27 204
Mensensmokkel

nr. 20
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 april 2005

Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Justitie van 17 maart jl. (Just-23-05) stuur ik u hierbij, mede namens de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, mijn standpunt over het onlangs uitgebrachte rapport «Mensensmokkel in Beeld 2002–2003» van de Dienst Nationale Recherche Informatie (DNRI) van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD). Dit standpunt dient in samenhang gelezen te worden met de antwoorden van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en mij op de vragen van de leden van Heemst en Albayrak (beiden PvdA) over mensensmokkel (Aanhangsel Handelingen II, 2004–2005, nr. 1524), de aanvullende vragen van het lid Smilde (CDA) over het mogelijke misbruik van verloren paspoorten voor mensensmokkel (Aanhangsel Handelingen II, 2004–2005, nr. 1525) en de vragen van het lid De Wit (SP) over mensensmokkelaars en het gebruik van identiteitspassen (Aanhangsel Handelingen II, 2004–2005, nr. 1526).

Het rapport

De strategische criminaliteitsanalyse Mensensmokkel in beeld 2002–2003 is het tweejaarlijkse rapport van de DNRI van het KLPD. De analyse is uitgevoerd in opdracht van het Landelijk Parket van het Openbaar Ministerie. Het rapport heeft als doel een zo omvattend mogelijk beeld te schetsen van de aard en omvang van het verschijnsel mensensmokkel in relatie tot Nederland in 2002 en 2003. Tevens worden uitspraken gedaan over de te verwachten ontwikkeling van mensensmokkel in verband met Nederland voor de komende jaren.

De rapportage is tot stand gekomen op basis van informatie afkomstig van verschillende diensten, zoals regionale politiekorpsen, de Nationale Recherche (DNR), de Koninklijke Marechaussee (KMar), de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD), de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de Arbeidsinspectie. In dit opzicht kan gesproken worden van een ketenbrede rapportage.

De belangrijkste conclusies van het rapport zijn als volgt:

De scherpe daling van asielaanvragen heeft effect op de omvang van mensensmokkel

Veel asielzoekers komen via mensensmokkel naar Nederland. Omdat het aantal asielaanvragen sterk is teruggelopen, wordt in het rapport geconcludeerd dat de omvang van deze vorm van mensensmokkel in relatie tot Nederland in de onderzoeksperiode is afgenomen.

Stijging van het aantal strafrechtelijke onderzoeken

Het aantal afgesloten strafrechtelijke onderzoeken in 2002 en 2003 is sterk gestegen ten opzichte van de twee jaar ervoor. Meer capaciteit bij de opsporingsdiensten is gebruikt voor de opsporing en bestrijding van dit delict.

Meer specialisatie onder mensensmokkelaars

Mensensmokkelaars specialiseren zich meer op één aspect van het smokkelproces, bijvoorbeeld het vervalsen van documenten, het transporteren van gesmokkelden of het voorzien in safehouses. Mensensmokkelaars met een dezelfde nationaliteit verzorgen ook vaker slechts een gedeelte van de smokkelroute, omdat zij daar het best bekend zijn. Zij dragen de begeleiding van de gesmokkelden daarna over op andere mensensmokkelaars.

Toename vermenging nationaliteiten van zowel smokkelaars als gesmokkelden

Mensensmokkelaars van verschillende nationaliteiten weten elkaar vaker te vinden, waardoor vermenging van nationaliteiten onder mensensmokkelaars steeds vaker voorkomt. Mogelijk kan hierdoor ook de toename worden verklaard van het aantal smokkeltransporten waarin vreemdelingen met verschillende nationaliteiten worden aangetroffen.

Nederland van bestemmingsland naar transitland

In grote lijnen blijken de migratiepatronen naar en via Nederland sinds 2000 te veranderen. Daarmee is vanuit een nationaal perspectief bezien het succes zichtbaar geworden van het overheidsoptreden om de stroom van illegale migranten naar Nederland af te remmen. Nederland wordt van een belangrijk bestemmingsland in toenemende mate een transitland voor mensensmokkel richting met name het Verenigd Koninkrijk. De verwachting is dat deze trend de komende jaren niet zal veranderen. Hierbij past de kanttekening dat niet altijd inzichtelijk is in welke mate langs andere wegen dan via de asielprocedure op illegale wijze toegang tot Nederland wordt verkregen.

Gebreken in afstemming tussen ketenpartners

De bestrijding en opsporing van mensensmokkel in Nederland wordt bemoeilijkt door het feit dat tussen de diverse betrokken overheidsinstanties onvoldoende centrale coördinatie plaatsvindt. De afstemming tussen de verschillende diensten behoeft verbetering.

Decentraal beheer informatiehuishouding

De informatiehuishouding met betrekking tot de registratie van incidenten en strafrechtelijke onderzoeken inzake mensensmokkel vindt decentraal plaats en bij verschillende overheidsdiensten. Hierdoor ontbreekt het directe overzicht en is het moeilijk inzicht te krijgen over de omvang en de ontwikkeling van het delict mensensmokkel.

Standpunt

In november 2004 hebben de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ik het eerste Nationaal Dreigingsbeeld zware of georganiseerde criminaliteit aan uw Kamer aangeboden voorzien van onze reactie (Tweede Kamer, 2004–2005, 29 911, nr. 1). In deze reactie hebben wij uw Kamer gemeld dat mensensmokkel één van de speerpunten vormt in de aanpak van georganiseerde misdaad. Daar waar het Nationaal Dreigingsbeeld bijdraagt aan het bepalen van huidige en toekomstige speerpunten in de bestrijding van georganiseerde misdaad, geven de resultaten van het rapport «Mensensmokkel in Beeld 2002–2003» meer en verdiepend inzicht in het verschijnsel mensensmokkel sec.

Mijn eerste beoordeling van het rapport is dan ook dat het rapport een belangrijke bijdrage zal leveren aan het inzicht in mensensmokkel ten behoeve van de aanpak door politie, de KMar, de bijzondere opsporingsdiensten (met name de SIOD), het Openbaar Ministerie en het bestuur. Zo zal op basis van de bevindingen van het rapport door het Openbaar Ministerie worden bezien welke aanpassingen nodig zijn in het opsporings- en vervolgingstraject. Hierbij wordt rekening gehouden met de nieuwe delictsomschrijving in het wetboek van strafrecht die op 1 januari jl. in werking is getreden. Daarbij is het vereiste van winstbejag voor hulp bij illegale toegang en doorreis komen te vervallen en is het uitsmokkelen naar bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk strafbaar geworden. Er zijn dan ook meer strafrechtelijke mogelijkheden voor het aanpakken van mensensmokkel waarbij Nederland als transitland fungeert. Terroristische netwerken kunnen nu ook vervolgd worden voor mensensmokkel bij het organiseren of faciliteren van de illegale in- of doorreis van potentiële terroristen en waarbij er geen sprake is van winstbejag.

Meer in het algemeen geldt dat de uitkomsten, de geschetste ontwikkelingen en gesignaleerde knelpunten voor mij de aanleiding vormen om in overleg te treden met mijn ambtgenoten van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Vreemdelingenzaken en Integratie over de verdere preventieve en repressieve aanpak van mensensmokkel. Ik zal hierbij het accent leggen op de geconstateerde knelpunten op het terrein van de informatie-huishouding en de uitwisseling van informatie tussen diverse diensten, alsmede de coördinatie hiervan.

Daarnaast vindt, op basis van de in de beleidsnotitie bij het Nationaal Dreigingsbeeld genoemde uitgangspunten en de beleidsnotitie Ontwikkeling en Migratie (Kamerstukken 2003–2004, 29 693, nr. 1), reeds overleg plaats over de versterking van de internationale dimensie in de preventieve aanpak van mensensmokkel door middel van samenwerking met landen van herkomst en vormt de nationale recherche een organisatie die zowel de nationale als de internationale aspecten van mensensmokkel beter en sneller kan bestrijden dan voorheen. Ik verwacht dat de bevindingen uit het rapport bijdragen aan de effectiviteit van deze maatregelen.

Ik merk hierbij alvast op dat oplossingen voor sommige knelpunten dienen te passen in de brede aanpak van (internationaal) terrorisme, georganiseerde criminaliteit en het tegengaan van illegaal toegang en/of verblijf in Nederland om verkokering zoveel mogelijk te voorkomen.

Over de uitkomsten van dit overleg zal ik de Kamer te zijner tijd informeren.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Naar boven