27 230
Wijziging van de Huursubsidiewet en de Huurprijzenwet woonruimte (vervallen van het vervolgaanvraagformulier voor bepaalde huurders)

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Met ingang van 1 juli 1997 is de Huursubsidiewet in werking getreden, waarna met ingang van 1 juli 1998 de zogenoemde vangnetregeling is geïntroduceerd.

Nadat met ingang van 1 juli 1999 enkele praktijkproblemen bij de uitvoering van de Huursubsidiewet door een aantal wijzigingen in die wet zijn weggenomen, bevat het thans voorliggende wetsvoorstel – naast een nieuw element – met name wijzigingen van technische aard. Hieronder zal met name het nieuwe element, de achtergronden en de procedure omtrent het in het kader van «Eos» vervallen van het vervolgaanvraagformulier, worden besproken.

De overige wijzigingen worden uitgewerkt in het artikelsgewijze deel van deze memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel is beoordeeld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), Aedes, vereniging van woningcorporaties (Aedes) en de Nederlandse Woonbond (Woonbond). Over het algemeen werd met de voorstellen ingestemd. Enkele kleine aanpassingen zijn aangebracht.

Ook heeft de Registratiekamer een tweetal adviezen uitgebracht over de gegevensuitwisseling in het kader van «Eos». In paragraaf 2 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting («Vervallen van het vervolgaanvraagformulier») wordt hierop afzonderlijk ingegaan.

2. Vervallen van het vervolgaanvraagformulier

Inleiding

De voorgestelde wijziging van de Huursubsidiewet per 1 juli 2000 is mede ingegeven door een taakstelling uit het regeerakkoord (kamerstukken II 1997/98, 26 024, nr. 10, blz. 20 onder a, 11), die uitgaat van een ombuiging oplopend tot f 50 miljoen op jaarbasis. Berekend is dat er als gevolg van een verdere stroomlijning en modernisering van de uitvoering van de Huursubsidiewet besparingen bij het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (ministerie van VROM), de verhuurders en de gemeenten mogelijk zijn.

Naast de reeds gerealiseerde efficiëncykorting van f 15 miljoen ten aanzien van de kostenvergoeding huurmatiging en bevoorschotting worden bij het ministerie van VROM in het kader van het «Eos»-project nog besparingen gerealiseerd in het kader van personeel en materieel en wat betreft kostenvergoeding automatisch continueren.

In eerste instantie is er naar gestreefd om per 1 juli 2000 maximaal 200 000, per 1 juli 2001 maximaal 500 000 en per 1 juli 2002 maximaal 800 000 huurders te confronteren met een huursubsidiebericht. Zij behoeven alsdan geen vervolgaanvraagformulier meer in te dienen. Ten aanzien van de groep van 200 000 huurders per 1 juli 2000 en de groep van 800 000 huurders per 1 juli 2002 dient de volgende nuancering te worden aangebracht.

Er is voor gekozen om de groep huurders per 1 juli 2000 risicoloos te selecteren. In dit kader wordt thans uitgegaan van een groep van 135 000 huurders. Ten aanzien van de groep van maximaal 800 000 huurders die per 1 juli 2002 met deze nieuwe werkwijze wordt geconfronteerd, kan thans nog niet worden ingeschat of alle gegevens, welke zijn benodigd voor het tot stand komen van het huursubsidiebericht, tijdig bekend zijn. Thans wordt dan ook uitgegaan van een groep van maximaal 650 000 huurders per 1 juli 2002.

Deze aspecten zullen bij de evaluatie van de eerste tranche van het «Eos»-project betrokken worden.

Bij gemeenten en verhuurders worden besparingen behaald door het wegvallen van taken ten aanzien van de huurmatiging en bevoorschotting. Deze worden echter vrijwel geneutraliseerd door het wegvallen van de kostenvergoeding. Daarnaast wordt fasegewijs de betrokkenheid van de gemeenten bij de uitvoering van de Huursubsidiewet afgebouwd. Het gaat hier om het controleren van de vervolgaanvraagformulieren en het adviseren hierop. Hierover bestaan geen kwantitatieve gegevens.

Behalve op het verbeteren van de efficiëntie van de uitvoering in het kader van de Huursubsidiewet, richt de modernisering zich op het realiseren van een verhoging van de klantvriendelijkheid en het verbeteren van de informatievoorziening ten behoeve van de beleidsontwikkeling.

Doel van het «Eos»-project is het moderniseren van de huidige uitvoeringsorganisatie, zodat de Huursubsidiewet meer efficiënt, meer effectief en meer klantvriendelijk kan worden uitgevoerd. Hiervoor worden een drietal instrumenten ingezet, te weten het continueren van huursubsidie zonder dat hiervoor een aanvraagformulier behoeft te worden ingediend, het binnen twee weken beschikken op nieuwe aanvragen en het inrichten van klantcontactpunten. De twee laatstgenoemde instrumenten worden de komende jaren (tot 2002) verder ontwikkeld. Bij het inrichten van klantcontactpunten wordt onder meer gedacht aan lokale loketten, een «call centre» en een zogenoemd virtueel loket voor huursubsidie. Prioriteit is gelegd bij het continueren zonder aanvraagformulier.

Continueren zonder aanvraagformulier

Het continueren zonder aanvraagformulier zal, met het oog op de continuïteit en de beheersbaarheid van het veranderingsproces, gefaseerd worden ingevoerd.

Met ingang van 1 juli 2000 zal deze methodiek worden toegepast op een specifieke groep van maximaal 135 000 huurders. Het specifieke karakter van deze groep huurders, aan wie een huursubsidiebericht wordt toegezonden, vloeit voort uit het feit dat zij over het subsidietijdvak dat loopt tot en met 30 juni 2000 een aanvraag om toekenning van huursubsidie hebben ingediend waarop uiterlijk op 1 april 2000 is beschikt. Voorts huren zij allen een woning, als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel a, van de Huursubsidiewet, van een toegelaten instelling, als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet en zijn zij over het jaar 1998 niet aangifteplichtig in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Op de aanvraag om toekenning van huursubsidie over het subsidietijdvak dat loopt tot en met 30 juni 2000 moet uiterlijk op 1 april 2000 zijn beschikt. Deze datum is gekozen, opdat vervolgens tijdig kan worden bekeken of aan de betreffende huurder een huursubsidiebericht dan wel alsnog een vervolgaanvraagformulier moet worden toegezonden. Verhuurders en gemeenten kunnen alsdan nog op tijd worden ingelicht, zodat zij de benodigde gegevens kunnen verstrekken.

Per 1 juli 2001 zullen maximaal 500 000 huurders en per 1 juli 2002 alle «continuerende» huurders (maximaal 650 000) met deze wijze van afdoening worden geconfronteerd. Uiteindelijk wordt een bezuinigingsdoelstelling nagestreefd van f 50 miljoen. Dit wetsvoorstel maakt het automatisch continueren van huursubsidie voor huurders die eerder huursubsidie hebben aangevraagd mogelijk.

Op dit moment moeten huursubsidiegerechtigden om in aanmerking te komen voor huursubsidie ieder jaar opnieuw een aanvraagformulier indienen. Het gevolg van de modernisering zal zijn dat uiteindelijk voor alle huursubsidiegerechtigden gaat gelden, dat alleen voor het eerste subsidiejaar een aanvraag moet worden ingediend. Zodoende kan, door deze veranderde werkwijze, het indienen van een vervolgaanvraag achterwege blijven. Zoals eerder reeds aangegeven zal de nieuwe werkwijze gefaseerd worden ingevoerd. Met ingang van 1 juli 2000 geldt voor maximaal 135 000 huursubsidiegerechtigden dat geen vervolgaanvraag behoeft te worden ingediend. Het betreft hier met name huursubsidiegerechtigden waarbij zich naar alle waarschijnlijkheid geen bijzondere omstandigheden zullen voordoen. De overige huursubsidiegerechtigden (waaronder de eerste aanvragers) dienen gewoon een aanvraagformulier in te dienen.

Door het afschaffen van de vervolgaanvraag wordt het voor huurders, die al huursubsidie ontvingen en waar zich geen wezenlijke wijzigingen in de, voor de toekenning van huursubsidie, relevante gegevens hebben voorgedaan, een stuk eenvoudiger om in aanmerking voor huursubsidie te (blijven) komen. In die gevallen wordt namelijk huursubsidie verstrekt nadat het ministerie van VROM zelf de relevante gegevens heeft opgevraagd bij de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA) (samenstelling van het huishouden), de Belastingdienst (inkomen) en de verhuurder (huurprijs). De gegevens betreffende het vermogen zijn afkomstig van de eerste aanvraag en behoeven dus niet te worden opgevraagd.

De gegevensuitwisseling met de Belastingdienst geschiedt kosteloos. Over de aanpassing ten behoeve van het automatisch continueren van het GBA zijn afspraken gemaakt. Hiermee is eenmalig een bedrag van f 5 miljoen gemoeid, dat door het ministerie van VROM zal worden betaald. Voor het in het algemeen afnemen van gegevens van het GBA worden door het ministerie van VROM de gebruikelijke tarieven betaald. Als overgangsmaatregel is tussen het ministerie van VROM en de verhuurdersorganisaties overeengekomen dat verhuurders betreffende het subsidietijdvak 1 juli 2000 tot en met 30 juni 2001 voor elke huurder f 10 ontvangen. Bij de evaluatie van het «Eos»-project in het najaar van 2000 zal worden bezien of deze overgangsmaatregel ook voor het subsidietijdvak 1 juli 2001 tot en met 30 juni 2002 moet gaan gelden.

De betreffende gegevens worden aan de huursubsidiegerechtigde voorgelegd door middel van het huursubsidiebericht.

Het doel van het continueren van huursubsidie zonder aanvraagformulier is vierledig.

Ten eerste wordt het proces voor de huurder een stuk klantvriendelijker doordat de jaarlijkse procedure van het invullen van het formulier niet meer behoeft te worden doorlopen.

Door het afschaffen van de vervolgaanvraagformulieren wordt bovendien een efficiëntiewinst geboekt doordat de gegevens die worden gebruikt voor het vaststellen van het huursubsidiebedrag direct van de («primaire») bron worden betrokken. De extra controleslag, die nu nog wordt uitgevoerd door de gegevens van de huurder te vergelijken met de gegevens van de bron, komt hiermee te vervallen. Daarnaast is het niet meer noodzakelijk de gegevens van de vervolgaanvraag handmatig in te voeren, aangezien de gegevens reeds in het huursubsidiebestand aanwezig zijn.

Ten derde zal naar verwachting het aantal en de hoogte van de terugvorderingen dalen, doordat de gegevens sneller bij het ministerie van VROM bekend zullen zijn. Tot slot zullen hierdoor zowel bij het ministerie van VROM als ook bij de gemeenten en de verhuurders bepaalde administratieve handelingen/procedures overbodig worden.

Het huursubsidiebericht

Hierboven is aangegeven dat maximaal 135 000 huursubsidiegerechtigden hun gegevens door middel van een «huursubsidiebericht» krijgen voorgelegd en daarmee geen vervolgaanvraag meer behoeven in te dienen.

Het huursubsidiebericht is een schriftelijke kennisgeving aan de huursubsidiegerechtigde, inhoudende de gegevens van het betreffende huishouden waarover het ministerie van VROM beschikt. Hierop staan alle gegevens die in het kader van het nemen van een beschikking ten aanzien van de huursubsidietoekenning van belang zijn. Op basis van deze gegevens zal het recht op en de hoogte van de huursubsidie worden bepaald. Dit (voorlopige) bedrag aan huursubsidie staat eveneens op het huursubsidiebericht vermeld.

Voorop staat dat de kwaliteit van de gegevens van de «primaire» bronnen zodanig dient te zijn, dat belanghebbenden weinig tot niets op het huursubsidiebericht hebben aan te merken.

In ieder geval kan zich een tweetal situaties voordoen. Indien de huurder van mening is dat hij eigenlijk meer huursubsidie dient te krijgen dan is opgenomen in het aan hem toegezonden huursubsidiebericht heeft hij de mogelijkheid om dit binnen vier weken na de verzending van het bericht kenbaar te maken. Daarnaast dient de huurder, indien door hemzelf of door de medebewoners wordt beschikt of redelijkerwijs kan worden beschikt over inlichtingen die kunnen inhouden dat hij eigenlijk minder huursubsidie zou moeten krijgen dan in het huursubsidiebericht is opgenomen, dit eveneens binnen vier weken na de verzending van dat bericht te melden. In alle gevallen dient de huurder eventuele mutaties tijdig door te geven.

In beide gevallen zal een nader onderzoek plaatsvinden op basis van de door de huurder overgelegde gegevens. Mocht uit dit onderzoek blijken dat het huursubsidiebericht – ondanks door de huurder overgelegde gegevens die anders doen vermoeden – juist is, dan wel de huurder niet binnen de daarvoor voorgeschreven termijn van vier weken heeft gereageerd, wordt beslist op basis van het huursubsidiebericht. Mocht na onderzoek blijken dat het huursubsidiebericht onjuiste gegevens bevat, wordt een beslissing genomen mede aan de hand van de door de huurder overgelegde gegevens.

Het is de bedoeling dat de huurder het huursubsidiebericht retourneert indien hij geen huursubsidie meer wenst te ontvangen. Dit zal in het huursubsidiebericht worden vermeld. In de meeste gevallen beschikt het ministerie van VROM automatisch op basis van de gegevens uit het huursubsidiebericht.

Overigens, indien door de «primaire» bronnen een of meerdere gegevens ten behoeve van het huursubsidiebericht niet (tijdig) aan het ministerie van VROM (kunnen) worden aangeleverd, zal aan de betreffende huursubsidiegerechtigde alsnog een vervolgaanvraagformulier worden toegezonden, zodat zijn rechten op de toekenning van huursubsidie verder verzekerd blijven.

Controle voor- in plaats van achteraf

In de nieuwe werkwijze zal het ministerie van VROM, nadat het zelf de relevante gegevens heeft opgevraagd bij de GBA (samenstelling van het huishouden), de Belastingdienst (inkomen) en de verhuurder (huurprijs), beschikken op de alsdan in het huursubsidiebericht opgenomen gegevens. Het ministerie van VROM heeft reeds de beschikking over de vermogensgegevens. Deze gegevens kunnen worden betrokken uit het in eerste instantie door de huurder toegezonden (eerste) aanvraagformulier. De vermogensgegevens zullen in de meeste gevallen niet zijn veranderd.

Door deze gegevensuitwisseling is de controle van gegevens achteraf vervangen door de controle van gegevens vooraf. Ten aanzien van de huursubsidiegerechtigden waarvan de huursubsidie zonder aanvraagformulier kan worden gecontinueerd, zal het ministerie van VROM – indien zich geen wijzigingen voordoen in de voor toekenning vereiste gegevens – direct na het beëindigen van de reactietermijn kunnen beschikken.

Uit het oogpunt van klantvriendelijkheid heeft het grote voordelen de gegevens vooraf bij de bron te halen. De huurder hoeft allereerst geen aanvraagprocedure te doorlopen. Verder zijn er afspraken gemaakt over de kwaliteit en de termijn waarop de van belang zijnde informatie ter beschikking van het ministerie van VROM kan worden gesteld. Het «ophalen» van gegevens door het ministerie van VROM en het vervolgens kunnen koppelen van deze gegevens onder zijn verantwoordelijkheid, betekent dat het bericht slechts ter verificatie aan de huurder hoeft te worden voorgelegd.

De huurder hoeft kortom minder actie te ondernemen om in aanmerking te komen voor huursubsidie, dit terwijl hij dezelfde rechten daarop behoudt.

Een ander voordeel is het tijdsaspect. Door het verkorten van de tijdrovende aanvraagprocedure kan het ministerie van VROM sneller beschikken en uitbetalen. De verwachting is dat hiermee het aantal terugvorderingen ten opzichte van de huidige situatie (ongeveer 45 000 op jaarbasis) aanzienlijk zal teruglopen.

Daarbij zal de huursubsidie bij meer burgers, die daar recht op hebben, terechtkomen, omdat de subsidie – bij ongewijzigde omstandigheden – na het eerste jaar automatisch wordt verstrekt op basis van bij het ministerie van VROM bekende gegevens.

De gegevensuitwisseling

Over de gegevensuitwisseling in het kader van «Eos», die aan de nieuwe manier van werken ten grondslag ligt, heeft zowel overleg met de Belastingdienst als met de VNG en de verhuurders plaatsgevonden. Daarnaast heeft de Registratiekamer een tweetal adviezen uitgebracht over de gegevensuitwisseling.

Met de Belastingdienst is op inhoud overeenstemming bereikt over de nieuwe werkwijze in het kader van het «Eos»-project. Hiertoe is op 25 mei 1999 een mantelconvenant afgesloten waarin de intentie wordt uitgesproken om te werken aan een vernieuwing van de gegevensuitwisseling tussen de Belastingdienst en het ministerie van VROM. Als vervolg hierop is ook reeds overeenstemming bereikt over de nadere inhoudelijke uitwerking hiervan. Hierbij gaat het om de doelbinding van inkomensgegevens en de wijze van uitwisseling van gegevens. De nadere uitwerking van het mantelconvenant is opgenomen in een detailconvenant d.d. 24 november 1999.

De voorgenomen veranderingen hebben als gevolg dat zich de verhoudingen en werkwijze met betrekking tot de Huursubsidiewet tussen verhuurders, gemeenten en het ministerie van VROM wijzigen. Tegen deze achtergrond is met vertegenwoordigers van Aedes, de Institutionele Vastgoedbeleggers Nederland (IVBN), Vastgoed Belang, Nederlandse Vereniging van Beleggers en Eigenaren (Vastgoed Belang) en VNG overleg gevoerd over de voorgenomen wijzigingen in de uitvoering van de huursubsidie. Het overleg heeft geleid tot een mantelconvenant inzake de vernieuwing van de gegevensuitwisseling, dat op 3 december 1999 is getekend. Hierin spreken de partijen de intentie uit om samen te komen tot vernieuwing van de uitvoering(sorganisatie) van de huursubsidie. Voorts zijn in dit mantelconvenant nadere afspraken gemaakt over de werkwijze en de gegevensuitwisseling ten behoeve van het continueren zonder aanvraagformulier van maximaal 135 000 (in het convenant nog aangeduid als: 200 000) huursubsidiegerechtigden in 2000. Tenslotte spreken de partijen de intentie uit om nadere afspraken te maken over de eerste aanvragen en de klantcontactpunten. Deze afspraken zullen te zijner tijd worden vastgelegd in een detailconvenant.

Door middel van diverse vormen van overleg vindt voortdurende afstemming over de nieuwe werkwijze plaats met andere belanghebbende organisaties. Het gaat hierbij onder meer om consumentenorganisaties als de Woonbond, de Algemene Nederlandse Bond voor Ouderen en de Federatie Nederlandse Vakbeweging.

Bij een ingrijpende wijziging van de uitvoering als wordt voorgestaan, dient de Huursubsidiewet op een aantal punten te worden aangepast. Verder zijn, zoals vermeld, veel partijen bij de wijziging betrokken. Met de betrokken partijen vindt overleg plaats om tot een goede afstemming te komen. Hierbij wordt veel aandacht geschonken aan de privacy-aspecten in verband met de koppeling van bestanden. Daarbij wordt een afweging gemaakt tussen het algemeen belang en het belang van de individuele burger. De adviezen van de Registratiekamer spelen hier een belangrijke rol bij.

De adviezen van de Registratiekamer

De Registratiekamer heeft een tweetal adviezen uitgebracht over de gegevensuitwisseling bij de (nieuwe) wijze van uitvoering (99.V.0472.01 d.d. 31 augustus 1999 en z2000–0081–03 d.d. 20 maart 2000).

Het ministerie van VROM gaat gebruik maken van brongegevens die door andere instanties in het kader van hun taakuitoefening zijn verzameld. Het gaat daarbij om gegevensuitwisseling tussen het ministerie van VROM, de Belastingdienst, de gemeenten (gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens) en de verhuurders. Zoals hiervoor reeds vermeld, heeft deze vernieuwing als doel de uitvoering van de Huursubsidiewet in eerste aanleg efficiënter, effectiever en klantvriendelijker te maken en hiermee een breed inzetbare, moderne uitvoeringsorganisatie te realiseren. Als gevolg hiervan is bij de afhandeling van het automatisch continueren van huursubsidie, ter vervanging van het indienen van een vervolgaanvraag, een veranderde gegevensuitwisseling aan de orde.

De Registratiekamer constateert, dat het in het algemeen past binnen een inkomensafhankelijke overheidsregeling als de Huursubsidiewet, dat de uitvoerende instantie het recht van de aanvrager op die regeling verifieert.

Dienaangaande adviseert de Registratiekamer een wettelijke regeling te treffen. Met een wettelijke regeling wordt, aldus de Registratiekamer, recht gedaan aan het karakter van de huursubsidie en aan de positie van de aanvrager en diens medebewoners. Bij een inkomensafhankelijke overheidsregeling als deze past immers verificatie door de uitvoerende instantie van het recht van de aanvrager op die regeling. In dit geval gaat het met name om een structurele verificatie van de informatie bij de GBA en de Belastingdienst. Aan deze procedure heeft de aanvrager zich nu eenmaal te onderwerpen. De betreffende huurders dienen tevoren goed over deze verificatie te worden geïnformeerd, hetgeen overigens niet betekent dat ook hun toestemming moet worden verlangd. Dit gegeven kan dan, ook in acht genomen het sociale belang bij een goede afhandeling van de subsidieaanvragen, op zich een toereikende rechtvaardiging voor een uitwisseling van persoonsgegevens vormen.

De wettelijke regeling dient in overeenstemming te zijn met de normen ingevolge artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en in het algemeen te voldoen aan normen voor een zorgvuldig en behoorlijk gegevensverkeer zoals neergelegd in internationale verdragen en nationale wetgeving (artikel 10 van de Grondwet). In dat kader is het van belang exact te bepalen welke de belangen zijn die worden gediend met de inrichting van deze huursubsidieorganisatie.

Zo dient een wettelijke regeling in het licht van artikel 8, tweede lid, van het EVRM te voldoen aan een aantal voorwaarden, te weten:

• het voorschrift moet voldoende nauwkeurig zijn omschreven,

• het voorschrift moet adequate en effectieve waarborgen bevatten tegen ongeoorloofde inbreuken, en

• de privacy-inbreuk moet worden gerechtvaardigd door een «pressing social need» en moet in overeenstemming zijn met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.

Voor het verwerken van persoonsgegevens gelden voorts nog enkele specifieke normen.

• Het beginsel van «doelbinding» komt er op neer dat gegevens over individuele personen alleen voor een bepaald doel mogen worden vastgelegd. Dat doel bepaalt welke gegevens mogen worden opgenomen, hoe ze mogen worden gebruikt en aan wie ze mogen worden verstrekt.

• Een ander fundamenteel beginsel is het transparantiebeginsel. Dat houdt in dat er openheid dient te zijn over gegevensverwerkingen en de doeleinden hiervan. Voor de te treffen wettelijke voorziening geldt met name dat de gegevensuitwisseling zo specifiek mogelijk dient te worden aangeduid.

Thans zal worden ingegaan op de door de Registratiekamer aangevoerde voorwaarden, waaraan de voorgestelde wettelijke regeling dient te voldoen.

Het voorschrift moet voldoende nauwkeurig zijn omschreven:

Voordat het ministerie van VROM beschikt, worden de verzamelde gegevens in het huursubsidiebericht voorgelegd aan de betrokken huurder.

Aan de huurder wordt duidelijk gemaakt wat de nieuwe systematiek inhoudt. Bij de introductie zal de huurder hiervan schriftelijk op de hoogte worden gebracht. In ieder huursubsidiebericht wordt vermeld, dat als de gegevens niet kloppen, de huurder dit direct moet doorgeven. Er wordt voorzien in een administratiesysteem waaruit duidelijk zal blijken, dat de huursubsidieberichten zijn verzonden.

Ten aanzien van de privacyaspecten dient de uiterste zorgvuldigheid in acht te worden genomen. In dit kader wordt in het wetsvoorstel opgenomen welke personen en instanties van doen hebben met deze gegevensuitwisseling, zodat volstrekt duidelijk is ten aanzien van wie en door wie de betreffende gegevensuitwisseling zal plaatsvinden. Hiermede wordt tevens voldaan aan het vereiste van «doelbinding» (zie hierna). Bij het opstellen van de voorschriften in het wetsvoorstel omtrent het huursubsidiebericht en de daarmee gepaard gaande gegevensuitwisseling is rekening gehouden met de in acht te nemen zorgvuldigheid ten aanzien van de privacy-aspecten.

Het voorschrift moet adequate en effectieve waarborgen bevatten tegen ongeoorloofde inbreuken:

In het wetsvoorstel is bepaald dat de houder van de gegevens, het ministerie van VROM, ten behoeve van een getrouwe weergave van de uitvoering en een effectief uitvoeringsproces, alsmede omtrent de verzonden huursubsidieberichten er een zodanige administratie op na houdt dat de juiste, volledige en tijdige vastlegging van alle hiermede gepaard gaande gegevens en bescheiden is gewaarborgd. De huurders die menen dat op ongeoorloofde wijze inbreuk wordt gemaakt op hun privacy vinden hierin onder meer een waarborg tegen deze inbreuk. Voorts wordt hiermede de gang van zaken transparant gemaakt (zie hierna).

Tot slot: door een exacte afbakening van rechten en plichten van alle betrokkenen worden waarborgen gecreëerd tegen mogelijk verdergaande acties van betrokkenen en wordt voorkomen dat niet-betrokkenen zich kunnen mengen in het «proces». Door het voorgestelde nieuwe systeem van gegevensuitwisseling komen alle benodigde gegevens samen bij het ministerie van VROM. Hierdoor wordt voorkomen dat de gegevens worden verzameld door en toegankelijk zijn voor verscheidene partijen. Voormeld systeem op zich bevat dus al de nodige waarborgen tegen mogelijk ongeoorloofde inbreuken.

De privacy-inbreuk moet worden gerechtvaardigd door een «pressing social need» en moet in overeenstemming zijn met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit:

De Registratiekamer geeft voorts aan, dat in het kader van de «pressing social need» het van belang is exact te bepalen welke de belangen zijn die worden gediend met de inrichting van de betreffende huursubsidie-organisatie. Deze dienen een eventuele inbreuk op de privacy te kunnen rechtvaardigen. De introductie van het «Eos»-project is, zoals vermeld, mede ingegeven door een taakstelling uit het regeerakkoord. Het «Eos»-project levert substantiële besparingen op, zowel aan de kant van het ministerie van VROM, als ook aan de kant van gemeenten en verhuurders. Daarnaast is het doel van dit project te komen tot een modernisering van de huidige uitvoeringsorganisatie, zodat de Huursubsidiewet meer efficiënt, meer effectief en meer klantvriendelijk kan worden uitgevoerd. Voorts levert het de huurder aanzienlijke voordelen op indien het toezenden van een huursubsidiebericht door het ministerie van VROM in de plaats komt van het telkenmale moeten aanvragen van huursubsidie. Dit laatste speelt alleen al vanwege het feit dat op deze nieuwe wijze zonder aanvraag de huursubsidie tot in lengte van dagen zal worden gecontinueerd, uiteraard indien ook aan alle overige vereisten voor het verkrijgen van huursubsidie wordt voldaan. Een te late indiening van de aanvraag zal niet meer (kunnen) voorkomen. Indien de huurder in het voorafgaande jaar huursubsidie heeft ontvangen, wordt de huursubsidie daarna automatisch gecontinueerd, tenzij de huurder expliciet op het aan hem toegezonden huursubsidiebericht aangeeft geen huursubsidie meer te willen ontvangen.

Door de wijziging in de gegevensuitwisseling kan ook sneller worden beschikt. De verscheidene gegevens worden vooraf opgevraagd. Voor de huurder betekent dit een grotere zekerheid ten aanzien van het recht op huursubsidie. De tijd dat de huurder op de beschikking moet wachten wordt drastisch bekort. Voorts zal, doordat de controles van de gegevens vooraf plaatsvinden en mede hierdoor eerder beschikt kan worden, het aantal terugvorderingen in aantal en omvang afnemen.

Samenvattend kan gesteld worden, dat voor de regering de rechtvaardiging in de verbetering van de efficiency, de effectiviteit en het realiseren van een moderne en breed inzetbare organisatie ligt. Voor de burger betekent dit een grotere klantvriendelijkheid.

Daarnaast is een niet onbelangrijk neveneffect dat de voorgestelde werkwijze in het algemeen bijdraagt aan het tegengaan van het niet-gebruik van de subsidieregeling, hetgeen ook kan worden gezien als een maatschappelijk na te streven doelstelling. Immers, daar waar de huurder in voorkomende gevallen recht heeft op huursubsidie, dient hem de mogelijkheid hiertoe min of meer te worden aangereikt. Aan de betreffende huurder wordt – zonder dat hij daartoe zelf actie behoeft te ondernemen – automatisch een huursubsidiebericht toegezonden. Behoudens tegenbericht zal aan hem – indien wordt voldaan aan alle vereisten in het kader van de Huursubsidiewet – huursubsidie worden toegekend.

Deze aspecten vormen de basis van en de rechtvaardiging voor de wettelijke vastlegging van deze specifieke vorm van gegevensuitwisseling.

Het vorenstaande toont aan dat de door de regering genomen maatregelen in een juiste verhouding staan tot de te bereiken doelen, te weten een meer efficiënte en effectieve uitvoeringsorganisatie van de huursubsidie en een daarmee gepaard gaande grotere klantvriendelijkheid. Voorts kan het als een trend worden beschouwd dat ten behoeve van met name opsporing, controle, efficiency-verhoging, en pro-actieve dienstverlening, een toenemende behoefte aan het uitwisselen van gegevens bestaat. Uiteraard mag dit niet ten koste gaan van de privacy-belangen.

In dit kader vinden, zoals vermeld in de paragraaf «De gegevensuitwisseling», meerdere gesprekken met een zogenoemd «Consumentenpanel», met vertegenwoordigers van verscheidene consumentenorganisaties, plaats. Alhier worden de verscheidene aspecten van deze nieuwe huursubsidie-organisatie uitvoerig besproken. De consequenties voor de betrokkenen worden onder meer tijdens deze overlegsituaties in kaart gebracht en afgewogen.

Voorts vindt op uitgebreide schaal voorlichting richting direct betrokkenen plaats.

Beginsel van «doelbinding»:

Ten aanzien van de privacyaspecten dient de uiterste zorgvuldigheid in acht te worden genomen. In dit kader wordt in het wetsvoorstel expliciet vermeld welke personen en instanties van doen hebben met deze gegevensuitwisseling, zodat volstrekt duidelijk is ten aanzien van wie en door wie de betreffende gegevensuitwisseling zal plaatsvinden. Voorts is in het wetsvoorstel bepaald dat de betreffende gegevens enkel zullen worden opgevraagd ten aanzien van de huishoudens van die huurders die een huursubsidiebericht zullen ontvangen en dat deze alleen zullen worden aangewend ten behoeve van het verzenden van voormeld huursubsidiebericht. Uitgangspunt is dan ook dat slechts die gegevens worden gebruikt, welke noodzakelijk zijn voor het bepalen van het recht op en het berekenen van het bedrag aan huursubsidie. Ten aanzien van de uitwisseling van inkomensgegevens met dat bepaalde doel is met de Belastingdienst reeds overeenstemming bereikt. Hiervoor wordt verwezen naar de paragraaf «De gegevensuitwisseling».

Beginsel van transparantie:

Er dient openheid te zijn over gegevensverwerkingen en de doeleinden hiervan. Voor de te treffen wettelijke voorziening geldt met name dat de gegevensuitwisseling zo specifiek mogelijk dient te worden aangeduid. Hiervoor is onder «Beginsel van «doelbinding»» reeds aangegeven dat uit het wetsvoorstel blijkt welke personen van doen hebben met deze nieuwe wijze van gegevensuitwisseling en ten behoeve van welk doel deze gegevens worden aangewend. Een waarborg voor transparantie wordt voorts nog bereikt doordat in het wetsvoorstel is bepaald dat het ministerie van VROM ten behoeve van een getrouwe weergave van de uitvoering en een effectief uitvoeringsproces, alsmede omtrent de verzonden huursubsidieberichten een juiste en volledige administratie voert.

De uitwisseling van gegevens waarbij derden betrokken zijn die niet direct van invloed zijn op de huursubsidieverstrekking (onderhuurders) wordt tegengegaan. Hierin zal worden voorzien door eerst te controleren welke bewoners tot het huishouden, als gedefinieerd in de Huursubsidiewet, behoren, alvorens het huursubsidiebericht te verzenden. Indien sprake is van een onderhuursituatie, waarvan de gegevens nodig zijn voor de berekening van het bedrag aan huursubsidie (artikel 5, vierde lid, van de Huursubsidiewet bepaalt dat de rekenhuur wordt verminderd met een bedrag dat evenredig is met het gedeelte van de woning dat is onderverhuurd), dient de huurder dit onder toepassing van artikel 30a, vierde lid, van het wetsvoorstel, onder meezending van het betreffende huurcontract aan Onze Minister kenbaar te maken.

Via het huursubsidiebericht zullen gegevens over het inkomen van medebewoners worden verstrekt aan de huurder. Dit is niet te voorkomen. Ook de inkomens van medebewoners worden immers tot het rekeninkomen gerekend. Door een beroep te doen op huursubsidie wordt impliciet geaccepteerd, dat de inkomens van alle tot dat huishouden gerekende personen bekend zijn. Overigens, normaliter zal de huurder/ «aanvrager» eventuele medebewoners hiervan in kennis stellen.

Verhuurders en gemeenten ontvangen geen inkomensgegevens.

Zij zullen de gegevens betreffende de huurprijs en de samenstelling van het huishouden rechtstreeks doorgeven aan het ministerie van VROM. Verder zullen zij mutaties die optreden in de gegevens van huursubsidiegerechtigden spontaan doorgeven aan het ministerie van VROM.

In het wetsvoorstel is deze gegevensuitwisseling zo specifiek mogelijk aangeduid. Hetzelfde geldt voor de convenanten die met de Belastingdienst, de VNG en de verhuurders zijn afgesloten. De aard van de uitwisseling wordt nauwkeurig omschreven en de noodzaak wordt toereikend onderbouwd.

Gegevensuitwisseling met de Belastingdienst:

Ten aanzien van de gegevensuitwisseling met de Belastingdienst heeft de Registratiekamer nog enkele aparte kanttekeningen gemaakt.

Het was, aldus de Registratiekamer, gebruikelijk dat de Belastingdienst achteraf gegevens ter beschikking stelde voor verificatie. De gegevensuitwisseling ter controle van de aanvraag wordt nu verschoven van achteraf naar eerder in het proces. Dit betekent een meer pro-actief gebruik van fiscale gegevens.

De Registratiekamer vraagt zich in dit kader af, of inkomenscontrole vóóraf, aan de hand van inkomensgegevens over het voorafgaande jaar, voldoende effectief is om de uitwisseling van gegevens te rechtvaardigen.

Hierbij dient te worden opgemerkt, dat ook in de huidige situatie inkomenscontroles geautomatiseerd plaatsvinden met behulp van gegevens van de Belastingdienst. Het Sofi-nummer is daarbij de sleutel.

De inkomenscontrole kan op een drietal momenten plaatsvinden, te weten:

vooraf

Bij de controle vooraf vindt de controle over het inkomen in het basisjaar voorafgaand aan de subsidieberekening en -verstrekking plaats. Hierbij is het niet relevant of per aanvraag van alle subjecten een inkomen van de Belastingdienst over het basisjaar bekend is.

tijdens

Indien per aanvraag voor alle subjecten een inkomen van de Belastingdienst over het basisjaar bekend is, dan wordt die aanvraag gedurende het lopende tijdvak gecontroleerd.

achteraf

Afhankelijk van het tijdstip waarop de Belastingdienst het inkomen over het basisjaar heeft vastgesteld, kan dat inkomen ook na afloop van het tijdvak nog worden gecontroleerd.

Gelet hierop zijn er geen nadelen voor de huurder. Wel zijn er voordelen. Immers door de directe uitwisseling kunnen de tijdens- en achterafcontrole grotendeels komen te vervallen. De nieuwe werkwijze is derhalve veel minder arbeidsintensief. Voor de huurder is er het voordeel, dat al snel over een juist belastbaar inkomen wordt beschikt, hetgeen het aantal terugvorderingen zal beperken.

3. Overige wijzigingen

Voor een toelichting op een aantal andere voorgestelde wijzigingen in de Huursubsidiewet, die deels van terminologische en wetstechnische aard zijn, wordt verwezen naar het artikelsgewijze gedeelte van deze memorie van toelichting.

Artikelsgewijs

artikel I, onderdelen A, B, J, L, M en N

algemeen

In het algemeen deel van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Huursubsidiewet per 1 juli 1999 (kamerstukken II 1998/99, 26 437, nr. 3, blz. 4) wordt melding gemaakt van het «Eos»-project. Met dit project wordt gewerkt aan de stroomlijning en modernisering van de uitvoeringspraktijk van de huursubsidie, waarmee een meer efficiënte en klantgerichte organisatie is beoogd.

Eén van de elementen van «Eos» is het creëren van de mogelijkheid om in plaats van het door huurders toezenden van een vervolgaanvraagformulier in voorkomende gevallen ambtshalve huursubsidie toe te kennen aan de hand van de gegevens vermeld op een aan die huurders toegezonden huursubsidiebericht.

In de voorgestelde nieuwe artikelen 30a tot en met 30d van de Huursubsidiewet is deze nieuwe systematiek, die voorlopig voor maximaal 135 000 huurders, die eerder een aanvraag om toekenning van huursubsidie hebben ingediend, gaat gelden, neergelegd. De verdere achtergronden zijn in paragraaf 2 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting uiteengezet («Vervallen van het vervolgaanvraagformulier»).

onderdelen A, L en N

Het huursubsidiebericht, gedefinieerd in het voorgestelde onderdeel f van artikel 1 van de Huursubsidiewet, heeft niet de status van een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en is niet op enig rechtsgevolg gericht. Het huursubsidiebericht dient slechts ter nadere kennisgeving aan de betreffende huurder, zodat deze op de hoogte is van een aantal voor de berekening van de huursubsidie relevante gegevens, in concreto betreffende de samenstelling van het huishouden, zijn inkomen en vermogen, alsmede het inkomen en vermogen van medebewoners en de huurprijs. Voorts wordt in het huursubsidiebericht het op basis van deze gegevens berekende (voorlopige) bedrag aan huursubsidie vermeld (onderdeel A).

het voorgestelde artikel 30a van de Huursubsidiewet

In het voorgestelde nieuwe artikel 30a, eerste lid, van de Huursubsidiewet wordt bepaald dat aan een specifieke groep huurders, die eerder een aanvraag om toekenning van huursubsidie hebben ingediend, een huursubsidiebericht wordt toegezonden. Voor een nadere toelichting van deze specifieke groep huurders zij verwezen naar het gestelde in paragraaf 2 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting («Vervallen van het vervolgaanvraagformulier»).

In het eerste lid van het voorgestelde artikel 30a van de Huursubsidiewet is bepaald dat uiterlijk 1 juli van elk jaar aan die (in eerste instantie «aangewezen») huurders een huursubsidiebericht zal worden gezonden.

Hierdoor kan de huursubsidie zo kort mogelijk na het begin van het tijdvak worden toegekend. Verwezen wordt naar de toelichting op het voorgestelde artikel 30c van de Huursubsidiewet. In de tweede volzin van het eerste lid van artikel 30a van de Huursubsidiewet wordt voorgesteld uitdrukkelijk te bepalen dat de procedure omtrent het toezenden van huursubsidieberichten aan deze groep huurders de procedure aangaande de vervolgaanvraagformulieren vervangt, zodat de artikelen 22a en 28 tot en met 30 van die wet (in eerste instantie) niet van toepassing zijn. Het sluitende stelsel blijkt vervolgens uit het feit dat in het voorgestelde artikel 30c, tweede volzin, van de Huursubsidiewet wordt bepaald dat, indien de betreffende gegevens niet door de bedoelde organen kunnen worden verstrekt, wordt overgegaan op het aan die groep huurders alsnog verstrekken van een vervolgaanvraagformulier. De artikelen 22a, 28, met uitzondering van de tweede volzin van het eerste lid, 29 en 30 zijn alsdan van overeenkomstige toepassing. Artikel 28, eerste lid, tweede volzin, van de Huursubsidiewet wordt uitgesloten, omdat in dit concrete geval, in plaats van het college van burgemeester en wethouders, Onze Minister het betreffende aanvraagformulier zal verstrekken.

In het tweede lid van artikel 30a van de Huursubsidiewet wordt voorgesteld te bepalen dat tegen het huursubsidiebericht geen bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan worden ingesteld (verwezen wordt naar de toelichting bij onderdeel A).

In het derde lid van artikel 30a van de Huursubsidiewet wordt voorgesteld te bepalen dat, indien de huurder zich niet kan vinden in de gegevens, opgenomen in het huursubsidiebericht, omdat hij van mening is dat hij meer huursubsidie dient te ontvangen, de gegevens die hieraan ten grondslag liggen binnen vier weken na de verzending van het huursubsidiebericht aan het ministerie van VROM kenbaar kunnen worden gemaakt.

In het voorgestelde vierde lid is neergelegd dat de huurder de plicht heeft om, indien door hemzelf of door de medebewoners wordt beschikt of redelijkerwijs kan worden beschikt over inlichtingen die kunnen inhouden dat hij op minder huursubsidie aanspraak kan maken dan de huursubsidie die is opgenomen in het huursubsidiebericht, eveneens binnen vier weken na verzending van het huursubsidiebericht, melding te maken van al deze gegevens. Dit betreft de situatie dat de huurder eigenlijk minder rechten op huursubsidie kan doen gelden. Deze bepaling is analoog aan het gestelde in artikel 33, eerste lid, van de Huursubsidiewet, daar waar de huurder en de medebewoners verplicht zijn uit eigen beweging onmiddellijk aan het ministerie van VROM alle inlichtingen te verstrekken die voor de vaststelling van het recht op en de hoogte van de huursubsidie van belang zijn.

In artikel 33, eerste lid, van de Huursubsidiewet is thans een algemene inlichtingenplicht voor de huurder en de medebewoners opgenomen. Ook ten aanzien van de inhoud van het huursubsidiebericht dienen de huurder en de medebewoners uit eigen beweging onmiddellijk alle inlichtingen te verstrekken waarover zij redelijkerwijs kunnen beschikken en die redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor de vaststelling van het recht op en de hoogte van de huursubsidie.

Met het eventueel nalaten om de nodige inlichtingen te verstrekken wordt gelijkgesteld het geval dat de huurder en de medebewoners bewust de melding van onjuistheden en/of onvolledigheden in het huursubsidiebericht achterwege laten. Dit zou wellicht kunnen spelen indien huurder bemerkt dat hij meer huursubsidie krijgt, dan waar hij (naar zijn mening) recht op heeft.

De gronden voor het opleggen van een sanctie wegens het niet verstrekken van inlichtingen worden nader omschreven in artikel 36 van de Huursubsidiewet.

Binnen deze opsomming valt nog niet de mogelijkheid dat de toekenning kan worden herzien nadat mogelijk achteraf is gebleken dat de gegevens in het huursubsidiebericht onjuist waren en huurder wist althans behoorde te weten dat van deze onjuistheden of onvolledigheden sprake was. Dit wordt met de nieuwe formulering van artikel 36, eerste lid, van de Huursubsidiewet en met name onderdeel b rechtgezet.

De wijzigingen onder onderdeel N, onder 2 en 3, lopen hierbij mee (onderdeel N).

Het voorgestelde artikel 30a, vijfde lid, van de Huursubsidiewet bepaalt vervolgens dat in die twee gevallen de door de huurder overgelegde gegevens in combinatie met het huursubsidiebericht worden gecontroleerd, zo nodig bij de «primaire» bronnen.

Indien de door de huurder overgelegde gegevens juist zijn en het huursubsidiebericht in zoverre onjuist, beslist het ministerie van VROM (mede) op basis van die gegevens (voorgesteld artikel 30a, zesde lid, van de Huursubsidiewet). De huurder krijgt in ieder geval geen nieuw huursubsidiebericht toegezonden.

Indien daarentegen de door de huurder overgelegde gegevens niet juist zijn en het huursubsidiebericht juist en volledig is, wordt op basis van het toegezonden huursubsidiebericht beslist. Deze laatste situatie is vergelijkbaar met de situatie waarbij de huurder helemaal niet binnen de daarvoor gestelde termijn van vier weken reageert. Alsdan wordt, zoals vermeld, op basis van de gegevens uit het toegezonden huursubsidiebericht beslist (voorgesteld artikel 30a, zevende lid, van de Huursubsidiewet).

Het is de bedoeling dat de huurder het huursubsidiebericht retourneert indien hij geen huursubsidie wenst te ontvangen. Dit wordt in het huursubsidiebericht vermeld.

In het voorgestelde artikel 30a, achtste lid, van de Huursubsidiewet wordt de termijn aangegeven waarbinnen naar aanleiding van de gegevens op het huursubsidiebericht dient te worden beslist. In afwijking van het bepaalde in artikel 30, tweede lid, van de Huursubsidiewet wordt voor de afdoening een kortere termijn gehanteerd. In plaats van afdoening binnen 15 maanden na de datum van indiening van de aanvraag bij burgemeester en wethouders, wordt thans een termijn voorgesteld van acht weken na het aflopen van de termijn van vier weken, genoemd in het derde en vierde lid van het voorgestelde artikel 30a van de Huursubsidiewet, dan wel binnen acht weken na de peildatum.

In het kader van «Eos» wordt een klantgerichte en een gestroomlijnde organisatie beoogd. Deze kortere termijn van afdoening past in dit beeld.

Deze termijn zal voorts voldoende ruimte bieden om een beslissing te kunnen nemen. Daarbij dient mede in ogenschouw te worden genomen dat in bepaalde gevallen nog een nader onderzoek moet worden gepleegd.

Het aanvangstijdstip van deze termijn van acht weken kan verschillend zijn. In artikel 30a, achtste lid, van de Huursubsidiewet wordt voorgesteld het aanvangstijdstip afhankelijk te stellen van een tweetal momenten, te weten het moment van het verstrijken van de hiervoor vermelde vier weken-termijn, dan wel het moment van de peildatum.

Deze tweedeling heeft te maken met het feit dat het ministerie van VROM op de peildatum nog een (tweede) toets moet uitvoeren aangaande de in de GBA op die peildatum opgenomen gegevens. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat na het uiterlijk op 1 juli aan de huurder zenden van het huursubsidiebericht, de reactie van de huurder pas rond 1 augustus binnen is, waarna de acht weken-termijn gaat lopen.

Om te voorkomen dat hierdoor op enig moment een situatie ontstaat dat in het ene geval een langere termijn van afdoening zou kunnen gelden dan in het andere geval, wordt in het achtste lid van het voorgestelde artikel 30a van de Huursubsidiewet bepaald dat de termijn van acht weken begint te lopen vanaf het moment van òf het einde van de vier weken-termijn na verzending van het huursubsidiebericht òf de peildatum. De regeling is zodanig opgezet dat de acht weken-termijn begint te lopen vanaf het moment dat het verste in de tijd ligt.

het voorgestelde artikel 30b van de Huursubsidiewet

Ten behoeve van het huursubsidiebericht dienen die gegevens te worden verzameld en geanalyseerd op basis waarvan het recht op en de hoogte van de huursubsidie kan worden vastgesteld. Uit het systeem van de Huursubsidiewet volgt dat voor het vaststellen van het recht op en de hoogte van de huursubsidie gegevens benodigd zijn betreffende de samenstelling van het huishouden, het inkomen, het vermogen en de huurprijs.

De gegevens betreffende de samenstelling van het huishouden, het inkomen en de huurprijs zullen rechtstreeks worden betrokken van zogenoemde «primaire bronnen». De gegevens betreffende het vermogen worden door het ministerie van VROM aangeleverd en door de Belastingdienst gecontroleerd. De achterliggende gedachte hierbij is dat deze gegevens, die nauwelijks aan enige wijziging onderhevig zijn, worden overgenomen van het eerste aanvraagformulier.

De gegevens betreffende het woonadres van de huurder en de gegevens van de overige op dat adres als ingezetene ingeschreven personen zullen worden verstrekt uit de gemeentelijke basisadministraties. De gegevens betreffende het inkomen zullen door de Rijksbelastingdienst worden aangeleverd. De gegevens betreffende de huurprijs zijn afkomstig van de verhuurders. De maximaal 135 000 huurders die een huursubsidiebericht zullen ontvangen, huren bij toegelaten instellingen.

De betreffende huurder ontvangt uiteindelijk een huursubsidiebericht waarin zijn vermeld de gegevens omtrent de samenstelling van het huishouden, de huurprijs, het inkomen en het vermogen van dat huishouden en de op basis van deze gegevens berekende huursubsidie.

Zoals reeds in paragraaf 2 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting vermeld («Vervallen van het vervolgaanvraagformulier»), is de beoogde gang van zaken omtrent deze gegevensuitwisseling voorgelegd aan de Registratiekamer. De Registratiekamer stelt met name in het advies d.d. 31 augustus 1999 rondom deze gegevensuitwisseling onder meer als vereiste dat een en ander wordt vastgelegd in een wettelijke bepaling. Met het voorgestelde artikel 30b van de Huursubsidiewet is hieraan voldaan. Voor het overige zij nog verwezen naar het gestelde in voormelde paragraaf 2.

het voorgestelde artikel 30c van de Huursubsidiewet

De «primaire» bronnen zullen voor 15 juni de benodigde gegevens betreffende de bewoningssituatie, het inkomen, en de huur moeten aanleveren, zodat het ministerie van VROM tijdig weet of alle gegevens compleet zijn en dus kan worden overgegaan tot het zenden van een huursubsidiebericht, dan wel dat de gegevens niet compleet zijn en het ministerie van VROM moet overgaan tot het alsnog verzenden van een vervolgaanvraagformulier. De procedure betreffende de verdere afhandeling hiervan, zoals in de artikelen 22a, 28, met uitzondering van de tweede volzin van het eerste lid, 29 en 30 van de Huursubsidiewet opgenomen, is in dat geval van overeenkomstige toepassing (voorgesteld artikel 30c, tweede volzin, van de Huursubsidiewet).

het voorgestelde artikel 30d van de Huursubsidiewet

In het voorgestelde artikel 30d van de Huursubsidiewet wordt bepaald dat ten behoeve van een getrouwe weergave van de uitvoering en een effectief uitvoeringsproces, alsmede omtrent de verzonden huursubsidieberichten een zodanige administratie dient te worden gevoerd dat de juiste, volledige en tijdige vastlegging terzake de gegevens en bescheiden die verband houden met het huursubsidiebericht is gewaarborgd.

onderdelen B, J en M

Nu naast het op aanvraag huursubsidie toekennen ook de mogelijkheid moet worden geopend dat ambtshalve huursubsidie wordt toegekend, wordt voorgesteld om in artikel 7, eerste lid, van de Huursubsidiewet de woorden «ambtshalve of» toe te voegen, zulks – zoals vermeld – om aan te geven dat het mogelijk verstrekken van huursubsidie aan een aantal huursubsidiegerechtigden ook op een andere wijze dan op aanvraag kan plaatsvinden (onderdeel B).

Om aan te geven dat in hoofdstuk 6 ook de materie omtrent het huursubsidiebericht is opgenomen, wordt voorgesteld in het opschrift van dit hoofdstuk de term «huursubsidiebericht» op te nemen (onderdeel J).

De wijziging in artikel 31, derde lid, van de Huursubsidiewet is in dit kader van wetstechnische aard (onderdeel M).

artikel I, onderdeel C

In artikel 10, eerste lid, van de Huursubsidiewet werd per 1 juli 1997 bepaald dat alleen huursubsidie wordt toegekend aan huurders die de Nederlandse nationaliteit bezitten, anderszins als Nederlander worden behandeld of vreemdeling zijn, in welk laatste geval zij rechtmatig in Nederland moeten verblijven of, na dat rechtmatig verblijf, een procedure moeten hebben gestart om (weer) in Nederland te worden toegelaten. Hierdoor worden de huurders die niet aan deze criteria voldoen van huursubsidie uitgesloten.

Per 1 juli 1999 dienden ook de medebewoners aan deze vereisten te voldoen. Dit werd met name ingegeven door het feit dat anders huishoudens met niet rechtmatig in Nederland verblijvende medebewoners huursubsidie zouden ontvangen, hetgeen in strijd zou zijn met de doelstelling van de wet van 26 maart 1998, Stb. 203, tot wijziging van de Vreemdelingenwet en enige andere wetten teneinde de aanspraak van vreemdelingen jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen, uitkeringen, ontheffingen en vergunningen te koppelen aan het rechtmatig verblijf van de vreemdeling in Nederland (de zogenoemde Koppelingswet).

Derhalve dienden ook, om het huishouden in aanmerking te brengen voor huursubsidie, medebewoners (niet-zijnde Nederlander) rechtmatig verblijf in de zin van artikel 1b, aanhef en onder 1, van de Vreemdelingenwet te houden.

Gebleken is echter dat indertijd de Huursubsidiewet strikter is aangepast dan was bedoeld. De huidige tekst sluit namelijk bepaalde categorieën medebewoners uit, die weliswaar niet de status hebben als bedoeld in artikel 1b, aanhef en onder 1 (toegelaten vreemdelingen en Gemeenschapsonderdanen), van de Vreemdelingenwet, maar wel een andere rechtmatige status. Het gaat om de groepen, als bedoeld in artikel 1b, onder 2 (voorwaardelijk toegelaten vreemdelingen), 3 (asielzoekers in procedure, niet-asielzoekers in procedure en voortgezette verblijvers), 4 (vreemdelingen in vrije termijn) of 5 (beletsel tegen uitzetting) van de Vreemdelingenwet. Volgens de Vreemdelingenwet zijn vreemdelingen met een permanente èn met een tijdelijke verblijfsstatus rechtmatig in Nederland, zodat de uitsluiting van medebewoners onder deze laatste categorieën een te strakke doorvoering van de Koppelingswet, voormeld, is.

De bedoeling van de Koppelingswet en de Huursubsidiewet is dat alleen groepen aanvragers met niet-rechtmatige medebewoners van huursubsidie worden uitgesloten.

Het voorgestelde eerste lid van artikel 10 van de Huursubsidiewet bepaalt dan ook dat aan huurders, zijnde aanvragers, slechts huursubsidie wordt verstrekt indien zij de Nederlandse nationaliteit bezitten of op grond van een wettelijke bepaling als zodanig worden behandeld of rechtmatig in Nederland verblijven, conform het gestelde in artikel 1b, aanhef en onder 1, van de Vreemdelingenwet. Daarnaast wordt aan huurders, voornoemd, huursubsidie verstrekt indien zij, na rechtmatig verblijf te hebben gehouden, tijdig toelating in aansluiting op dat verblijf hebben aangevraagd dan wel bezwaar hebben gemaakt of beroep hebben ingesteld tegen de intrekking van de toelating. Er kan aan de huurder/aanvrager huursubsidie worden toegekend totdat op de aanvraag tot toelating of het bezwaar of beroep is beslist op voorwaarde dat hem huursubsidie is (of wordt) verstrekt voor het subsidietijdvak waarin hij voor het laatst rechtmatig verblijf hield.

Indien het huishouden van huurders/aanvragers in aanmerking wenst te worden gebracht voor huursubsidie dienen ook de zich op de peildatum in het huishouden bevindende medebewoners te voldoen aan de hiervoor gestelde vereisten, met dien verstande dat bij de medebewoners sprake is van rechtmatig verblijf, indien zij voldoen aan het gestelde in artikel 1b, aanhef en onder 1, 2, 3, 4 of 5, van de Vreemdelingenwet. Aan de huurder/aanvrager wordt derhalve geen huursubsidie verstrekt indien een of meer medebewoners niet rechtmatig in Nederland verblijven.

Het tweede lid van artikel 10 van de Huursubsidiewet wordt dienovereenkomstig aangepast. Het derde lid van artikel 10 van de Huursubsidiewet komt hierdoor te vervallen.

artikel I, onderdeel D

Door de voorgestelde wijziging wordt de schrijfwijze van getallen in de Huursubsidiewet verder geüniformeerd.

artikel I, onderdelen E, I en K

In artikel 26, eerste lid, van de Huursubsidiewet (de zogenoemde hardheidsclausule) is een regeling voor de toepassing van die clausule neergelegd die betrekking heeft op zowel de huursubsidie als de bijzondere bijdrage in de huurlasten (vangnetregeling). Dit werkt in de praktijk onduidelijkheid in de hand. Daarom wordt voorgesteld artikel 26 te splitsen.

Bij deze splitsing, waarbij slechts redactionele aanpassingen worden voorgesteld, wordt het gedeelte dat betrekking heeft op de vangnetregeling vastgelegd in een nieuw artikel 26g (onderdelen E en I).

De artikelen 29, vierde lid, en 30, derde lid, van de Huursubsidiewet worden dienovereenkomstig aangepast (onderdeel K).

artikel I, onderdeel F

In artikel 26b, derde lid, van de Huursubsidiewet worden ten behoeve van de bijzondere bijdrage in de huurlasten enkele artikelen uit de Huursubsidiewet van overeenkomstige toepassing verklaard.

In de nota van toelichting bij het Besluit vangnetregeling huursubsidie staat onder «Bereik en voorwaarden» onder 2, dat het actuele inkomen niet hoger mag zijn dan het maximum inkomen in de huursubsidie. Hiermee wordt gedoeld op artikel 14 van de Huursubsidiewet. De regeling is derhalve van toepassing voor alle huishoudens voorzover vallend binnen de grenzen van de Huursubsidiewet, die een aanzienlijke daling in het actuele inkomen ondervinden.

Echter, een wettelijke basis hiervoor ontbreekt, wat in artikel 26b, derde lid, van de Huursubsidiewet met een nieuwe volzin wordt rechtgezet.

artikel I, onderdeel G

In artikel 26d, vierde lid, van de Huursubsidiewet staat thans dat burgemeester en wethouders aan de hand van door Onze Minister verstrekte gegevens als bedoeld in artikel 26e, vierde lid, van de Huursubsidiewet onderzoeken of zij een bijzondere bijdrage in de huurlasten hebben toegekend met inachtneming van de juiste gegevens, de zogenoemde «inkomenscontrole».

Ten aanzien van de inkomenscontrole wordt in dit wetsvoorstel geregeld dat de gemeenten zelf, in plaats van het Rijk, zorg dienen te dragen voor de aanlevering van gegevens. Deze aanpassing is ingegeven door signalen van gemeenten en de VNG en komt de uitvoeringspraktijk ten goede. De door de gemeenten en de VNG aangegeven knelpunten omtrent het door het Rijk verstrekken van gegevens omvatten het volgende.

In de eerste plaats is de gegevensvergelijking arbeidsintensief aangezien er geen geautomatiseerde bestandskoppeling is. In de tweede plaats correspondeert het naar een jaar omgerekende jaarinkomen niet met het belastbaar inkomen dat de Belastingdienst hanteert. Tot slot kan de controle pas geruime tijd achteraf plaatsvinden, omdat eerst dan de gegevens bij de Belastingdienst bekend zijn, waardoor de rechtmatigheid van de bijzondere bijdrage in de huurlasten pas later kan worden vastgesteld.

In overleg met de VNG is gezocht naar een meer doelmatige en doeltreffende werkwijze waarbij tijdens de behandeling van de aanvraag de volledigheid van de door de aanvrager verstrekte gegevens kan worden vastgesteld. Deze werkwijze is gebaseerd op gegevensuitwisseling met het Cliënt Volg en CommunicatieSysteem (CVCS) dat in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt uitgevoerd. Het CVCS biedt de gemeenten de mogelijkheid om via een intranetverbinding de actuele gegevens te raadplegen met betrekking tot de werkgevers en/of uitkeringsinstanties van de aanvrager en diens medebewoners. Deze actuele controle is van belang voor de vaststelling van het recht op de bijzondere bijdrage in de huurlasten. Gemeenten kunnen met dit systeem binnen circa zes weken na de inkomensdaling vaststellen of de inkomensopgave volledig is.

Onderzocht wordt hoe en wanneer aansluiting bij het CVCS formeel en feitelijk mogelijk zal zijn in het kader van de vangnetregeling. Tot die tijd kunnen gemeenten de inkomensgegevens opvragen bij het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen (LISV).

Voorgesteld wordt dan ook het vereiste, dat na afloop van het desbetreffende subsidiejaar door burgemeester en wethouders moet worden onderzocht of zij een bijzondere bijdrage in de huurlasten hebben toegekend met inachtneming van de juiste gegevens (juist aan de hand van door Onze Minister verstrekte gegevens) te laten vervallen. Burgemeester en wethouders zullen deze controle moeten uitvoeren aan de hand van gegevens verstrekt door het LISV of, in de toekomst, met behulp van een bepaald systeem.

artikel I, onderdelen H en O

In het voorgestelde vierde lid van artikel 26f van de Huursubsidiewet (onderdeel H, onder 2) wordt bepaald dat burgemeester en wethouders, indien zij de termijn waarbinnen zij de kosten voor uitvoering van de vangnetregeling moeten declareren niet (kunnen) halen, een verzoek om uitstel kunnen indienen. Alsdan zal aan hen een termijn van vier weken vanaf de kennisgeving hiertoe worden gegund om alsnog aan hun verplichting te voldoen.

Vervolgens wordt in het voorgestelde vijfde lid van artikel 26f van de Huursubsidiewet bepaald dat indien burgemeester en wethouders niet voldoen aan het uiterlijk op 30 september volgend op het betreffende subsidiejaar indienen van de declaratie (inclusief bijbehorende verklaring), noch uiterlijk op die datum een verzoek om uitstel hebben ingediend, de door hen gemaakte kosten in verband met de toepassing van artikel 26b van de Huursubsidiewet niet zullen worden vergoed. De eventueel in dit kader aan burgemeester en wethouders verstrekte voorschotten kunnen alsdan worden teruggevorderd.

Met deze aanvullingen wordt duidelijker tot uiting gebracht dat het hier gaat om een uiterste termijn van indiening van de betreffende declaratie en dat een overschrijding van deze termijn uiteindelijk tot het niet vergoeden van de gemaakte kosten en het terugvorderen van de verstrekte voorschotten kan leiden (onderdeel H, onder 1,a, en 2).

Voorgesteld wordt om artikel 37 van de Huursubsidiewet in verband hiermee aan te passen (onderdeel O).

De wijziging van artikel 26f, derde lid, van de Huursubsidiewet betreffende de uitbetaalde bijzondere bijdragen is voorgesteld vanuit wetstechnisch oogpunt (onderdeel H, onder 1,b).

In artikel 26f, derde lid, van de Huursubsidiewet is bepaald dat iedere gemeente bij de opgave betreffende de te declareren kosten een verklaring van een deskundige moet voegen, die is belast met de in artikel 213 van de Gemeentewet voorgeschreven controle omtrent de juistheid van de verstrekte gegevens en de rechtmatigheid van de toegekende bijzondere bijdragen in de huurlasten (zie ook de toelichting bij onderdeel H, onder 1,b).

Gebleken is dat de verstrekking van een accountantsverklaring met name voor de kleinere gemeenten leidt tot in verhouding zeer hoge controlekosten, die niet in verhouding staan tot de gedeclareerde bedragen en de verkregen extra zekerheid. Het aantal controlepunten en de wijze waarop de accountant het onderzoek uit moet voeren is zowel voor grote als kleine aantallen aanvragen gelijk. Bovendien is met het oog op de te verkrijgen betrouwbaarheid het aantal te controleren aanvragen bij kleine gemeenten relatief groter dan bij grote gemeenten. Als gevolg hiervan blijkt dat de onkostenvergoedingen die gemeenten met een klein aantal aanvragers ontvangen niet toereikend zijn om de kosten van de accountant voor die gemeenten te compenseren.

Om die reden is in dit wetsvoorstel de mogelijkheid geboden om te voorzien dat gemeenten in bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen van deze verplichting zijn vrijgesteld (onderdeel H, onder 3; voorgesteld artikel 26f, zesde lid, onder a, van de Huursubsidiewet). Gedacht wordt aan het niet verplicht stellen van de accountantsverklaring indien op jaarbasis in totaal minder dan fl 50 000 door gemeenten wordt gedeclareerd. Het bedrag van fl 50 000 betreft de totale declaratie van de gemeente, te weten de uitbetaalde bijdragen en de vergoeding voor uitvoeringskosten.

In verband met de vaststelling van de rechtmatigheid van de verstrekte bijzondere bijdragen in de huurlasten zullen er door het ministerie van VROM overigens wel steekproefsgewijs controles worden uitgevoerd in de administratie van deze gemeenten. De VNG kan zich met een en ander verenigen.

artikel II

Reeds in juni 2000 zijn aan de huurders de huursubsidieberichten toegezonden. Daarvoor heeft nog de hiervoor benodigde gegevensuitwisseling plaatsgevonden.

Het voorgestelde artikel II bepaalt dat, indien het verzenden van de huursubsidieberichten aan een bepaalde groep huurders krachtens artikel 30a, eerste lid, van de Huursubsidiewet of de gegevensuitwisseling krachtens artikel 30b, eerste lid, van de Huursubsidiewet plaatsvindt vóór de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel, hetgeen dus in casu het geval is, dit verzenden van huursubsidieberichten en de betreffende gegevensuitwisseling wordt aangemerkt als te hebben plaatsgevonden volgens de Huursubsidiewet als gewijzigd door dit wetsvoorstel.

Dit is geregeld om te voorkomen dat, bij een inwerkingtreding van dit wetsvoorstel na die verzending en gegevensuitwisseling, een en ander niet rechtsgeldig zou hebben plaatsgevonden.

artikel III

In artikel 19, eerste lid, van de Huurprijzenwet woonruimte wordt thans onder meer bepaald dat er tussen het doen van een voorstel tot wijziging van de huurprijs en de voorgestelde ingangsdatum een maand moet liggen.

In het kader van «Eos» wordt er naar gestreefd om huurders, die eerder een aanvraag om toekenning van huursubsidie hebben ingediend, half mei van elk jaar in kennis te stellen van de gegevens betreffende hun bewoningssituatie, inkomen, vermogen en huurprijs op de peildatum. Dit geschiedt door middel van een huursubsidiebericht. Zie hiervoor ook het algemeen deel van deze toelichting, alsmede het artikelsgewijze deel onder artikel I, onderdelen A, B, J, L, M en N.

Nu de verhuurder, als zijnde «primaire» bron, als gevolg hiervan reeds in mei gegevens betreffende de mogelijk per 1 juli geldende huurprijs moet aanleveren, is het niet mogelijk dat tussen het doen van het voorstel tot wijziging van de huurprijs en de voorgestelde ingangsdatum (meestal 1 juli) slechts een maand ligt. Derhalve wordt voorgesteld om in plaats van een termijn van een maand, een termijn van twee maanden in artikel 19, eerste lid, van de Huurprijzenwet woonruimte op te nemen, zodat het voorstel tot wijziging van de huurprijs en dus de mogelijk nieuw geldende huurprijs per 1 juli, uiterlijk 30 april bij het ministerie van VROM en ook bij de huurder bekend is.

Voorgesteld wordt deze wijziging eerst per 1 juli 2001 of per 1 juli van een later jaar in te laten gaan. Dit heeft te maken met het feit dat voor het komende tijdvak per 1 juli 2000 niet alle verhuurders in staat zullen zijn de betreffende gegevens reeds in april bekend te maken. Voorts heeft het nog niet invoeren van deze wijziging per 1 juli 2000 te maken met het feit dat verhuurders in het kader van de Wet op het overleg huurders verhuurder reeds afspraken en planningen voor het volgende jaar hebben gemaakt, waarvan zonder krachtige inspanningen (onder meer administratieve) niet kan worden afgeweken.

Wel wordt betreffende dit tijdvak op vrijwillige basis uitdrukkelijk gestreefd naar het zo spoedig mogelijk toezenden van de betreffende huurprijsgegevens.

artikel IV

Het is de bedoeling dat de wijzigingen in de Huursubsidiewet, die verband houden met het vervallen van het vervolgaanvraagformulier voor bepaalde huurders, zo spoedig mogelijk in werking treden. Dit heeft onder meer te maken met het feit dat de verzending van de huursubsidieberichten en de daarmee gepaard gaande gegevensuitwisseling reeds in een vroegtijdig stadium heeft plaatsgevonden. De toekenningen van huursubsidie voor het subsidietijdvak dat begint op 1 juli 2000, die volgen op de verzending van de huursubsidieberichten, vinden wellicht reeds plaats voor de inwerkingtreding van het tot wet verheven wetsvoorstel, maar niet voor 1 juli 2000. Daarom wordt voorgesteld de wetswijziging terug te laten werken tot en met die datum, zijnde het tijdstip van aanvang van het subsidietijdvak.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. W. Remkes

Naar boven