaren heeft zich een aantal ontwikkelingen voorgedaan op het gebied van kredietverlening, consumentenbeleid in de financiële sector en de integrale schuldhulpverlening. Momenteel zijn dan ook diverse initiatieven gaande om het huidige sociaal-economisch en toezichtsbeleid in het licht van deze ontwikkelingen in den brede te evalueren en daar waar nodig aan te passen. Daarbij is naar voren gekomen dat er aanleiding is om de Wet op het consumentenkrediet (WCK) te herzien.

In bijgaande notitie wordt verder ingegaan op de beoogde aanpassingen. Deze notitie wordt u mede namens de Minister van Justitie en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangeboden, gelet op hun betrokkenheid bij de privaatrechtelijke bepalingen, respectievelijk de schuldbemiddeling in de WCK. De aanpassingen zijn er met name op gericht om het consumentenkrediet meer te betrekken in het toezicht op de financiële sector en om de effectiviteit en efficiëntie van dit toezicht verder te verbeteren. Daarnaast zullen enkele relevante onderdelen uit de WCK worden overgeheveld naar andere wetten c.q. beleidstrajecten. Op hoofdlijnen bestaan hiertoe de onderstaande beleidsvoornemens.

1. Het toezicht op het consumentenkrediet wordt opgenomen in een nieuwe wet, die onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën zal worden gebracht. De uitvoering van het toezicht op het consumentenkrediet zal worden gedelegeerd aan De Nederlandsche Bank (DNB);

2. Uitbreiding van het preventieve toezicht, onder meer met een (lichte) betrouwbaarheidstoets van beleidsbepalers van kredietgevers;

3. Het verbeteren van de verplichte rapportages door aanbieders aan de toezichthouder (DNB);

4. Het invoeren van de mogelijkheid om de toezichthouder (DNB) actief de naleving van de WCK te laten controleren bij ondertoezichtstaande instellingen;

5. Het verbeteren van de administratieve sanctiemogelijkheden door het invoeren van een systeem van bestuurlijke dwangsommen en boetes;

6. Het opnemen van de privaatrechtelijke bepalingen (hoofdstuk IV van de WCK) in titel 7.2 «Krediettransacties» van het Burgerlijk Wetboek;

7. Het onderwerp private schuldbemiddeling (Hoofdstuk V van de WCK) wordt losgekoppeld van het toezicht op consumentenkrediet. De betrokken ministeries zijn in overleg over de toekomstige vormgeving van het beleid rond schuldbemiddeling, waarbij wordt bezien in hoeverre dit beter kan worden betrokken bij het beleid aangaande de integrale schuldhulpverlening in Nederland.

De voorgenomen aanpassingen zijn inmiddels voorgelegd aan verschillende betrokken marktpartijen, zoals de Vereniging van Financieringsondernemingen in Nederland, de Consumentenbond, de Nederlandse Vereniging van Banken, de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet, de Vereniging van Financiële Dienstverleners en de Nederlandse Postorderbond. Uiteraard zullen deze marktpartijen ook bij de herziening worden betrokken. Hiermee zal op korte termijn een begin worden gemaakt.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

G. Ybema

De Minister van Financiën,

G. Zalm

NOTITIE

inzake de Wet op het consumentenkrediet (WCK)

1. INLEIDING

De afgelopen jaren heeft zich een aantal ontwikkelingen voorgedaan op het gebied van kredietverlening, consumentenbeleid in de financiële sector en integrale schuldhulpverlening. Momenteel zijn dan ook diverse initiatieven gaande om het huidige sociaal-economisch en toezichtsbeleid in het licht van deze ontwikkelingen in den brede te evalueren en daar waar nodig aan te passen. Zo heeft de Minister van Financiën u de Nota informatieverstrekking aan consumenten van financiële diensten1 doen toekomen op grond waarvan de informatieverstrekking bij onder meer kredietverlening wordt verbeterd. Tevens heeft u recent een brief ontvangen met concrete acties voor een brede aanpak van de schuldenproblematiek in Nederland, waarbij aspecten als schuldsanering en schuldhulpverlening aan de orde komen. Bij deze verschillende initiatieven is naar voren gekomen dat er aanleiding is om de Wet op het consumentenkrediet (WCK) te herzien.

Deze notitie gaat nader in op deze aanleiding en bevat tevens de beleidsvoornemens over de wijze waarop de WCK dient te worden gewijzigd. Hiertoe worden in paragraaf 2 de opzet en de werking van de WCK geschetst. Paragraaf 3 bevat de aanleiding voor de herziening. In paragraaf 4 worden de hieruit voortvloeiende beleidsvoornemens gepresenteerd. Tot slot wordt in paragraaf 5 het voorgenomen wijzigingstraject geschetst.

2. OPZET EN WERKING VAN DE WCK: EEN BESCHRIJVING

2.1. Algemene opzet

De Wet op het consumentenkrediet is in werking getreden op 1 januari 1992, waarbij de Wet op het afbetalingsstelsel 1961 (Stb. 1976, 515) en de Wet op het consumptief geldkrediet (Stb. 1972, 399) in elkaar zijn geschoven. Tevens is door middel van de WCK de Europese Richtlijn consumentenkrediet2 geïmplementeerd.

Het doel van de WCK is het optimaal beschermen van de consument van krediet. Dit houdt in dat de consument wordt voorzien van relevante kennis opdat deze op rationele gronden een kredietbeslissing kan nemen, alsmede dat een eventueel verstrekt krediet qua aard en omvang past bij het inkomsten- en uitgavenpatroon van de consument en op redelijke voorwaarden wordt verleend3.

De WCK is vormgegeven in een viertal pijlers die hieronder worden toegelicht. Deze zijn het vergunningstelsel en handhaving (paragraaf 2.2), gedragsregels (paragraaf 2.3), privaatrechtelijke verhoudingen (paragraaf 2.4) en het verbod op private schuldbemiddeling (paragraaf 2.5).

2.2. Pijler 1: vergunningstelsel en handhaving

De WCK is van toepassing op kredieten tot en met f 50 000 en geldt niet voor hypothecair krediet. Uitgangspunt van de WCK is een vergunningstelsel voor kredietgevers, af te geven door de Minister van Economische Zaken. Bij het verlenen van een vergunning wordt preventief getoetst of de kredietgever als een «goed kredietgever» zal optreden. Dit gebeurt onder meer door toetsing van de standaardteksten van brochures en akten die de financier voornemens is te gebruiken. Naast deze preventieve toetsing vindt het huidige doorlopende toezicht verder plaats door middel van een jaarlijks rapport door de accountant van de kredietgever en een vierjaarlijks rapport van de accountant van het Ministerie van Economische Zaken. Indien overtredingen van de WCK worden geconstateerd kan het Ministerie van Economische Zaken bestuursrechtelijk optreden.

Kredietbemiddelaars behoeven geen vergunning, maar dienen wel te voldoen aan de voorschriften aangaande de werving en behandeling van kredietaanvragen. De naleving van deze regels wordt gecontroleerd door de Economische Controledienst (ECD). Verder treedt de ECD op tegen kredietgevers die zonder vergunning consumentenkrediet aanbieden, en daardoor de WCK overtreden. Indien noodzakelijk, vindt vervolging plaats door het Openbaar Ministerie. Voor Gemeentelijke Kredietbanken (GKB's) geldt een bijzonder regime. Deze dienen – kort gezegd – wel te voldoen aan de WCK, maar de wijze van naleving van deze regels wordt neergelegd in een reglement dat wordt gecontroleerd door de desbetreffende Gemeenteraad. GKB's behoeven dan ook geen vergunning voor het aanbieden van consumentenkrediet. Voor zover de GKB's vanuit hun publieke taak krediet aanbieden, zoals een schuldsaneringskrediet, gelden enkele specifieke uitzonderingen. Zo heeft een GKB dan onder meer de bevoegdheid om een pandrecht te bedingen op de looninkomsten van de kredietnemer12

2.3. Pijler 2: gedragsregels

De regels voor werving, behandeling van kredietaanvragen en bemiddeling3 zijn uitgewerkt in het Besluit kredietaanbiedingen4 en in het Besluit kredietvergoeding5.

Enkele voorbeelden hiervan zijn een maximum in rekening te brengen kredietvergoeding, het verplicht inwinnen door de kredietaanbieder van gedegen informatie over de positie van de aspirant kredietnemer en de vereiste zorgvuldige acceptatieprocedures, zoals door controle van de schuldenpositie bij het Bureau Kredietregistratie. Verder dient de consument uitgebreid te worden geïnformeerd over de eigenschappen van het krediet.

Recent is bij u een wetsvoorstel ingediend om deze regels voor werving ook toe te passen op kredieten boven de f 50 000. Verder gelden enkele regels voor de berekeningswijze van de provisies van kredietbemiddelaars. Deze zijn opgenomen in het Besluit provisie kredietbemiddeling6.

2.4. Pijler 3: privaatrechtelijke verhoudingen

De WCK geeft verder regels ten aanzien van de privaatrechtelijke verhouding tussen kredietgever. leverancier en kredietnemer, opgenomen in hoofdstuk IV van de WCK.

Deze regels zien onder meer op de schriftelijke overeenkomst waarin de gegevens van de aanbieder staan vermeld alsmede de essentialia van de transactie. Voorts worden beperkingen gesteld aan vervroegde opeisbaarheid van kredieten, is koppelverkoop verboden alsmede het bezwaren van periodieke inkomsten, zoals loon. Ook mag alleen eigendomsvoorbehoud worden bedongen op zaken die met het krediet worden gefinancierd. Op overtreding van deze privaatrechtelijke voorschriften staat de sanctie vernietigbaarheid of nietigheid.

2.5. Pijler 4: verbod op private schuldbemiddeling

De laatste pijler bevat het verbod op private schuldbemiddeling, opgenomen in hoofdstuk V van de WCK. Dit verbod is overgenomen uit de Wet op het consumptief geldkrediet en houdt in dat activiteiten die zijn gericht op het tegen vergoeding afwikkelen van een bestaande schuldenlast van een natuurlijk persoon, in beginsel zijn overgelaten aan een aantal specifieke publieke organisaties en beroepsgroepen. Dit zijn onder meer de gemeenten, gemeentelijke kredietbanken, curatoren en advocaten. In het Tijdelijk vrijstellingsbesluit schuldbemiddelaars is een categorie van particuliere instellingen aangewezen1 die private schuldbemiddeling mag verrichten.

3. AANLEIDING EN NOODZAAK VOOR HERZIENING

Naar ons oordeel zijn er drie redenen om de WCK te herzien, namelijk:

1. De noodzaak om het consumentenkrediet meer te betrekken bij de regelgeving in de financiële sector en het toezicht op de financiële sector (paragraaf 3. l );

2. Verbetering van de werking van de huidige handhaving van de naleving van de WCK (paragraaf 3.2); en

3. De wenselijkheid om twee specifieke elementen uit de WCK, namelijk de privaatrechtelijke bepalingen en het verbod van private schuldbemiddeling in een ander verband in te passen (paragraaf 3.3).

3.1. Het betrekken van consumentenkrediet bij de regelgeving in de financiële sector en het toezicht daarop

De noodzaak om het consumentenkrediet meer te betrekken bij de regelgeving van en het toezicht op de financiële sector is een gevolg van diverse marktontwikkelingen. Zo heeft de productontwikkeling op de financiële markten en die voor het consumentenkrediet in het bijzonder de laatste jaren een grote ontwikkeling doorgemaakt. Er zijn steeds meer complexe vormen van leningen op de markt gekomen, zoals het gebruik van klantenkaarten, het beleggen met geleend geld en diverse vormen van betaalkaarten, die regelmatig hebben geleid tot vragen over de informatieverstrekking bij aanbiedingen.

Verder vervagen de grenzen tussen de verschillende financiële sectoren. Dit vraagt niet alleen om een inhoudelijk integrale benadering van het beleid inzake alle financiële producten, naar tevens om een brede benadering van het toezicht op financiële producten. In de Nota informatievoorziening aan consumenten van financiële diensten wordt deze inhoudelijk integrale benadering reeds vormgegeven door middel van diverse beleidsvoornemens om de inhoud van de WCK in overeenstemming te brengen met de regelgeving voor andere financiële producten. Dit gebeurt onder meer door de informatieverstrekking inzake beleggen met geleend geld aan te scherpen en de vermelding van de toezichthouder verplicht te stellen. In de brede benadering van het toezicht op financiële producten speelt de Raad van Financiële Toezichthouders (RFT), waarin de Nederlandsche Bank, de Verzekeringskamer en de Stichting Toezicht Effectenverkeer participeren, reeds een coördinerende rol bij de sectoroverstijgende implementatie van de genoemde initiatieven. Door de verantwoor-delijkheid voor WCK-toezicht binnen het domein van de Minister van Financiën en van de financiële toezichthouders te brengen, kan het sectoroverstijgende beleid, respectievelijk toezicht ook worden toegepast op het consumentenkrediet.

3.2. Verbetering van de werking van de huidige handhaving

De tweede aanleiding voor de herziening is de werking van de huidige handhaving van de naleving van de WCK. Hierbij doen zich verscheidene problemen voor. Zo is het huidige handhavinginstrumentarium onvoldoende toegespitst om de naleving van de WCK voldoende te waarborgen en is de vormgeving van de handhaving verbrokkeld, waardoor verschillen bestaan zonder inhoudelijke aanleiding.

Op basis van de huidige WCK bestaan drie mogelijkheden om bestuursrechtelijk op te treden tegen vergunninghouders1, namelijk door (i) een schriftelijke aanwijzing van de Minister van Economische Zaken (ii) het verbinden aan of het wijzigen van nadere voorschriften aan de vergunning en (iii) het intrekken van de vergunning. Gebleken is dat deze drie sancties te weinig mogelijkheden bieden om op te treden tegen overtredingen.

Met name bij relatief kleine overtredingen kan eigenlijk alleen een aanwijzing worden gegeven. Het intrekken van een vergunning is in die gevallen een te zware sanctie.

Verder kan tegen niet-vergunninghouders, zoals kredietbemiddelaars, niet bestuursrechtelijk worden opgetreden zodat het strafrechtelijke traject moet worden gevolgd. Hierdoor wordt een overtreding door een financier anders behandeld dan een vergelijkbare overtreding door een kredietbemiddelaar.

3.3. Specifieke bepalingen elders regelen

Als derde reden voor wijziging van de WCK geldt de wenselijkheid om twee specifieke elementen uit de WCK in een ander verband in te passen. Het betreft de privaatrechtelijke bepalingen (hoofdstuk IV van de WCK) en het verbod van private schuldbemiddeling (hoofdstuk V van de WCK). Reeds bij de totstandkoming van de WCK bestond het voornemen de privaatrechtelijke bepalingen over te hevelen naar het Burgerlijk Wetboek. Daarnaast heeft het verbod van private schuldbemiddeling maar in beperkte mate een raakvlak met het doel van de WCK. Het beleid omtrent schuldbemiddeling maakt namelijk onderdeel uit van het bredere beleid ten aanzien van de schuldhulpverlening en past derhalve niet goed in een wet over het toezicht op consumentenkrediet.

4. VOORGENOMEN AANPASSINGEN

4.1. Aanpassingen

Op basis van de analyse uit de vorige paragraaf zijn wij van oordeel dat het doel van de WCK, namelijk het optimaal beschermen van de consument van consumptief krediet, gediend is met een aantal aanpassingen van de wet en de handhaving ervan. Daartoe zijn enkele beleidsvoornemens geformuleerd, die met name zijn gericht op de verbetering van de effectiviteit en efficiency van het toezicht. Ook zullen enkele relevante bepalingen worden overgeheveld naar andere wetten c.q. beleidstrajecten.

Vanwege de noodzaak om het consumentenkrediet meer te betrekken in het toezicht op de financiële sector en het verbeteren van de effectiviteit en efficiency van het toezicht (aanleiding 1 en 2) bestaat het voornemen de volgende wijzigingen door te voeren:

1. Het toezicht op het consumentenkrediet wordt opgenomen in een nieuwe wet, die onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën zal worden gebracht. De uitvoering van het toezicht op het consumentenkrediet zal worden gedelegeerd aan De Nederlandsche Bank (DNB);

2. Uitbreiding van het preventieve toezicht, onder meer met een (lichte) betrouwbaarheidstoets van beleidsbepalers van kredietgevers;

3. Het verbeteren van de verplichte rapportages door aanbieders aan de toezichthouder (DNB);

4. Het invoeren van de mogelijkheid om de toezichthouder (DNB) actief de naleving van de WCK te laten controleren bij onder toezicht staande instellingen;

5. Het verbeteren van de administratieve sanctiemogelijkheden door het invoeren van een systeem van bestuurlijke dwangsommen en boetes;

Op grond van de wens om de privaatrechtelijke bepalingen en (private) schuldbemiddeling in een ander verband in te passen (aanleiding 3), zullen de volgende wijzigingen worden doorgevoerd.

6. Het opnemen van de privaatrechtelijke bepalingen (hoofdstuk IV van de WCK) in titel 7.2 «Krediettransacties» van het Burgerlijk Wetboek;

7. Het onderwerp private schuldbemiddeling (Hoofdstuk V van de WCK) wordt losgekoppeld van het toezicht op consumentenkrediet. De betrokken Ministeries zijn in overleg over de toekomstige vormgeving van het beleid rond schuldbemiddeling, waarbij wordt bezien in hoeverre dit beter kan worden betrokken bij het beleid aangaande de integrale schuldhulpverlening in Nederland.

4.2. Toelichting initiatieven

4.2.1 Overheveling van beleidsverantwoordelijkheid WCK naar Minister van Financiën, uitvoering van het toezicht door de Nederlandsche Bank

Bij de totstandkoming van de huidige WCK, zo'n 10 jaar geleden paste de WCK binnen het kerntakenpakket van het Ministerie van Economische Zaken. Inmiddels zijn de accenten anders komen te liggen. Zo is binnen de overige financiële regelgeving de consumentenbescherming een grotere rol gaan spelen en hebben ook de financiële toezichthouders zich de laatste jaren meer gericht op consumentenbescherming. Dit blijkt onder meer uit nota informatieverstrekking van de Minister van Financiën, de inrichting van een speciale commissie consumentenzaken door de Raad van Financiële toezichthouders (RFT) en de oprichting van een consumentenunit door de Nederlandsche Bank. Door de beleidsverantwoordelijkheid voor de WCK onder te brengen bij de Minister van Financiën en het toezicht te delegeren aan DNB, wordt de reeds aanwezige expertise in het financiële toezichtsbeleid c.q. uitoefening van het toezicht ook aangewend voor het consumentenkrediet. Daar komt bij dat 37 van de 134 WCK-vergunninghouders kredietinstellingen zijn, die reeds onder de beleidsverantwoordelijkheid van de Minister van Financiën vallen en op basis van de Wet toezicht kredietwezen 1992 onder het bedrijfseconomische toezicht van DNB staan.

Verder hanteert DNB reeds het instrument van boetes en dwangsommen, waardoor de beoogde invoering aansluit bij de bestaande taken en derhalve efficiënt zal verlopen.

4.2.2 Handhaving

De gedachten gaan uit naar handhaving van het vergunningstelsel. Dit wordt noodzakelijk geacht om de toezichthouder inzicht te geven in de spelers in de sector en om «ondeugdelijke» partijen van de markt te weren. Verder zal aan de vergunningverlening ook een integriteittoets worden gekoppeld. Een dergelijke toetsing heeft mede tot doel te voorkomen dat consumenten in problematische schuldensituaties komen vanwege niet-bonafide gedrag van kredietaanbieders. De gedachten gaan hierbij uit naar een figuur waarbij specifieke integriteitseisen worden vastgelegd en kenbaar gemaakt. De concrete invulling van de eisen, alsmede de partij die vaststelt of de eisen worden vervuld, zal in het kader van het wetstraject nog verder worden uitgewerkt.

Daarbij wordt bezien in hoeverre een dergelijke toetsing zou kunnen aansluiten bij de toetsing door de burgemeester ten behoeve van een verstrekking van een verklaring omtrent het gedrag.

Aangezien de huidige bestuursrechtelijke sancties onvoldoende toegespitste mogelijkheden bieden om op te treden tegen overtredingen van de WCK, zullen deze worden uitgebreid met dwangsommen en bestuurlijke boetes. Met een dergelijk systeem is het mogelijk dat de toezichthouder zowel tegen vergunninghouders, als niet-vergunninghouders een actief handhavingsbeleid kan voeren. Hierdoor ontstaat er voor het consumentenkrediet een eenvormig handhavingsbeleid, dat aansluit bij de rest van de financiële sector. Per 1 januari 2000 is namelijk de Wet invoering dwangsommen en bestuurlijke boetes1 in werking getreden, waardoor de financiële toezichthouders reeds het middel van dwangsommen en bestuurlijke boetes tot hun beschikking hebben.

Zoals beschreven in paragraaf 2.2, vindt het huidige doorlopende toezicht plaats door middel van een rapportage door een accountant. Voorgesteld wordt dat dit doorlopende toezicht wordt overgenomen door DNB. Hiertoe zullen de kredietaanbieders periodiek de wijze van naleving van de WCK aan DNB moeten rapporteren. Om op te kunnen treden bij eventuele problemen krijgt DNB ook de bevoegdheid om actief de naleving te controleren bij de aanbieders.

De regels die de WCK stelt aan kredietbemiddelaars en het toezicht op bemiddeling in consumptief krediet hebben informatieverstrekking als aangrijpingspunt. In de nota «informatieverstrekking aan de consument van financiële diensten» en bij de Kamerbehandeling van de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf is een nota over bemiddeling in financiële diensten aangekondigd. Deze nota heeft tot doel om het huidige institutionele kader voor bemiddeling op haar merites te bezien en waar wenselijk bouwstenen voor een actualisatie aan te reiken. In het bredere perspectief van bemiddeling in financiële diensten zal nader worden ingegaan op de regelgeving voor kredietbemiddeling en de wijze waarop, gegeven het zeer grote aantal en de grote diversiteit in kredietbemiddelaars, toegezien wordt op de naleving van die regelgeving.

De rol van de financiële toezichthouders, in het bijzonder DNB gegeven haar bancaire toezichtstaken, is daarbij een natuurlijk punt van aandacht.

4.2.3. Overheveling privaatrechtelijke bepalingen uit de WCK naar het BW

Het is de bedoeling om de privaatrechtelijke bepalingen uit hoofdstuk IV van de WCK over te brengen naar Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW), mede in het kader van de voltooiing van dit Boek. Genoemde bepalingen betreffen onderwerpen als: aangaan en nietigheid van een krediettransactie, pandrecht en eigendomsvoorbehoud. Deze bepalingen zullen worden opgenomen in Boek 7 BW, in een nieuwe titel 2, «Krediettransacties». De wenselijkheid hiervan vloeit voort uit het in artikel 107 van de Grondwet neergelegde codificatiebeginsel, dat meebrengt dat het burgerlijk recht als regel in het BW dient te worden opgenomen. Overigens is dit voornemen reeds aangekondigd tijdens de parlementaire behandeling van de WCK in 19872 en later herhaald bij de wijzigingswet in 19903 waar werd gesteld dat «te zijner tijd in het kader van de werkzaamheden van Boek 7 nieuw BW in verband met artikel 107 van de Grondwet de opneming moet worden bezien van daarvoor in aanmerking komende bepalingen van de WCK in enige titel van Boek 7». De privaatrechtelijke bepalingen uit hoofdstuk IV van de WCK zullen zoveel mogelijk in ongewijzigde vorm naar titel 7.2 BW worden overgebracht. Hiertoe zal een afzonderlijk wetsvoorstel worden opgesteld.

4.2.4. Vormgeving private schuldbemiddeling

Tenslotte zullen de bepalingen betreffende de private schuldbemiddeling (hoofdstuk V van de WCK) niet worden opgenomen in de nieuwe wet over het toezicht op het consumentenkrediet. Dit maakt het mogelijk om dit onderwerp los van het toezicht op het consumentenkrediet te behandelen. Op 24 mei jl. heeft u een notitie ontvangen, waarin de regering haar visie neerlegt op de aanpak van de schuldenproblematiek in brede samenhang met andere beleidsvelden1. De notitie gaat niet alleen over het armoedebeleid, maar ook over het consumentenbeleid en het beleid om faillissementen van natuurlijke personen te voorkomen. Het doel van deze notitie is een verdergaande integrale aanpak van schuldhulpverlening te initiëren op lokaal niveau. Naar aanleiding van de notitie zal de positie van private schuldbemiddelaars aan de orde worden gesteld, en zal ook worden bezien op welke wijze de private schuldbemiddeling meer kan worden betrokken bij het bredere kader van de integrale schuldhulpverlening. De betrokken Ministeries zijn hierover in overleg. U zult hierover nog nader worden geïnformeerd.

De inhoud van het toezicht op de naleving van de WCK, zal er na de herziening dan in hoofdlijnen als volgt komen uit te zien:

 Hfdst IHfdst IIHfdst IIIHfdst IVHfdst VHfdst VI-X
Inhoud Definities Vergunning en toezichtWerving Privaat-Rechtelijke verhoudingen Schuld-BemiddelingBeroepsprocedure, strafbepalingen
Primaire beleidsverantwoordelijkheid NU: EZ EZ EZ EZ EZEZ
WORDT: Financiën FinanciënFinanciën Justitie (BW titel 7.2) Overleg vindt plaats tussen EZ, Ju en SZ Financiën
Toezicht Blijft Financiën DNB (bestuursrecht) en ECD (strafrecht)DNB (bestuursrecht) en ECD (strafrecht) Sanctie: vernietigbaar-heid/nietigheid  Financiën
Wijzigingen toezicht Geen wijzigingen voorzien 1) aanwijzing DNB als toezichthouder 2) verbeterde handhavingsinstrumenten: – Integriteits-toetsing verstrekking. – Mogelijkheden tot het doen van onderzoek. – Vragen van rapportages. – Dwangsommen en boetes. – Beter toezicht op tussenpersonen. (def. Vormgeving n.a.v. nota bemiddeling in financiële diensten) Aansluiting bij financiële sector, conform nota informatieverstrekking van de Minister van Financiën Uitgangspunt is om geen materiële wijzigingen door te voeren  

5. HET WIJZIGINGSTRAJECT

Het is van belang dat de aangekondigde aanpassingen op korte termijn zullen worden ingevoerd. Mede gelet op de eigen dynamiek van de voorgestelde wijzigingen is het uit een oogpunt van slagvaardigheid van belang dat de verschillende trajecten met behoud van de samenhang zo spoedig mogelijk worden ingezet. Hiertoe zullen de hoofdstukken I, II, III en VI-X worden ingetrokken en overgeheveld naar een nieuwe wet over het toezicht op het consumentenkrediet die onder verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën komt te ressorteren. De privaatrechtelijke bepalingen, hoofdstuk IV, worden opgenomen in het Burgerlijk Wetboek. Dit is conform de bij de totstandkoming van het nieuw BW gebruikelijke procedure, waarbij zoveel mogelijk zonder inhoudelijke wijzigingen onderdelen «technisch» worden overgebracht naar het BW.

Over hoofdstuk V, de schuldbemiddeling, wordt door de betrokken Ministeries overleg gevoerd over de wijze waarop dit ingepast kan worden in de integrale schuldhulpverlening.


XNoot
1

Brief van 8 juli 1999, kamerstukken II 1998/99, 26 676, nr. 1.

XNoot
2

Richtlijn nr. 87/102/EEG van de Raad der Europese Gemeenschappen van 22 december 1986 betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake het consumentenkrediet (PbEG 1987, L 42), gewijzigd bij Richtlijn nr. 90/88/EEG, PbEG L 61.

XNoot
3

Paragraaf 3.1 memorie van toelichting WCK, kamerstukken II 1986/87, 19 785, nr. 3.

XNoot
1

Artikel 5 jo. 33 d en 40 WCK.

XNoot
2

Onder meer in de Nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel Financiering van decentrale overheden (Fido) wordt ingegaan op de beperkingen van commerciële taken van de Gemeentelijke Kredietbanken.

XNoot
3

Artikelen 26 tot en met 29 WCK.

XNoot
4

Besluit van 17 oktober 1991, houdende de regels ter uitvoering van artikel 26, eerste, tweede, derde en vierde lid, van de Wet op het Consumentenkrediet (Besluit kredietaanbiedingen), zoals gewijzigd bij besluit van 17 augustus 1995.

XNoot
5

Besluit van 16 oktober 1991 (met verbeterblad uitgegeven 14 april 1992), houdende regels ter uitvoering van artikel 35 van de Wet op het consumentenkrediet.

XNoot
6

Besluit van 9 oktober 1991, houdende regels betreffende de beloning of vergoeding voor de bemiddeling bij en de bevordering van de totstandkoming van krediettransacties alsmede de wijze van uitbetaling daarvan, zoals gewijzigd bij besluit van 11 januari 1999.

XNoot
1

Besluit van 3 juli 1998, houdende voorlopige vrijstelling van het verbod op schuldbemiddeling tegen betaling (Tijdelijk vrijstellingsbesluit schuldbemiddelaars).

XNoot
1

Artikel 15 WCK.

XNoot
1

Wet van 28 oktober 1999, houdende opneming in de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, de Wet inzake de Wisselkantoren, de Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996 en de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994, bepalingen betreffende handhaving door middel van een dwangsom of een bestuurlijke boete en van bepalingen betreffende de rechtsgang.

XNoot
2

Memorie van antwoord, kamerstukken II 1987/88, 19 785, nr. 7, blz. 49.

XNoot
3

Memorie van toelichting, kamerstukken II 1990/91, 22 109, nr. 3, blz. 1.

XNoot
1

Kamerstukken II 1999/2000, 24 515, nr. 56.

Naar boven