nr. 9
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1
heeft bij brief van 2 mei 2001 een aantal vragen voorgelegd aan de minister
van Buitenlandse Zaken ter voorbereiding op de plenaire behandeling van dit
wetsvoorstel.
De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 23 mei 2001.
Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
De Boer
De griffier van de commissie,
Hommes
1
In hoeverre zal Nederland van de Verenigde Staten inzicht
krijgen in de operationele gegevens over de vluchten die vanaf de Nederlandse
Antillen en Aruba worden uitgevoerd, met name als het vluchten boven het vasteland
van Colombia betreft. Hoe wordt gegarandeerd dat gegevens die worden verzameld
tijdens vluchten later niet worden gebruikt bij de voorbereiding van sproeioperaties?
Op basis van het verdrag wordt vóór elke vlucht van de vliegvelden
Hato en Reina Beatrix een vluchtplan aan de Antilliaanse en Arubaanse autoriteiten
overgelegd. De Commandant der Zeemacht in het Caraïbisch Gebied wordt
geïnformeerd over de vluchten die binnen zijn verantwoordelijkheidsgebied
plaatsvinden.
Voor vluchten boven de territoriale wateren en het grondgebied van derde
staten gelden bilaterale afspraken die door de Verenigde Staten met die landen
zijn gemaakt.
Met betrekking tot het tweede onderdeel van de vraag, namelijk hoe te
garanderen dat gegevens die worden verzameld tijdens vluchten later niet worden
gebruikt bij de voorbereiding van sproeioperaties, kan het volgende worden
geantwoord. Het FOL-verdrag beoogt – en ik verwijs daarbij zowel naar
de Memorie van Toelichting als naar de Nota naar aanleiding van het verslag –
de Verenigde Staten toegang tot en het gebruik van de vliegvelden Hato en
Reina Beatrix te verlenen, uitsluitend in verband met drugsbestrijdingstaken
vanuit de lucht bestaande uit waarneming, volgen en indien van toepassing
onderscheppen in de naburige regio.
Over die doelstelling bestaat bij beide partijen (het Koninkrijk en de
Verenigde Staten) geen misverstand.
Het faciliteren van sproeioperaties valt niet binnen de termen van het
FOL verdrag.
2
Wat betekent het feit dat de vluchtplannen niet specifiek
op het volgen van de narcoticaguerilla zijn gericht? Worden tot op heden veel
vluchten boven Colombia uitgevoerd?
Met de zin dat de vluchtplannen niet specifiek zijn gericht op het volgen
van de narcotica guerrilla in Colombia zelf, wordt bedoeld dat het verdrag
niet beoogt guerrillagroeperingen te volgen maar dat het gaat om het volgen
van narcoticatransporten.
Bij het opsporen van dergelijke transporten dient naar het oordeel van
de Nederlandse regering, geen onderscheid gemaakt te worden naar groepen of
individuen. Het belang van het Koninkrijk is er in gelegen dat het transport
van illegale drugs in zijn algemeenheid wordt bemoeilijkt. Het aantal vluchten
boven Colombia vormt een minderheid op het totaal aantal vluchten. Deze vluchten
vinden plaats met toestemming van de Colombiaanse regering en met Colombiaanse
waarnemers aan boord.
3
De F16's die op het vliegveld Hato staan gestationeerd
zullen slechts opereren boven de Caribische Zee. Betekent dit dat deze beperking
van het operatiegebied niet geldt voor de andere toestellen die zijn gestationeerd
op vliegveld Hato en de toestellen die opereren vanaf vliegveld Reina Beatrix?
Om wat voor toestellen gaat het daarbij?
De vluchten die de F16's vanaf het vliegveld Hato uitvoeren zijn om praktische
redenen – de hoge snelheid die door deze toestellen kan worden bereikt – beperkt tot het volgen van vliegtuigen en snelle schepen.
Het verdrag kent geen specifieke bepalingen inzake het operatiegebied. De
F 16's opereren in de praktijk tot nu toe uitsluitend boven zee.
De andere toestellen zijn Amerikaanse patrouillevliegtuigen, transportvliegtuigen
en tankervliegtuigen.
4
Zal het VS-personeel in de praktijk niet praktisch
altijd volledige immuniteit genieten, gezien het feit dat bij drugsbestrijding
moeilijk een grens is te trekken tussen optreden «binnen» en «buiten»
de functie-oefening?
Het zal doorgaans zeer wel mogelijk zijn een onderscheid te maken tussen
overtredingen begaan binnen of buiten de functieuitoefening. In die gevallen
waarbij sprake is van immuniteit bestaat de mogelijkheid dat door de autoriteiten
van het Koninkrijk een verzoek tot het doen van afstand van immuniteit wordt
gedaan.
Het Koninkrijk heeft die bepaling nadrukkelijk willen toevoegen aan de
tekst van het verdrag, teneinde te voorkomen dat het bij ernstige inbreuken
op de rechtorde, of in die gevallen waarin een rechtvacuüm dreigt, niet
tot een proces zou kunnen komen. Onderstreept kan nogmaals worden dat van
straffeloosheid in geen geval sprake kan zijn.
XNoot
1Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), Weisglas (VVD), Van den Berg (SGP),
Van Middelkoop (ChristenUnie), Valk (PvdA), Apostolou (PvdA), Hillen (CDA),
Verhagen (CDA), ondervoorzitter, Hessing (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven
(CDA), Hoekema (D66), Marijnissen (SP), M. B. Vos (GroenLinks), Dijksma
(PvdA), Van 't Riet (D66), Van den Doel (VVD), Koenders (PvdA), De Boer
(GroenLinks), voorzitter, Verburg (CDA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA),
Remak (VVD), Wilders (VVD), Molenaar (PvdA) en De Pater-van der Meer (CDA).
Plv. leden: Dijkstal (VVD), Van Baalen (VVD), De Graaf (D66), Rouvoet
(ChristenUnie), Zijlstra (PvdA), Belinfante (PvdA), Leers (CDA), Eurlings
(CDA), Cherribi (VVD), De Haan (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Van Bommel (SP),
Harrewijn (GroenLinks), Gortzak (PvdA), Ter Veer (D66), Snijder-Hazelhoff
(VVD), Albayrak (PvdA), Van Oven (PvdA), Visser-van Doorn (CDA), Rosenmöller
(GroenLinks), Bussemaker (PvdA), Rijpstra (VVD), Balemans (VVD), Duivesteijn
(PvdA) en Van den Akker (CDA).