nr. 8
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 februari 2001
Naar aanleiding van de brief van de griffier van de vaste commissie voor
Buitenlandse Zaken van 20 februari 2001 (zie bijlage), waarin u vraagt naar
de voorbereidingen in verband met het opzetten van een Forward Operating Location
op Curaçao en daarmee samenhangende aanbestedingen, kan ik u als volgt
informeren.
In genoemde brief wordt bedoeld op de aanbestedingsprocedure die in de
loop van januari 2001 van start ging. Zo heeft een beoordeling van ontwerpen
plaatsgevonden en zijn offertes ingediend. Het sluiten van het contract wordt
door de opdrachtgever, de autoriteiten van de VS, evenwel aangehouden totdat
de gedachtewisseling met het parlement plaats heeft gevonden. Dat is bevestigd
door de Nederlands Antilliaanse autoriteiten. In die zin is er niets veranderd
sinds mijn brief van 8 mei 2000 waarin ik u berichtte dat alle partijen die
bij de voorlopige toepassing van het verdrag zijn betrokken, ervan doordrongen
zijn dat het wetsontwerp aan parlementaire goedkeuring moet worden onderworpen
en dat van voldongen feiten geen sprake zal zijn. In dat licht heeft de VS
geen grote investeringen ten behoeve van de FOL's gedaan. Duidelijk is immers
dat een eventueel financieel risico geheel voor rekening van de opdrachtgever
zal komen.
De nota naar aanleiding van het verslag is u toegegaan.1
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen
BIJLAGE
Den Haag, 20 februari 2001
Aan de Minister van Buitenlandse Zaken
Namens de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken vraag ik uw aandacht
voor het volgende. Reeds geruime tijd geleden is de goedkeuringswet voor het
verdrag Forward Operating Location (FOL) bij de Tweede Kamer ingediend. De
vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, die is belast met het voorbereiden
onderzoek, is sinds enige tijd in afwachting van de nota naar aanleiding van
het verslag. Uit allerlei berichten blijkt dat al reeds is begonnen met de
voorbereidingen van het project. Zo zou op 15 maart aanstaande bekend worden
gemaakt wie het project als hoofdaannemer mag doen, waarna de bouw op 16 april
gaat beginnen.
De commissie stelt het op prijs per ommegaande van u te vernemen hoe bovenstaande
valt te rijmen met een afspraak tussen u en de Kamer dat de voorbereidingen,
c.q. aanbesteding pas zouden beginnen nadat het debat tussen regering en parlement
over de goedkeuring van het verdrag is afgerond. Dit debat is voorzien voor
25 april aanstaande.
Tenslotte verzoekt de commissie u de nota naar aanleiding van het verslag
zo spoedig mogelijk aan de Kamer te doen toekomen.
De griffier van de commissie,
Hommes