27 214
Wijziging van de Provinciewet in verband met vermindering van het aantal leden van provinciale staten en gedeputeerde staten

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 10 april 2001

1. Algemeen

Met genoegen bied ik u hierbij de nota naar aanleiding van het verslag aan in verband met het wetsvoorstel tot wijziging van de Provinciewet in verband met vermindering van het aantal leden van provinciale staten en gedeputeerde staten.

De leden van de fractie van de PvdA hadden met instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel; de leden van de VVD-fractie en de D66-fractie hadden met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel; de leden van de CDA-fractie hadden met enige reserve kennisgenomen van het wetsvoorstel; de leden van de fractie van GroenLinks waren niet pertinent tegen het voorstel, maar waren van mening dat nog geen overtuigende argumenten zijn aangedragen; de leden van de fractie van GPV en RPF hadden gemengde gevoelens over het voorstel; de leden van de SGP-fractie hadden met belangstelling, maar niet met instemming kennisgenomen van het voorstel. Gaarne ga ik hieronder in op de verschillende aspecten met betrekking tot het voorstel en de gestelde vragen. Bij de beantwoording heb ik de vragen zo veel mogelijk gerangschikt volgens de onderwerpen in de memorie van toelichting.

2. Relatie met dualisering

De fracties van CDA, PvdA, VVD, D66 en GroenLinks stelden vragen, die betrekking hebben op de relatie van dit wetsvoorstel met de voorgenomen dualisering van het provinciaal bestuur. De leden van de D66-fractie vroegen of er ten behoeve van ontwikkeling in dualistische richting reeds plannen zijn om de toedeling van bevoegdheden van provinciale staten aan gedeputeerde staten ter hand te nemen door middel van wettelijke aanpassingen. Naar aanleiding van deze vragen merk ik in de eerste plaats in algemene zin op dat een tweetal wetsvoorstellen wordt voorbereid met het oog op deze dualisering. Nog dit jaar zal een wetsvoorstel tot wijziging van de Provinciewet (Wet dualisering provinciaal bestuur) worden ingediend. Dit wetsvoorstel zal grote gelijkenis vertonen met het wetsvoorstel dualisering gemeentebestuur dat thans voor advies voorligt bij de Raad van State. Verder is een wetsvoorstel dualisering provinciale medebewindsbevoegdheden in voorbereiding. Beide wetsvoorstellen zullen erin voorzien dat concrete bestuursbevoegdheden bij gedeputeerde staten worden geconcentreerd. Daarmee wordt een dualistische functiescheiding aangebracht tussen provinciale staten (regelgeving en controle) en gedeputeerde staten (bestuur).

De leden van de CDA-fractie vroegen hoe dit wetsvoorstel een bijdrage levert aan de veranderingen, zoals beoogd in de kabinetsreactie op het rapport van de Staatscommissie «Dualisme en lokale democratie» en zien graag aangetoond hoe de verkleining van het aantal leden zich verhoudt met de beoogde taakwijziging van provinciale staten en de positie van de leden van gedeputeerde staten. Daarnaast waren zij van mening dat taakuitbreiding of rolverzwaring van de provincie zich niet mag beperken tot rolverzwaring voor gedeputeerde staten en vroegen zij hoe de voorgenomen uitbreiding van het provinciale takenpakket te rijmen is met de voorgenomen verkleining van provinciale staten. Naar aanleiding hiervan merk ik het volgende op. In het rapport van de Staatscommissie «Dualisme en lokale democratie» is geen verband gelegd tussen dualisering van het provinciaal bestuur en de omvang van provinciale en gedeputeerde staten. Evenmin is dat in het kabinetsstandpunt het geval geweest. Los van het voornemen tot dualisering is er om in de memorie van toelichting aangegeven en in deze nota verder uitgewerkte redenen, aanleiding om tot verkleining van provinciale staten over te gaan. Het streven naar dualisering van de verhoudingen binnen het provinciebestuur heeft geen zelfstandige, laat staan een doorslaggevende rol gespeeld bij het voorstel tot verkleining van de staten. Wel laat de voorziene taakverschuiving tussen provinciale en gedeputeerde staten zich goed verenigen met een verkleining van de omvang van provinciale staten. Die taakverschuiving houdt globaal in dat de bestuursbevoegdheden worden geconcentreerd bij gedeputeerde staten, en provinciale staten zich concentreren op hun controlerende, verordenende en budgettaire bevoegdheden, die zullen worden versterkt. Een en ander betekent dat provinciale staten hun taak op een andere wijze moeten gaan vervullen: meer als een politiek orgaan, minder als medebestuurder.

De leden van de fracties van PvdA en GroenLinks vroegen aandacht voor versterking van de controlerende bevoegdheid. De leden van de fractie van GroenLinks vroegen de Kamer te informeren over de extra instrumenten die de statenleden kunnen worden geboden ten behoeve van effectieve controle.

Ik hecht grote waarde aan versterking van de controlerende bevoegdheid van provinciale staten. Met het wetsvoorstel dualisering provinciaal bestuur, dat is aangekondigd in het kabinetsstandpunt Dualisme en lokale democratie, zal hierin naar verwachting dan ook worden voorzien. Het gaat hierbij onder andere om de invoering van een onderzoeksrecht en de plicht van gedeputeerde staten provinciale staten eigener beweging te informeren over alles wat voor de uitoefening van hun taak nodig is. Ook het voorstel voor een verplichte provinciale rekenkamer zal bijdragen aan een betere controle op gedeputeerde staten. Naast deze formele bevoegdheden dienen provinciale staten ook vanuit een andere rolopvatting hun controlerende taak uit te voeren. Daarvoor is ook een cultuurverandering nodig. Verder zal naar verwachting onder andere worden voorzien in een recht op ambtelijke bijstand alsmede de figuur van de eigen statengriffier (te vergelijken met de raadsgriffier voor gemeenteraden). Ook kunnen provinciale staten op de provinciale begroting middelen reserveren voor eigen (extern) onderzoek en het inhuren van contra-expertise. Daarnaast zullen zoals hiervoor al is opgemerkt ook de verordenende en budgettaire bevoegdheden worden versterkt. Het voert te ver daarop in het verband van dit wetsvoorstel uitvoerig in te gaan. Met deze maatregelen worden de voorwaarden geschapen voor een betere vervulling van de vertegenwoordigende en controlerende functie van provinciale staten.

Tenslotte merk ik in dit verband naar aanleiding van de vraag van de VVD-fractie naar het verband tussen ontvlechting van het lidmaatschap van gedeputeerde en provinciale staten en het aantal statenleden op, dat door de ontvlechting het aantal leden van provinciale staten niet zal afnemen. Het aantal leden van provinciale staten vloeit rechtstreeks voort uit de Provinciewet en staat vast. Daarnaast is er een evenals thans door provinciale staten vast te stellen aantal gedeputeerden, met dit verschil dat zij niet langer tevens lid van provinciale staten zullen zijn. Ik heb niet het voornemen het aantal statenleden in het wetsvoorstel dualisering provinciaal bestuur verder te verminderen, zoals ik evenmin het voornemen heb voorstellen te doen om het aantal raadsleden te verminderen in het licht van de dualisering van het gemeentebestuur.

3. Vergroting van bestuurskracht en slagvaardigheid en het meer sturen op hoofdlijnen

Diverse fracties stelden vragen over vergroting van bestuurskracht en slagvaardigheid in relatie tot verkleining van provinciale staten. Verder werd de vraag gesteld hoe ook naast de verwachte positieve werking in verband met de vermindering van het aantal leden een verandering in de bestuurscultuur in provinciale staten en het sturen op hoofdlijnen bevorderd kan worden. De leden van de VVD-fractie vroegen om een nadere motivering van de stelling dat het scheiden van hoofdlijnen en details leidt tot een betere herkenbaarheid en vroegen ook of bij het argument van de betere herkenbaarheid de grotere letterlijke en figuurlijke afstand waarmee statenleden te maken hebben is meegewogen. Zij vroegen voorts welke relatie er ligt tussen de cultuurverandering en de vermindering van het aantal statenleden. Zij wilden weten waar de kritische grens ligt en bij welke vermindering er nog een cultuuromslag plaats zal hebben. De leden van de CDA-fractie vroegen naar voorbeelden waarmee kan worden onderbouwd dat verkleining van provinciale staten leidt tot vergroting van de slagvaardigheid en bestuurskracht en wilden weten waarom een kleiner aantal statenleden ertoe leidt dat het nemen van besluiten minder tijd kost. Ook vroegen zij door welke aspecten de slagvaardigheid wordt bepaald en waarom door de regering alleen kwantitatieve aspecten, het aantal leden van provinciale staten, worden genoemd. De leden van de fractie van GroenLinks misten een oorzakelijk verband tussen de vermindering van het aantal leden van provinciale staten en de vergroting van de bestuurskracht en het sturen op hoofdlijnen. Het probleem ligt naar hun mening het meest bij de grote fracties, waar de woordvoerders slechts minimale deelportefeuilles beheren. Kleinere fracties moeten zich nu al beperken tot de hoofdlijnen. Zij vroegen of ik het standpunt deel dat het probleem zich bij de grote fracties concentreert. De leden van de SGP-fractie vroegen naar het oordeel van provinciale en gedeputeerde staten op het wetsvoorstel. Ook vroegen zij aan de hand van voorbeelden aannemelijk te maken dat gedeputeerde staten en provinciale staten zich dermate met details bezighouden dat verkleining voor de hand ligt.

De herkenbaarheid van individuele leden van provinciale staten hangt onder meer samen met de rolopvatting van statenleden. De rollen van statenleden waren tot nu toe zowel het zijn van medebestuurder als van controleur. In het rapport van de Staatscommissie Dualisme en lokale democratie wordt op basis van een onderzoek van het SGBO in de onderzoeksbijlage bij dit rapport geconcludeerd dat statenleden geneigd zijn zich in de eerste plaats op te stellen als medebestuurder en niet als volksvertegenwoordiger met een primair controlerende verantwoordelijkheid (p. 503). De groeiende nadruk op het regisserende en integrerende karakter van de provinciale bestuurslaag en de centrale rol daarbij van de dagelijks bestuurders vraagt om een meer controlerende rol van provinciale staten. Het sturen op hoofdlijnen kan bijdragen aan het scheiden van beleid en uitvoering, en van regelgeving en bestuur. De controlerende rol van provinciale staten wordt hiermee versterkt. Indien de leden van provinciale staten zich meer beperken tot de hoofdlijnen van het beleid, kunnen zij meer afstand houden van bestuurders en zich meer als controleur dan als medebestuurder manifesteren. De meer controlerende rol van provinciale staten maakt het mogelijk met een kleiner aantal statenleden te werken. De Raad voor het openbaar bestuur is in zijn adviezen «Tussen staat en electoraat» (par. 4.5 en 4.8) van oktober 1998 en «Het bestuurlijk kraakbeen» (par. 6.1) van december 1999 in deze zin ingegaan op het sturen op hoofdlijnen en de herkenbaarheid van provinciale staten.

Voor wat betreft de slagvaardigheid en bestuurskracht van provincies is het niet zo dat een vermindering van het aantal statenleden er zonder meer toe zal leiden dat de slagvaardigheid en bestuurskracht zullen toenemen. Wel wordt een voorwaarde daartoe vervuld. Een te groot aantal statenleden kan immers leiden tot teveel bemoeienis met detailkwesties. Het meer sturen op hoofdlijnen, waaraan de vermindering van het aantal statenleden bijdraagt, zal ertoe kunnen leiden dat het besluitvormingsproces minder tijd kost. Ook het Interprovinciaal Overleg (IPO) merkt in zijn reactie op het wetsvoorstel op dat het van oordeel is dat vermindering van het aantal statenleden voor de bestuurskracht en slagvaardigheid geen panacee is, maar wel een aanzet in de gewenste richting kan geven. De reactie van het IPO, die is opgesteld na raadpleging van alle provinciebesturen, is als bijlage bij het wetsvoorstel gevoegd.

Op de bestuurskracht van provinciebesturen zijn, zoals reeds gesteld, meer factoren van invloed dan alleen de omvang van provinciale staten. Ik verwacht dat ook de voorstellen tot dualisering van het provinciebestuur, waarop in de tweede paragraaf is ingegaan, daaraan een bijdrage zullen leveren. Er kan naar mijn mening dan ook geen algemene uitspraak worden gedaan of het probleem nu bij de grote of bij de kleinere fracties zit. Een voorbeeld van een dergelijke andere factor is de provinciale bestuurscultuur. Zoals reeds gesteld in het kabinetsstandpunt op het advies «Het bestuurlijk kraakbeen» van de Raad voor het openbaar bestuur1 zijn bij de provinciebesturen en het IPO reeds perspectiefrijke ontwikkelingen in gang gezet, die de vernieuwing van de provinciale bestuurscultuur op krachtige wijze stimuleren en ondersteunen. Het belang van deze cultuurverandering wordt onderstreept door de voorgenomen dualisering van het provinciaal bestuur. In IPO-verband is inmiddels een commissie samengesteld om het dualiseringsaspect nader te bestuderen en vorm te geven.

Met de leden van de GroenLinks-fractie ben ik van mening dat provinciale staten soms een tegenwicht kunnen vormen tegenover de stad als dominante factor. Dit geldt dan voor de provincie als bestuurslaag in zijn algemeenheid. Om een tegenwicht te kunnen vormen is van belang dat het provinciebestuur slagvaardig is. Een verkleining van provinciale staten kan daaraan een bijdrage leveren doordat daarmee een van de voorwaarden voor een grotere bestuurskracht, en derhalve ook voor een versterking van de provinciale regierol, wordt vervuld.

4. Varianten

De leden van de VVD-fractie vroegen in hoeverre naast het takenpakket van de provincie ook gekeken is naar de oppervlakte en daarmee verband houdende reisafstanden binnen provincies. Zoals gesteld in de memorie van toelichting hoeft de oppervlakte van een provincie geen relatie te hebben met de hoeveelheid werk van provinciale staten. Niet in te zien is waarom dit een beter criterium zou zijn voor het aantal statenleden dan het aantal inwoners van een provincie. Daarom is niet gekozen het aantal statenleden te koppelen aan de oppervlakte van de provincie. In veel gevallen is het wel zo dat provincies met een hoog inwonertal ook een grotere oppervlakte hebben.

Deze leden vroegen voorts om naast de gepresenteerde varianten een doorrekening te maken waarbij het aantal statenleden varieert tussen 39 en 63. Met betrekking tot dit verzoek merk ik op dat in de notitie «Beperking van het aantal leden van provinciale staten», die mijn ambtsvoorganger op 7 oktober 1999 naar de Tweede Kamer heeft gezonden, drie varianten zijn doorgerekend op de gevolgen voor de samenstelling van provinciale staten. Vervolgens is naar aanleiding van het algemeen overleg over deze notitie een vierde variant doorgerekend, waarna de keuze is gemaakt voor de variant waarbij het minimumaantal zetels op 35 en het maximum aantal zetels op 51 ligt. Uit de doorrekening is geconcludeerd dat alle varianten zich verdragen met de randvoorwaarde van representativiteit van provinciale staten en Eerste Kamer. Onder meer de leden van de VVD-fractie hebben zich tijdens het algemeen overleg over deze notitie uitgesproken voor een verkleining van het aantal leden van provinciale staten overeenkomstig de tweede variant. Gelet op de gevolgde procedure heeft het op dit moment aan de orde stellen van nieuwe varianten niet mijn voorkeur. Een doorrekening van de door deze leden naar voren gebrachte variant is als bijlage I bijgevoegd1. De gevolgen op de samenstelling van de Eerste Kamer zijn zo exact mogelijk aangegeven. Het individuele stemgedrag van statenleden is echter niet volledig voorspelbaar, zoals bijvoorbeeld bij een beperkt aantal gezamenlijke lijsten van kleinere fracties in provinciale staten. Bij de berekening is uitgegaan van de volgende aantallen:

Aantal zetelsbij inwonertal vantot en met
390500 000
43500 0011 000 000
471 000 0011 500 000
511 500 0012 000 000
552 000 0012 500 000
592 500 0013 000 000
63meer dan 3 000 000 

Zoals te verwachten was, blijkt uit de berekening dat deze variant tot gevolg heeft dat er minder eenmansfracties buiten provinciale staten zullen vallen ten opzichte van de in het wetsvoorstel voorgestelde variant. Een maximum aantal statenleden van 63 acht ik echter te hoog. Dat levert slechts een kleine verandering op ten opzichte van de huidige situatie. De omvang van provinciale staten in verhouding tot de grootste gemeenteraden blijft dan in diverse provincies onevenredig groot.

De leden van de CDA-fractie vroegen waarom tot een zo grote aanpassing wordt gekomen en waarom deze aanpassing alleen cijfermatig en niet inhoudelijk wordt onderbouwd. De leden van de fractie van GroenLinks vroegen waarom wordt gekozen voor het maximale aantal van 51 leden en het minimale aantal van 35 (variant 2). De keuze voor de variant waarbij het aantal statenzetels varieert tussen 35 en 51 is ingegeven door de uitkomst van het overleg met de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de notitie «Beperking van het aantal leden van provinciale staten». In deze notitie werd een voorkeur uitgesproken voor de in het wetsvoorstel neergelegde variant. De inhoudelijke overwegingen welke hebben geleid tot deze variant zijn dat een verkleining substantieel moet zijn om effect te kunnen hebben op de slagvaardigheid van het provinciebestuur en het meer sturen op hoofdlijnen. Bij de kleinste omvang van provinciale staten (35 leden) is aangesloten bij de omvang van provinciale staten, zoals deze voor 1962 bestond. Dit aantal is mede van belang in verband met de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer. Een andere overweging om tot een grote aanpassing te komen is dat de grootste gemeenteraden 45 leden tellen, terwijl deze raden meer taken behartigen dan provinciale staten. Het maximum aantal statenleden zou daarom niet teveel moeten liggen boven het maximum aantal raadsleden.

De leden van de GroenLinks-fractie vroegen waarom de grootte van provinciale staten niet wordt verbonden aan de uitkering uit het Provinciefonds en waarom deze grootte niet wordt overgelaten aan de provincie zelf. In de vierde paragraaf van de memorie van toelichting is reeds aangegeven dat niet valt in te zien waarom de hoogte van een uitkering uit het Provinciefonds een beter criterium zou zijn dan het aantal inwoners. De hoogte van deze uitkering hoeft immers geen relatie te hebben met de hoeveelheid werkzaamheden van provinciale staten. De keuze om het aantal statenzetels niet aan provinciale staten zelf over te laten is gemaakt om politisering van de discussie over het aantal benodigde stemmen per zetel te voorkomen. Hoewel ook dan vaststaat wat het minimum aantal zetels moet zijn, zou toch in de discussie een rol kunnen gaan spelen welke politieke partijen eventueel geen deel meer uit zullen maken van provinciale staten. Het mogelijk maken van dergelijke discussies acht ik ongewenst.

De leden van de fractie van GroenLinks was niet duidelijk in hoeverre het toekomstige takenpakket van de provincies nu verkleind of vergroot wordt, waardoor de omvang van provinciale staten nauwelijks kan worden afgestemd op hun taken. Ook de leden van de SGP-fractie vroegen naar aanleiding van de vergelijking met gemeenteraden of nu de omvang van het takenpakket van de provincie maatgevend zou moeten zijn voor de omvang van provinciale staten dan wel het aantal inwoners en vroegen of het niet beter zou zijn om inhoudelijk te analyseren hoe provinciale staten in vergelijking met gemeenteraden functioneren om op basis daarvan te bezien of aanpassing van het aantal leden noodzakelijk is.

Voor de omvang van provinciale staten acht ik het aantal inwoners een beter criterium dan het aantal taken, aangezien de taakomvang per provincie zich niet niet objectief is vast te stellen, laat staan wijzigingen daarvan. Ik wijs erop dat – ook bij een vergroting van het provinciale takenpakket – provincies een veel kleiner aantal taken behartigen dan grote gemeenten. Het grotere aantal leden van provinciale staten ten opzichte van gemeenteraden wordt door de taakomvang niet gerechtvaardigd.

5. Gevolgen voor de Eerste Kamer en representativiteit van provinciale staten

De leden van de PvdA-fractie vroegen of de functie ook meegewogen is die provinciale staten hebben bij het kiezen van de Eerste Kamer en vroegen naar de mening van de regering over de vermindering van de aantallen statenleden in relatie tot het kiezen van de leden van de Eerste Kamer.

De leden van de fractie van GroenLinks vroegen zich af of het voorstel niet het gevaar in zich heeft dat de pluriformiteit van de vertegenwoordiging van provinciale staten in het geding komt, omdat de varianten nadelig zijn voor de kleine fracties. Ook wilden deze leden graag een overzicht zien van de gevolgen van de tweede variant op basis van de laatste verkiezingsuitslagen voor provinciale staten en voor de samenstelling van de Eerste Kamer. Zij misten dit overzicht in de door de Kamer ontvangen bijlagen. Zij vroegen hoe de voorgestelde aantallen zich verhouden tot het gegeven dat Drenthe naar rato van het aantal inwoners over ruim vier maal zo veel statenleden beschikt als de provincies Zuid- en Noord-Holland en wat dit betekent voor de waarde van een stem van een Drents statenlid bij de verkiezing van de Eerste Kamer. De leden van de SGP-fractie vroegen of de inbreuk op de representativiteit verantwoord en de prijs van de wetswijziging wel waard is. Ook vroegen zij of de gevolgen voor de vertegenwoordigers van kleine fracties wel acceptabel waren.

Met betrekking tot de representativiteit van provinciale staten merk ik allereerst op dat bij een vermindering van het aantal statenleden niet te voorkomen is dat sommige partijen niet terugkeren in provinciale staten. Het onmiskenbare gevolg van een vermindering van het aantal zetels van provinciale staten is immers dat daardoor meer stemmen nodig zijn om een zetel te behalen. Dit betekent tevens dat zowel grote als kleine partijen zetels kwijt zullen raken. Uitsluitend partijen die nu in de betreffende provinciale staten slechts één zetel bezetten lopen de kans dat zij door verkleining van de omvang van de staten daaruit geheel zullen verdwijnen. Dit betekent niet per definitie dat kleinere provinciale staten niet representatief kunnen worden geacht voor de inwoners van de provincie. Representativiteit betekent in geen enkel stelsel van representatieve democratie dat iedere groepering van enige omvang een zetel verwerft in het vertegenwoordigend orgaan, laat staan dat ieder individu zijn opvattingen min of meer precies moet kunnen terugvinden onder de vertegenwoordigers. Waar het in het Nederlandse stelsel van evenredige vertegenwoordiging om gaat is, dat er niet een onaanvaardbaar hoge drempel wordt opgeworpen om voor een zetel in aanmerking te kunnen komen. Daarvan is bij de voorgestelde verkleining van provinciale staten geen sprake. Het percentage stemmen dat nodig is om in aanmerking te komen voor een statenzetel is vergelijkbaar met het percentage stemmen dat in gemeenten met meer dan 100 000 inwoners nodig is voor een raadszetel. Ik heb hieronder nogmaals weergegeven welke fracties in welke provincies als gevolg van het wetsvoorstel niet terug zouden keren in provinciale staten op basis van de vorige verkiezingsuitslagen1:

ProvincieVerdwijnende fracties uit PS bij voorgestelde variant
Drenthe:Drentse Ouderen Partij
Friesland:FGF, GPV
Gelderland:PNG, Leefbaar Gelderland/De Groenen
Limburg:Nederland Mobiel
Noord-BrabantFBOF, SGP/GPV/RPF
Noord-HollandNederland Mobiel
Utrecht:De Inwonerspartijen
Zuid-Holland:Nederland Mobiel

In de notitie «Beperking van het aantal leden van provinciale staten» is een representatieve vertegenwoordiging bij een verkleining van provinciale staten als randvoorwaarde gesteld. Bij provinciale staten is deze representatieve vertegenwoordiging te meer van belang, aangezien daarmee tevens de toegang tot de Eerste Kamer dient te worden gewaarborgd. De kiesdeler mag derhalve niet dermate hoog komen te liggen dat de afspiegeling van de samenleving in provinciale staten en daarmee de Eerste Kamer in betekenende mate in het gedrang komt. Uitgaande van de verkiezingsuitslag van 1999, zouden echter alle partijen die nu in de Eerste Kamer vertegenwoordigd zijn, ook bij onderhavig voorstel vertegenwoordigd blijven. Het voorstel heeft, uitgaande van de verkiezingsuitslag van 1999, dus niet als consequentie dat de kleinere partijen uit de Eerste Kamer verdwijnen.

Voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer is de invloed per provincie op de samenstelling van de Eerste Kamer evenredig gerelateerd aan het aantal inwoners van de provincie. De waarde van de stem per statenlid wordt bepaald door het aantal inwoners van de provincie te delen door het honderdvoud van het aantal leden van provinciale staten. Een vermindering van het aantal zetels leidt tot een hogere stemwaarde per statenlid, omdat het aantal inwoners dat hij vertegenwoordigt toeneemt. Dat geldt voor ieder statenlid, ongeacht de provincie waarvan hij statenlid is. Per saldo blijft de invloed per provincie op de samenstelling van de Eerste Kamer ongewijzigd. De verdeling van de zetels in de Eerste Kamer op basis van de uitslag van de in 1999 gehouden verkiezing van provinciale staten is bij de in het wetsvoorstel voorgestelde variant als volgt:

PARTIJHUIDIG ZETELAANTAL EKZETELAANTAL EK BIJ VOORSTEL
VVD1920
CDA2020
PvdA1516
GroenLinks88
D6644
GPV/RPF42
SGP22
SP22
OSF11
OLG00
NM-Unie55++00

De berekening van de gevolgen van de in het wetsvoorstel opgenomen variant is als bijlage opgenomen bij de notitie «Beperking van het aantal leden van provinciale staten». Voor de goede orde is de berekening van deze gevolgen van de in het wetsvoorstel opgenomen variant voor de samenstelling van de Eerste Kamer als bijlage II bij deze nota gevoegd. In deze berekening zijn ook de gevolgen per provincie voor de samenstelling van provinciale staten zichtbaar. Opgemerkt zij nog dat de effecten op de samenstelling van de Eerste Kamer zo exact mogelijk zijn weergegeven. Het individuele stemgedrag van statenleden is echter – mede gelet op het geheime karakter van de stemming – niet volledig voorspelbaar. Daarnaast geldt dat bij een beperkt aantal kleinere fracties in provinciale staten niet met zekerheid is te zeggen op welke kandidatenlijsten in de Eerste Kamer zij hun stem hebben uitgebracht.

De leden van de PvdA-fractie vroegen voorts of ik voornemens ben een emancipatie-effectrapportage te laten uitvoeren bij voorliggend voorstel. Deze vraag beantwoord ik ontkennend. Uit een in 1996 uitgevoerde emancipatie-effectrapportage over een kabinetsvoorstel tot wijziging van het kiesstelsel voor de Tweede Kamer kunnen namelijk ook conclusies worden getrokken voor de effecten van onderhavig voorstel op de vertegenwoordiging van vrouwen in provinciale staten. In de rapportage wordt de conclusie getrokken dat een verkleining van het aantal zetels in het algemeen nadelig uitwerkt voor de vertegenwoordiging van vrouwen. Als oorzaak hiervan wordt aangewezen de grotere concurrentie van potentiële kandidaten om gekozen te worden. Vrouwen hebben volgens de rapportage minder hulpbronnen (beroepsopleiding, politieke ambitie, vaardigheden, tijd, etc.) om deze concurrentie aan te gaan. Vrouwelijke kandidaten staan doorgaans ook minder vaak bij de eerste vijf plaatsen op de kandidatenlijst dan mannen.

Overigens zij erop gewezen dat het samenstellen van diverse kandidatenlijsten reeds lange tijd de aandacht van zowel het kabinet als de voorzitters van de politieke partijen heeft, met wie ik op 23 november 2000 ook over dit onderwerp heb gesproken. Zonder uitputtend te willen zijn, noem ik een aantal activiteiten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, zoals genoemd in het Meerjarenbeleidsplan Emancipatie1. Er wordt een leidraad ontwikkeld voor werving en selectie van vrouwelijke en allochtone kandidaten bij iedere verkiezing. Ook wordt de scholing van allochtone vrouwen met een politieke ambitie inmiddels al een aantal jaren financieel ondersteund, evenzeer als de actie «Zij aan zij in de raad» van de werkgroep M/V 50/50. Het onderwerp politieke cultuur vormt een onderdeel van de Vernieuwingsimpuls dualisme en lokale democratie. Een verbetering van de politieke cultuur is van belang voor de aantrekkelijkheid van het vervullen van politieke functies en kan in die zin bijdragen aan een meer veelzijdige samenstelling van vertegenwoordigende lichamen.

De leden van de CDA-fractie vroegen voorts of de regering overweegt ook met betrekking tot de omvang van de Eerste Kamer tot een aanpassing van het aantal leden te komen en zo nee, waarom niet. Ook deze vraag beantwoord ik ontkennend. Ik stel hierbij voorop dat ik geen relatie zie tussen het aantal statenleden per provincie en het aantal Eerste-Kamerleden. Het aantal Eerste-Kamerleden staat dan ook geheel los van dit wetsvoorstel. In dit verband wijs ik ook op de notitie «Reflecties over de positie van de Eerste Kamer» van 18 januari 20002. In deze notitie is mijn ambtsvoorganger onder meer uitgebreid ingegaan op de wijze van samenstelling van de Eerste Kamer. Het huidige aantal van 75 leden wordt in deze notitie niet ter discussie gesteld. Ook in dat verband is derhalve niet overwogen om het aantal leden van de Eerste Kamer te verminderen.

6. Het aantal gedeputeerden

De leden van de PvdA-fractie vroegen wat de argumentatie is om ook een maximum aantal gedeputeerden te geven indien er deeltijdgedeputeerden zijn en vroegen of overwogen is een percentage van het aantal statenleden als maximum van het aantal gedeputeerden te noemen naar het voorbeeld van het aantal voltijdwethouders (20%). De leden van de GroenLinks-fractie vroegen of door de vermindering van het aantal gedeputeerden het dagelijks bestuur van de provincie niet in het gedrang zal kunnen komen en wat de reactie op het voorstel is van de verschillende provinciale gedeputeerden. Zij stelden dat in een duaal stelsel het aantal gedeputeerden ten opzichte van het aantal statenleden geen enkel verschil meer uitmaakt. Tenslotte vroegen deze leden naar mijn opvatting inzake de vraag of de beperking van het aantal deeltijdgedeputeerden met name vrouwen en personen die een parttime functie zoeken, zal weerhouden te solliciteren in een dualistisch stelsel, waarin ook gedeputeerden buiten provinciale staten zouden kunnen worden aangezocht.

Het vaststellen van een maximum aantal gedeputeerden strekt ertoe te voorkomen dat er een onevenwichtige verhouding ontstaat tussen het aantal leden van provinciale staten en het aantal leden van gedeputeerde staten. Daarnaast is in artikel 35 van de Provinciewet tevens een maximum van het aantal deeltijdgedeputeerden bepaald. Deze norm moet voorkomen dat de benoeming van een of meer gedeputeerden in deeltijd leidt tot een aanzienlijke vergroting van de formatieruimte van het college. Een verlaging van het maximum aantal gedeputeerden brengt logischerwijs ook een aanpassing van het maximum aantal gedeputeerden in deeltijd met zich mee. In afwijking van de Gemeentewet is het maximum aantal gedeputeerden niet afhankelijk van het aantal statenleden. Een maximum aantal gedeputeerden van 20% van het aantal statenleden zou in sommige gevallen leiden tot een hoger maximum dan het huidige. Ik ben daarvan geen voorstander. Zoals reeds gesteld in de memorie van toelichting heeft de verlaging op dit moment feitelijk geen gevolgen voor de provincies, aangezien er geen provincies zijn met meer dan acht (voltijd-)gedeputeerden.

Het IPO heeft in zijn advies over het wetsvoorstel aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de voorgestelde vermindering van het maximum aantal (deeltijd-)gedeputeerden. Aangezien in geen enkele provincie het nieuwe maximum van tien gedeputeerden, waaronder gedeputeerden in deeltijd, wordt bereikt, zie ik niet welke negatieve effecten de verlaging van het maximum zou kunnen hebben op het aantal vrouwen dat in de toekomst zal solliciteren naar een functie als gedeputeerde. De provincie Zuid-Holland heeft op dit moment met acht gedeputeerden het grootste college van gedeputeerde staten.

7. De restzetelverdeling bij de verkiezing van provinciale staten

De leden van de D66-fractie zouden in een ruimer verband dan de verkleining van het aantal statenleden graag een toelichting ontvangen van de regering op de wenselijkheid en mogelijkheid van een nieuwe methode om de restzetels te verdelen en meer specifiek in de richting van de door de D66-fractie voorgestelde methode.

Allereerst benadruk ik dat de wijze van verdeling van restzetels slechts een ondergeschikte rol speelt bij de toedeling van zetels. Het overgrote deel van de zetels wordt immers direct toegewezen aan de lijsten op basis van het aantal malen dat de desbetreffende lijst de kiesdeler heeft behaald. Het in Nederland gehanteerde stelsel van de grootste gemiddelden voldoet in het algemeen goed. Dit stelsel geldt niet voor kleine gemeenteraden. Daarop wordt hieronder nader ingegaan. De voorgestelde verkleining van de omvang van provinciale staten is, zoals ook de leden van de fractie van D66 beamen, op zichzelf geen reden voor wijziging van het stelsel van de toedeling van restzetels. Ik zie ook meer in het algemeen geen redenen voor wijziging van de methode van restzeteltoedeling in de door de D66-fractie voorgestane zin. Hoewel een discussie hierover niet in het kader van dit wetsvoorstel zou moeten worden gevoerd, merk ik ter toelichting van mijn standpunt daarover op dat er evenmin als aan het eind van de jaren '80, toen hierover in het kader van de herziening van de Kieswet eveneens van gedachten werd gewisseld, thans redenen voor een verdere verfijning van het systeem van evenredige vertegenwoordiging zijn. Zoals de Kiesraad in zijn advies van 23 mei 2000 over deze aangelegenheid terecht opmerkt, is de geringe afwijking van de evenredigheid in mathematische zin die de geldende restzelverdelingssystemen met zich brengen, geen reden voor een ander standpunt. Ik voeg daaraan toe dat toedeling van restzetels nooit strikt evenredig kan, juist omdat het om de verdeling van resten gaat.

De leden van de GPV- en RPF-fracties stelden voor om de systematiek van de grootste overschotten, zoals ook gebruikt bij kleine gemeenten, te gebruiken bij de verdeling van restzetels bij de verkiezing van leden van provinciale staten en vroegen naar het oordeel van de regering hierover.

De reden voor de keuze van toedeling van restzetels volgens het systeem van de grootste overschotten in kleine gemeenten is geweest, dat daar de kans te groot werd geacht dat een partij die de meerderheid van de stemmen behaalt toch niet de meerderheid van de zetels krijgt. Deze situatie kan zich wel voordoen bij het stelsel van de grootste gemiddelden, met name bij kleine colleges, en niet bij het stelsel van de grootste overschotten. Aan het stelsel van de grootste overschotten kleven echter zodanige nadelen ten opzichte van zogenoemde delerstelsels zoals het stelsel van de grootste gemiddelden, dat ik invoering van dat stelsel voor vertegenwoordigende organen die uit negentien of meer leden bestaan, niet overweeg. Het belangrijkste nadeel is dat zich bij dit stelsel de zogenoemde Alabama-paradox kan voordoen, die inhoudt dat het kan voorkomen dat een partij bij gelijkblijvende politieke verhoudingen juist minder zetels zou krijgen als het vertegenwoordigend orgaan meer zetels zou tellen, of juist meer zetels zou krijgen wanneer het vertegenwoordigend orgaan minder zetels zou tellen. Verder is een nadeel van het stelsel van de grootste overschotten dat het de zetels minder evenredig verdeelt dan een delermethode. Dit vloeit voort uit het feit dat bij toedeling van restzetels op basis van overschotten, geen rekening wordt gehouden met het totale aantal op de lijst uitgebrachte stemmen.

8. Rechtspositie leden provinciale staten

Vrijwel alle fracties legden een verband tussen het wetsvoorstel en de wenselijkheid van verbeteringen van de materiële rechtspositie van statenleden. De leden van de PvdA-fractie vroegen of bij een vermindering van het aantal statenleden de rechtspositie van de leden van provinciale staten moet worden verbeterd en, zo ja, hoe de rechtspositie van deze leden kan worden verbeterd. Zij vroegen naar de visie van de regering op mogelijke verbeteringen en het moment van beschikbaarheid van deze verbeteringen. Daarnaast vroegen zij of de regering van mening is dat het wenselijk is om ook aanbevelingen te doen voor het beperken van de werkdruk en hierover met de provincies van gedachten te wisselen. De leden van de CDA-fractie was niet duidelijk waarom wel wordt gekozen voor vermindering van het aantal statenleden en dus een taakverzwaring van de leden van de kleinere provinciale staten, maar niet voor een verbetering van de rechtspositie en de ondersteuning van deze leden. Ze waren van mening dat in ieder geval het mogelijk vrijvallende budget moet worden aangewend voor verbetering in de rechtspositie van leden van provinciale staten. Ook de leden van de D66-fractie stonden in beginsel positief tegenover de gedachte van het IPO om het budget voor statenleden te handhaven, als het aantal leden van provinciale staten wordt verminderd. De leden van de D66-fractie meenden dat het totale spectrum van bezoldiging, faciliteiten en ondersteuning in deze discussie moet worden betrokken. De leden van de fractie van GroenLinks waren van mening dat de werkdruk eigenlijk nu al te hoog is en dat deze nog groter zou worden in een situatie met minder statenleden. Het tijdsbeslag in de middelgrote en kleinere statenfracties bedraagt volgens deze leden veelal zo'n 15 tot 20 uur per week per fractielid. Het werk beslaat niet alleen het werk in de staten, zo gaven deze leden aan, maar ook werkbezoeken en overleggen. De vergoedingen zouden gebaseerd zijn op 11 uur per week, terwijl in de praktijk sprake is van een 15 tot 20-urige taak per week per fractielid. De leden van de GroenLinks-fractie vroegen waarom de verkleining van provinciale staten niet in samenhang met verbetering van de rechtspositie van en voorzieningen voor statenleden wordt behandeld. De leden van de SGP-fractie stelden eveneens vragen over het verband tussen vermindering van het ledental van provinciale en gedeputeerde staten en de materiële rechtspositie van die leden. Zij vreesden dat vermindering van het aantal leden ertoe zal leiden dat minder politieke ambtsdragers relatief meer werk zullen moeten verrichten. Ze vroegen of de regering niet met hen van mening is dat een verzwaring van de werklast van de statenleden te verwachten valt en dat die een verbetering van de rechtspositie tot gevolg moet hebben.

Met de Tweede Kamer alsmede met het Interprovinciaal Overleg vindt overleg plaats over diverse aspecten van de rechtspositie van de leden van provinciale en gedeputeerde staten. Deze discussie geschiedt overigens in een breder kader en heeft tevens betrekking op bestuurlijke functies bij gemeenten. In het Algemeen overleg met de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is op 11 oktober 2000 de notitie behandeld inzake de rechtspositie van politieke ambtsdragers in gemeenten en provincies1. In deze notitie is ten aanzien van gemeenteraadsleden en leden van provinciale staten gesteld dat de regering hecht aan een sterke maatschappelijke worteling van deze volksvertegenwoordigers. Deze is het best gewaarborgd door een hoofdfunctie elders in de maatschappij. Professionalisering van het raads- en statenlidmaatschap is daarom niet wenselijk. Verbetering van de rechtspositie van de raads- en statenleden dient dan ook niet zozeer te worden gezocht in het verhogen van de vergoedingen. Overigens zou het ook een onwenselijke ontwikkeling zijn als het lidmaatschap van gemeenteraden en provinciale staten – gestimuleerd door hogere vergoedingen – als fulltime werk wordt ingevuld. In de genoemde notitie is uiteengezet dat verbeteringen kunnen worden aangebracht door mogelijke belemmeringen weg te nemen voor kandidaten voor de politieke functies. In het Algemeen overleg heb ik toegezegd om in de loop van het voorjaar 2001 met de Kamer overleg te zullen voeren over de rechtspositionele voorstellen; dit overigens met name in verband met het functiewaarderingsonderzoek wethouders dat nu wordt verricht. Op basis van de rapportage zal in april besluitvorming door het kabinet kunnen plaatsvinden, opdat – in verband met eventuele financiële consequenties – de voorstellen kunnen worden betrokken bij de beraadslagingen over de voorjaarsnota. Behalve de primaire arbeidsvoorwaarden moeten dan ook de secundaire arbeidsvoorwaarden aan de orde komen. Door mij is toegezegd daarnaast ook tot een nader oordeel te komen over de positie van raads- en statenleden. Het voornemen is om tijdig over alle onderwerpen die aan de orde zijn tot beslissingen te komen, zodat voor de volgende verkiezingen duidelijk is verwoord hoe de rechtspositie van politieke ambtsdragers in gemeenten en provincies wordt vormgegeven.

De bovengenoemde rechtspositionele maatregelen kunnen echter niet in direct verband worden gebracht met het onderhavig wetsvoorstel. Het zou in ieder geval onjuist zijn als aan de verkleining van de omvang van provinciale staten een verhoging van de vergoeding van de werkzaamheden wordt gekoppeld. De veronderstelling dat vermindering van het aantal leden van de staten moet leiden tot een taakverzwaring en een verhoging van de werkdruk van de individuele statenleden staat haaks op de doelstellingen van het wetsvoorstel. Uitgangspunt dient te zijn dat statenleden aan hun functie meer als volksvertegenwoordiger invulling geven. Het wetsvoorstel beoogt een randvoorwaarde te bieden voor meer slagvaardigheid en bestuurskracht in de provinciale besluitvorming. Het effect van een verkleining van de staten gaat verloren, wanneer minder statenleden harder gaan werken om hetzelfde werk te blijven doen.

Voor wat betreft de mogelijkheden om de werkdruk van statenleden te beperken wijs ik op de mogelijkheden van provincies om zelf regelingen te treffen met betrekking tot fractie-ondersteuning. Zoals reeds in paragraaf 2 is uiteengezet, is in het voorontwerp van wet dualisering gemeentebestuur daarnaast voorzien in een wettelijk recht van de raad op ambtelijke bijstand.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

BIJLAGE I1 De effecten van een verkleining van de omvang van Provinciale Staten bij minimaal 39 en maximaal 63 zetels

Zeeland Inwoners: 369 900 Kiesgerechtigden: 280 000 Opkomst: 134 525

Kiesdeler: 3449

 Stemmen  Gem.per zetel +1Gem. aantal stemmen bij toewijzing van volgende restzetelTotaalPS'99Verschil
VVD27 6238,0183 069  2 762 910– 1
CDA27 2127,8973 4023 024  2 721910– 1
PvdA23 5856,8463 369 2 948  78– 1
SGP18 0325,2353 005    57– 2
D665 2481,5212 624    110
Gl/Delta Anders11 3103,2832 828    34– 1
RPF/GPV8 3582,4222 786    23– 1
ZVV10 8133,1332 703    34– 1
  3935     3947 

Drenthe Inwoners: 464 700 Kiesgerechtigden: 307 000 Opkomst: 186 644

Kiesdeler: 4786

 Stemmen  Gem.per zetel +1Gem. aantal stemmen bij toewijzing van volgende restzetelTotaalPS'99Verschil
PvdA53 61111,20114 468 4 124   1215– 3
VVD40 3948,4484 4884 039    911– 2
CDA38 3268,0084 258  3 833  910– 1
D6612 6552,6424 218     23– 1
GPV/RPF10 7332,2423 578     23– 1
GroenLinks16 6883,4934 172     35– 2
OPD10 5032,1923 501     23– 1
Drentse Ouderen Partij3 7340,7803 734     01– 1
  3936      3951 

Flevoland Inwoners: 306 750 Kiesgerechtigden: 213 500 Opkomst: 91 252 Kiesdeler: 2340

 Stemmen  Gem.per zetel +1Gem. aantal stemmen bij toewijzing van volgende restzetelTotaalPS'99Verschil
VVD27 07111,57112 256  2 082 1 9341314– 1
CDA16 2066,9362 3152 026    710– 3
PvdA16 0716,8762 296 2 009   78– 1
D666 3952,7322 132   1 599 330
RPF/GPV7 7073,2931 927     34– 1
AOV/Unie 55+/Sen.20002 7361,1711 368     110
GroenLinks10 1854,3542 037     45– 1
SGP3 5451,5211 773     12– 1
  3934      3947 

1 De inwonertallen zijn gelet op artikel 1, tweede lid, van de Provinciewet de aantallen van 1 januari 1998 (CBS) m.u.v. Flevoland. Bij deze provincie is uitgegaan van 1 januari 1999. De kiesdeler is afgerond op hele getallen.

Friesland Inwoners: 618 100 Kiesgerechtigden: 483 000 Opkomst: 254 260 Kiesdeler: 5913

 Stemmen  Gem.per zetel +1Gem. aantal stemmen bij toewijzing van volgende restzetelTotaalPS'99Verschil
CDA77 81113,16135 558   5 187  1418– 3
PvdA64 01010,83105 8195 334    4 9241214– 2
VVD40 1226,7965 732 5 015    79– 2
FNP21 3213,6035 330      34– 1
D668 5501,4514 275      110
GroenLinks22 2663,7735 567  4 453   45– 1
RPF/SGP9 3671,5814 684      12– 1
FGF5 2720,8905 272      01– 1
GPV5 5410,9405 541    2 771 110
  4337       4355 

Inwoners: 1 895 700 Kiesgerechtigden: 1 450 000 Opkomst: 677 734

Kiesdeler: 13 289

 Stemmen  Gem.per zetel +1Gem. aantal stemmen bij toewijzing van volgende restzetelTotaalPS'99Verschil
VVD154 49511,631112 875 11 884    1218– 6
CDA167 31512,591212 870  11 951  11 1541419– 5
PvdA125 5799,45912 558   11 416  1014– 4
D6637 5102,82212 503    9 378 34– 1
RPF/GPV40 4233,04310 106      35– 2
SGP36 5512,75212 184     9 13834– 1
GroenLinks64 4594,85412 89210 743     57– 2
PNG11 6300,88011 630      01– 1
SP20 2621,52110 131      12– 1
Leefbaar Gelderland/De Groenen8 6650,6508 665      01– 1
  5144       5175 

Groningen Inwoners: 558 000 Kiesgerechtigden: 440 000 Opkomst: 226 398

Kiesdeler: 5265

 Stemmen  Gem.per zetel +1Gem. aantal stemmen bij toewijzing van volgende restzetelTotaalPS'99Verschil
PvdA66 70412,67125 131 4 765  4 447 1417– 3
VVD41 1217,8175 1404 569     811– 3
CDA43 1738,2084 797   4 317  911– 2
D6611 9162,2623 972      23– 1
GPV14 1632,6924 721     3 54134– 1
GroenLinks25 5374,8545 107  4 256   56– 1
SP7 5631,4413 782      12– 1
RPF/SGP5 9701,1312 985      110
  4337       4355 

Limburg Inwoners: 1 137 900 Kiesgerechtigden: 904 000 Opkomst: 384 098 Kiesdeler: 8172

 Stemmen  Gem.per zetel +1Gem. aantal stemmen bij toewijzing van volgende restzetelTotaalPS'99Verschil
CDA131 19116,05167 717   7 288 1723– 6
VVD72 2358,8488 026 7 224   912– 3
PvdA59 3017,2677 413    6 589810– 2
PNL34 6424,2446 928     46– 2
D6619 0332,3326 344     23– 1
GroenLinks31 1373,8137 784  6 227  45– 1
OU55/SOL8 0500,9908 0504 025    110
SP16 4172,0125 472     220
Nederland Mobiel7 3190,9007 319     01– 1
  4742      4763 

Noord-Brabant Inwoners: 2 319 300 Kiesgerechtigden: 1 730 000 Opkomst: 802 963 Kiesdeler: 14 599

 Stemmen  Gem.per zetel +1Gem. aantal stemmen bij toewijzing van volgende restzetelTotaalPS'99Verschil
CDA269 05718,431814 161    13 4531928– 4
VVD188 05212,881214 46613 432    1319– 2
PvdA137 3939,41913 739     914– 1
D6646 3023,17311 576     340
AOV/Unie55+/Senioren200017 3871,1918 694     110
GroenLinks69 4774,76413 895    11 58057– 1
SP43 3552,97214 452 10 839   340
Fed. Brabantse Onafh. Fracties14 3100,98014 310  7 155  110
SGP/GPV/RPF14 2060,97014 206   7 103 110
  5549      5579 

Noord-Holland Inwoners: 2 486 100 Kiesgerechtigden: 1 818 600 Opkomst: 773 574 Kiesdeler: 14 065

 Stemmen  Gem.per zetel +1Gem. aantal stemmen bij toewijzing van volgende restzetelTotaalPS'99Verschil
VVD224 96615,991514 06013 233   12 498 1724– 7
PvdA152 18110,821013 835 12 682    1116– 5
CDA130 4579,28913 046     11 8601014– 4
D6654 8293,90313 707   10 966  45– 1
GroenLinks110 2417,84713 780  12 249   812– 4
AOV/OuderenUnie 55+20 9551,49110 478      12– 1
RPF/GPV/ SGP19 8141,4119 907      12– 1
SP25 4191,81112 710     8 473220
NH Anders/ De Groenen17 5991,2518 800      110
Nederland Mobiel11 7290,83011 729      01– 1
  5548       5579 

Overijssel Inwoners: 1 063 500 Kiesgerechtigden: 800 000 Opkomst: 402 898 Kiesdeler: 8572

 Stemmen  Gem.per zetel +1Gem. aantal stemmen bij toewijzing van volgende restzetelTotaalPS'99Verschil
CDA135 33615,79158 495 7 961   7 5191722– 5
VVD71 4098,3387 934     7 141912– 3
PvdA74 3238,6788 258    7 432 912– 3
D6616 9251,9718 4635 642     220
RPF19 8032,3126 601      23– 1
GPV16 7621,9618 381  5 587   23– 1
GroenLinks33 4193.9038 355   6 684  45– 1
SGP13 5521,5816 776      12– 1
SP11 1791,3015 590      12– 1
  4740       4763 

Utrecht Inwoners: 1 088 600 Kiesgerechtigden: 812 212 Opkomst: 388 866 Kiesdeler: 8274

 Stemmen  Gem.per zetel +1Gem. aantal stemmen bij toewijzing van volgende restzetelTotaalPS'99Verschil
VVD103 15512,47127 935 7 368  6 0681418– 4
CDA76 4439,2497 644  6 949  1013– 3
PvdA56 8506,8768 1217 106    710– 3
D6628 7893,4837 197     35– 2
GroenLinks51 0766,1767 297     68– 2
RPF/GPV27 2773,3036 819     34– 1
SGP15 2101,8417 605   5 070 220
SP12 0851,4616 043     12– 1
de Inwoners-partijen7 5550,9107 555    3 778110
  4741      4763 

Zuid-Holland Inwoners: 3 359 000 Kiesgerechtigden: 2 350 000 Opkomst: 1 047 763 Kiesdeler: 16 631

 Stemmen  Gem.per zetel +1Gem. aantal stemmen bij toewijzing van volgende restzetelTotaalPS'99Verschil
VVD284 31917,101715 796   14 964 14 216 1924– 5
CDA195 84611,781116 32115 065   13 989  1316– 3
PvdA189 67011,401115 806  14 590    1216– 4
D6668 1104,10413 622       45– 1
SGP55 9353,36313 984       35– 2
RPF/GPV53 6843,23313 421       34– 1
SP39 0202,35213 007       23– 1
GroenLinks97 4505,86516 242 13 921     68– 2
Nederland Mobiel13 7150,82013 715       01– 1
Onafhankelijken ZH23 1521,39111 576       110
  6357        6383 

De effecten van een verkleining van de omvang van Provinciale Staten op de samenstelling van de Eerste Kamer bij minimaal 39 en maximaal 63 zetels

Zeeland Inwoners 370 334 Stemwaarde 95

 ZetelsVVDCDAPvdAGLD66GPV/RPFSGPSPOLGOSFNM-Unie55+
VVD9855          
CDA9 855         
PvdA7  665        
SGP5      475    
D661    95      
Gl/Delta Anders3   285       
RPF/GPV2     190     
ZVV3         285 
 39           

Drenthe Inwoners 466 695 Stemwaarde 120

 ZetelsVVDCDAPvdAGLD66GPV/RPFSGPSPOLGOSFNM-Unie55+
PvdA12  1 440        
VVD91 080          
CDA9 1 080         
D662    240      
GPV/RPF2     240     
GroenLinks3   360       
OPD2         240 
 43           

Flevoland Inwoners 306 750 Stemwaarde 79

 ZetelsVVDCDAPvdAGLD66GPV/RPFSGPSPOLGOSFNM-Unie55+
VVD131 027          
CDA7 553         
PvdA7  553        
D663    237      
RPF/GPV3     237     
AOV/Unie 55+/Sen.20001          79
GroenLinks4   316       
SGP1      79    
 39           

Friesland Inwoners 620 940 Stemwaarde 144

 ZetelsVVDCDAPvdAGLD66GPV/RPFSGPSPOLGOSFNM-Unie55+
CDA14 2 016         
PvdA12  1 728        
VVD71 008          
FNP3         432 
D661    144      
GroenLinks4   576       
RPF/SGP1     144     
GPV1     144     
 43           

Gelderland Inwoners 1 906 099 Stemwaarde 374

 ZetelsVVDCDAPvdAGLD66GPV/RPFSGPSPOLGOSFNM-Unie55+
VVD124 488          
CDA14 5 236         
PvdA10  3 740        
D663    1 122      
RPF/GPV3     1 122     
SGP3      1 122    
GroenLinks5   1 870       
SP1       374   
 51           

Groningen Inwoners 559 715 Stemwaarde 130

 ZetelsVVDCDAPvdAGLD66GPV/RPFSGPSPOLGOSFNM-Unie55+
PvdA14  1 820        
VVD81 040          
CDA9 1 170         
D662    260      
GPV3     390     
GroenLinks5   650       
SP1       130   
RPF/SGP1     130     
 43           

Limburg Inwoners 1 138 846 Stemwaarde 242

 ZetelsVVDCDAPvdAGLD66GPV/RPFSGPSPOLGOSFNM-Unie55+
CDA17 4 114         
VVD92 178          
PvdA8  1 936        
PNL4         1 060 
D662    484      
GroenLinks4   968       
OU55/SOL1          242
SP2       484   
 47           

Noord-Brabant Inwoners 2 336 867 Stemwaarde 425

 ZetelsVVDCDAPvdAGLD66GPV/RPFSGPSPOLGOSFNM-Unie55+
CDA19 8 075         
VVD135 525          
PvdA9  3 825        
D663    1 275      
Fed. Brabantse Onafh. Fracties1         425 
GroenLinks5   2 125       
SP3       1 275   
AOV/Unie55+/Senioren20001          425
SGP/GPV/RPF1     425     
 55           

Noord-Holland Inwoners 2 501 274 Stemwaarde 455

 ZetelsVVDCDAPvdAGLD66GPV/RPFSGPSPOLGOSFNM-Unie55+
VVD177 735          
PvdA11  5 005        
CDA10 4 550         
D664    1 820      
GroenLinks8   3 640       
AOV/OuderenUnie 55+1          455
RPF/GPV/SGP1     455     
SP2       910   
NH Anders/De Groenen1         455 
 55           

Overijssel Inwoners 1 070 189 Stemwaarde 228

 ZetelsVVDCDAPvdAGLD66GPV/RPFSGPSPOLGOSFNM-Unie55+
CDA17 3 876         
VVD92 052          
PvdA9  2 052        
D662    456      
RPF2     456     
GPV2     456     
GroenLinks4   912       
SGP1      228    
SP1       228   
 47           

Utrecht Inwoners 1 098 470 Stemwaarde 234

 ZetelsVVDCDAPvdAGLD66GPV/RPFSGPSPOLGOSFNM-Unie55+
VVD143 276          
CDA10 2 340         
PvdA7  1 638        
D663    702      
GroenLinks6   1 404       
RPF/GPV3     702     
SGP2      468    
SP1       234   
de Inwonerspartijen1        234  
 47           

Zuid-Holland Inwoners 3 376 137 Stemwaarde 536

 ZetelsVVDCDAPvdAGLD66GPV/RPFSGPSPOLGOSFNM-Unie55+
VVD1910 184          
CDA13 6 968         
PvdA12  6 423        
D664    2 144      
SGP3      1 608    
RPF/GPV3     1 608     
SP2       1 072   
GroenLinks6   3 216       
Onafhankelijken ZH1        536  
 63           

Totaal aantal uitgebrachte stemmen 157 670 Kiesdeler 2102

 VVDCDAPvdAGLD66GPV/RPFSGPSPOLGOSFNM-Unie55+
Aantal stemmen40 44840 83330 83416 3228 9796 6993 9804 7077702  8971 201
 19,2419,4214,677,764,273,191,892,240,371,380,57
 19191474312010
Gem. per zetel +12 0222 0422 0562 0401 7961 67519901 5697701 4011 201
Restzetel 1  1 927        
Restzetel 2 1 944         
Restzetel 3   1 814       
Restzetel 41 926          
Restzetel 5      1 327    
Totaal20201584322 1 
EK'9919201584422 1 

BIJLAGE II De effecten van een verkleining van de omvang van Provinciale Staten op de samenstelling van de Eerste Kamer

Voorstel II 5 klassen (minimaal 35 en maximaal 51 zetels)

Zeeland Inwoners 370 334 Stemwaarde 106

 ZetelsVVDCDAPvdAGLD66GPV/RPFSGPSPOLGOSFNM-Unie55+
VVD8848          
CDA7 742         
PvdA6  636        
SGP5      530    
D661    106      
Gl/Delta Anders3   318       
RPF/GPV2     212     
ZVV3         318 
 35           

Drenthe Inwoners 466 695 Stemwaarde 133

 ZetelsVVDCDAPvdAGLD66GPV/RPFSGPSPOLGOSFNM-Unie55+
PvdA11  1 463        
VVD81 064          
CDA7 931         
D662    266      
GPV/RPF2     266     
GroenLinks3   399       
OPD2         266 
 35           

Flevoland Inwoners 306 750 Stemwaarde 88

 ZetelsVVDCDAPvdAGLD66GPV/RPFSGPSPOLGOSFNM-Unie55+
VVD11968          
CDA7 616         
PvdA6  528        
D662    176      
RPF/GPV3     266     
AOV/Unie 55+/Sen.20001          88
GroenLinks4   348       
SGP1      88    
 35           

Friesland Inwoners 620 940 Stemwaarde 159

 ZetelsVVDCDAPvdAGLD66GPV/RPFSGPSPOLGOSFNM-Unie55+
CDA13 2 067         
PvdA11  1 749        
VVD71 113          
FNP3         477 
D661    159      
GroenLinks3   477       
RPF/SGP1     159     
 39           

Gelderland Inwoners 1 906 099 Stemwaarde 443

 ZetelsVVDCDAPvdAGLD66GPV/RPFSGPSPOLGOSFNM-Unie55+
VVD114 873          
CDA12 5 316         
PvdA9  3 987        
D662    886      
RPF/GPV2     886     
SGP2      886    
GroenLinks4   1 772       
SP1       443   
 43           

Groningen Inwoners 559 715 Stemwaarde 144

 ZetelsVVDCDAPvdAGLD66GPV/RPFSGPSPOLGOSFNM-Unie55+
PvdA12  1 728        
VVD81 152          
CDA8 1 152         
D662    288      
GPV2     288     
GroenLinks5   720       
SP1       144   
RPF/SGP1     144     
 39           

Limburg Inwoners 1 138 846 Stemwaarde 265

 ZetelsVVDCDAPvdAGLD66GPV/RPFSGPSPOLGOSFNM-Unie55+
CDA16 4 240         
VVD82 120          
PvdA7  1 855        
PNL4         1 060 
D662    530      
GroenLinks3   795       
SP2       530   
OU55/SOL1          265
 43           

Noord-Brabant Inwoners 2 336 867 Stemwaarde 497

 ZetelsVVDCDAPvdAGLD66GPV/RPFSGPSPOLGOSFNM-Unie55+
CDA17 8 449         
VVD125 964          
PvdA8  3 976        
D663    1 491      
GroenLinks4   1 988       
SP2       994   
AOV/Unie55+/Senioren20001          497
 47           

Noord-Holland Inwoners 2 501 274 Stemwaarde 532

 ZetelsVVDCDAPvdAGLD66GPV/RPFSGPSPOLGOSFNM-Unie55+
VVD157 980          
PvdA10  5 320        
CDA8 4 256         
D663    1 596      
GroenLinks7   3 742       
AOV/OuderenUnie 55+1          532
RPF/GPV/SGP1     532     
SP1       532   
NH Anders/De Groenen1         532 
 47           

Overijssel Inwoners 1 070 189 Stemwaarde 249

 ZetelsVVDCDAPvdAGLD66GPV/RPFSGPSPOLGOSFNM-Unie55+
CDA16 3 984         
VVD81992          
PvdA8  1992        
D662    498      
RPF2     498     
GPV2     498     
GroenLinks3   747       
SGP1      249    
SP1       249   
 43           

Utrecht Inwoners 1 098 470 Stemwaarde 255

 ZetelsVVDCDAPvdAGLD66GPV/RPFSGPSPOLGOSFNM-Unie55+
VVD123 060          
CDA9 2 295         
PvdA7  1 785        
D663    765      
GroenLinks6   1 530       
RPF/GPV3     765     
SGP2      510    
SP1       255   
 43           

Zuid-Holland Inwoners 3 376 137 Stemwaarde 662

 ZetelsVVDCDAPvdAGLD66GPV/RPFSGPSPOLGOSFNM-Unie55+
VVD159 930          
CDA10 6 620         
PvdA10  6 620        
D663    1 986      
SGP3      1 986    
RPF/GPV2     1 342     
SP2       1 342   
GroenLinks5   3 310       
Onafhankelijken ZH1        662  
 51           

Totaal aantal uitgebrachte stemmen 157 557 Kiesdeler 2101

 VVDCDAPvdAGLD66GPV/RPFSGPSPOLGOSFNM-Unie55+
Aantal Stemmen41 06440 66831 63916 1508 7475 8544 2494 4896622 6531 382
 19,5419,3615,067,684,162,792,022,140,321,260,66
 19191574222010
Gem. per zetel +12 0532 0331 9772 0191 7491 9511 4161 4966621 3271 382
Restzetel 11 968          
Restzetel 2 1 937         
Restzetel 3   1 794       
Restzetel 4  1 861        
Totaal20201684222010
EK'9919201584422010

XNoot
1

Kamerstukken II 1999–2000, 26 800 VII, nr. 43.

XNoot
1

In de bijlage is – evenals in de bijlagen bij de notitie «Beperking van de omvang van provinciale staten» – geen rekening gehouden met lijstcombinaties, die invloed hebben op de verdeling van de restzetels.

XNoot
1

Ook hierbij is geen rekening gehouden met de invloed van evt. lijstencombinaties op de verdeling van restzetels.

XNoot
1

Kamerstukken II 2000/2001, 27 061, nr. 3.

XNoot
2

Kamerstukken II, 1999–2000, 26 976, nr. 1.

XNoot
1

Kamerstukken II 2000/2001, 27 263.

Naar boven