27 204
Mensensmokkel

nr. 16
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 januari 2002

Op 8 december 2000 heb ik u een brief geschreven met daarin een aantal maatregelen naar aanleiding van de zogenaamde Doverzaak. Deze maatregelen waren onderverdeeld in drie thema's, te weten Doorlooptijden uitleveringsprocedure, Informatie-uitwisseling Strafrechtsketen en Communicatie en samenwerking. Graag wil ik u via deze brief op de hoogte stellen van de vorderingen die zijn gemaakt.

§ 1. Inleiding

Eén jaar na deze brief kan ik constateren dat belangrijke stappen zijn gezet. Een behoorlijk aantal van de maatregelen is uitgevoerd en andere zijn in de uitvoeringsfase. Dit betekent voor mij echter niet dat daarmee het punt van zorg weg is. Met name het kunnen en willen uitwisselen van informatie in de strafrechtsketen en het vervolmaken van de informatisering van de strafrechtsketen zijn zaken die constante aandacht en investeringen behoeven. Daarom heb ik tezamen met mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een groot aantal nadere maatregelen geformuleerd in de met uw Kamer reeds besproken nota «Criminaliteitsbeheersing, investeren in een zichtbare overheid».

Tijdens de uitwerking van de maatregelen naar aanleiding van de Dover-zaak is tevens duidelijk geworden dat er veel winst is te halen uit de doorstroomsnelheid en de eenduidigheid van de strafdossiers. Dat zijn de voornaamste redenen geweest om te starten met een project dat moet leiden tot de invoering van een elektronisch proces-verbaal. In het eerste kwartaal van dit jaar zal in twee politieregio's en de twee daarbij behorende arrondissementsparketten worden gestart met een pilot elektronisch proces-verbaal op basis van artikel 8 van de Wegenverkeerswet. Daarna zal het elektronisch proces-verbaal landelijk worden geïmplementeerd en uitgebreid met meerdere feiten.

Deze brief zal verder ingaan op de genoemde hoofdthema's uit de brief van 8 december 2000.

§ 2. Doorlooptijden uitleveringsprocedure

De maatregelen die de doorlooptijden moeten bekorten betreffen het maken van een beschikking op basis waarvan een gecompleteerd uitleveringsdossier binnen maximaal twee maanden is behandeld op het bestuursdepartement, het opstarten van de uitvoering van een uitleveringsbeschikking binnen twee weken, het operationaliseren van negen Internationale Coördinatie Centra (ICC) en het aanvullen van het Landelijk Registratiesysteem voor internationale rechtshulp (LURIS) met een functionaliteit voor het registreren van uitleveringsverzoeken.

De versnelling van de behandeling van rechtshulpverzoeken heeft van mij een hoge prioriteit gekregen. Per 1 april 2001 heeft dan ook een eerste uitbreiding van het Bureau Internationale Rechtshulp in Strafzaken (BIRS) plaatsgevonden waardoor sindsdien uitvoering wordt gegeven aan de toezegging dat beschikkingen op uitleveringsverzoeken binnen maximaal twee maanden worden geslagen. Medio 2002 zal een verdere uitbreiding plaatsvinden met het oog op een versnelling van alle rechtshulpprocedures.

Voorts heb ik door het ministerie en het OM de gehele uitleveringsprocedure laten doorlichten. Bijzondere aandacht ging daarbij uit naar de mogelijkheden de doorlooptijden voor de behandeling van uitleveringsverzoeken door de gehele keten te bekorten, dat wil zeggen door de politie, de staande en de zittende magistratuur. Dit heeft geleid tot een procesbeschrijving die bij ministeriële circulaire op 1 november 2001 is vastgesteld. Voor zover de uitvoering zich richt op de zittende magistratuur en de politie is het OM gevraagd met deze autoriteiten in overleg te treden, opdat de circulaire door alle partijen kan worden nageleefd. De vastgestelde procesbeschrijving gaat verder dan de toezegging in mijn brief van 8 december 2000 inhoudende dat het openbaar ministerie binnen twee weken een aanvang zal maken met de uitvoering van een beschikking. De circulaire bepaalt namelijk dat de uitlevering binnen twee weken na betekening van de beschikking geëffectueerd dient te zijn, indien het een Europese-Unie-land betreft. Betreft het een buiten de EU gelegen land, dan dient de uitvoering binnen uiterlijk een maand na betekening van de beschikking te zijn geëffectueerd. Uiteraard voor zover het verzoekende land hieraan kan meewerken.

De oprichting van een landelijk netwerk van Internationale Coördinatie Centra (ICC) voor de registratie en coördinatie van alle vormen van rechtshulp, is met de instelling van het Landelijk ICC per 1 oktober 2001 gerealiseerd. Inmiddels zijn alle 9 ICC's operationeel. In de ICC's werken het openbaar ministerie en de politie nauw samen. Op basis van een recente audit over de huidige werkwijze van de ICC's zullen maatregelen worden getroffen om het functioneren van de ICC's verder te verbeteren.

In de loop van 2001 is het Landelijk registratiesysteem voor internationale rechtshulpverzoeken (LURIS) voor alle ICC's en BIRS operationeel geworden. Naar aanleiding van de eerste ervaringen met het systeem, de ontwikkelingen van de ICC's en nieuwe wensen zoals de toezegging tot het uitbreiden van het systeem tot uitleveringsverzoeken is besloten tot de ontwikkeling van LURIS 2. Naar verwachting zal medio 2002 de nieuwe versie van LURIS landelijk ingevoerd kunnen worden.

§ 3. Informatie-uitwisseling strafrechtsketen.

Hier ging het met name om het ontsluiten van het LURIS-systeem en het bedrijfsprocessensysteem van het openbaar ministerie voor geautoriseerde politiefunctionarissen, het opnemen van informatie-inwinning en -uitwisseling in het Referentiekader Werkprocessen Opsporing en Vervolging van het programmabureau Abrio, een verdere uitbreiding van de VerwijsIndex Personen (VIP) en het verbeteren van de informatie-uitwisseling tussen de internationale rechtshulpketen en de strafrechtsketen.

Zowel binnen de ICC's als op lokaal niveau is het bij het openbaar ministerie en bij de politie mogelijk om op basis van autorisatie-afspraken inzage te hebben in de wederzijdse bedrijfsprocessensystemen. In de ontwikkeling van het nieuwe bedrijfsprocessensysteem voor het OM, het Geïntegreerd Processysteem Strafrecht (GPS), is inmiddels een pilot gestart om de mogelijkheden van een koppeling tussen de bedrijfsprocessensystemen van de politie (BPS/X-pol) en het GPS van het openbaar ministerie op basis van een elektronisch proces-verbaal nader te onderzoeken.

In het kader van de informatie-uitwisseling en inwinning worden de ontwikkelingen rond het gebruik van het Verwijsindex RechercheOnderzoeken en Subjecten (VROS) nauwlettend vanuit de politie en het Openbaar Ministerie gevolgd. Dat geschiedt aan de hand van kwartaalrapportages van het programmabureau Abrio. Naast de noodzakelijke verbeteringen van het VROS-systeem heeft de intensivering van de aandacht voor VROS geleid tot een toename van het aantal meldingen. Daar waar de aanlevering stagneert wordt de betreffende hoofdofficier vanuit het College van Procureurs-Generaal tot concrete actie richting de politieregio gemaand. Via het programmabureau Abrio worden de korpschefs geïnformeerd over het gebruik van het VROS-systeem door hun korps. Los van deze acties is inmiddels gestart met het verder uitwerken van het concept Informatie-Gestuurde Opsporing. Binnen dit concept wordt informatie, nog meer dan voorheen, leidend voor de opsporing. Informatie-inwinning en het delen daarvan, is binnen dat concept niet alleen van belang maar een absolute noodzaak.

Zoals aangegeven in de toelichting op de Justitiebegroting 2002 is naar aanleiding van de Dover-zaak aan de begroting structureel een bedrag van € 4 miljoen toegevoegd (TK, 2001–2002, 28 000 hoofdstuk VI, nr. 2, p. 108). Dit bedrag is bedoeld voor verbetering van de kwaliteit van de informatievoorziening in de strafrechtketen. Het wordt aangewend om de samenhang binnen de justitiële keten te versterken. Nadruk krijgt daarbij de verdere ontwikkeling van de Verwijsindex Personen (VIP). Het VIP-systeem richt zich specifiek op de uitwisseling van informatie over personen tussen de strafrechtsketenpartners.

Een van de prioriteiten bij de verbreding en verdieping van VIP is de samenwerking met het Geïntegreerd Processysteem Strafrecht (GPS) van het openbaar ministerie. VIP gaat voor GPS de rol van informatiesysteem over personen vervullen. VIP zelf bevat slechts de identificerende gegevens. Alleen geautoriseerde personen krijgen toegang tot het onderliggende systeem met de aanvullende gegevens (het dossier).

Een andere prioriteit is de informatie-uitwisseling tussen de strafrechtketen en de vreemdelingenketen. In 2002 zullen verdere stappen worden gezet bij de koppeling van VIP met het Centraal Register Vreemdelingen (CRV), dat de gemeenschappelijke verwijsindex is voor de Vreemdelingendiensten bij de politie en de Immigratie en Naturalisatiedienst.

Met betrekking tot de optimalisering van de informatie-uitwisseling tussen de internationale rechtshulpketen en de strafrechtsketen verwijs ik u naar het bovenstaande met betrekking tot de ICC's. Via deze centra hebben politie en justitie tevens toegang tot de informatie in LURIS.

§ 4. Communicatie en samenwerking

In de brief van 8 december 2000 is geconstateerd dat de beleidssensitiviteit op het departement en binnen het openbaar ministerie verbeterd kan worden. Meer concreet gaat het om samenwerking, verbindingen leggen en een opener cultuur. Daartoe is reeds een aantal maatregelen getroffen in de vorm van audits en opleidingen.

In een drietal nieuwe opleidingsprogramma's voor leidinggevenden en een viertal bestaande voor beleidsambtenaren binnen het ministerie, komt het onderwerp beleidssensitiviteit expliciet aan de orde. Deze opleidingen worden centraal georganiseerd en zijn toegankelijk voor alle medewerkers van justitie. Daardoor kan binnen zo'n cursus aandacht worden besteed aan de verschillende invalshoeken, bezien vanuit de strafrechtsketenpartners.

Voor leidinggevenden bij het OM (leiding parketten en teamleiders) wordt daarenboven sinds 2000 de Masterclass Interactiekunde georganiseerd, waarbij ook aan het onderwerp beleidssensitiviteit ruime aandacht wordt besteed. Inmiddels hebben hieraan circa 45 OM'ers deelgenomen en staan er nog drie Masterclasses voor dit jaar en volgend voorjaar op het programma voor nog eens 45 personen.

De OM-beleidsmedewerkers nemen deel aan de opleidingen die het departement (MD-programma) voor hen organiseert.

Ten slotte wordt in het departementale auditprogramma 2002 een audit beleidsensitiviteit opgenomen.

Met het voorstaande heb ik u aangegeven welke maatregelen ik heb genomen om met de Doverzaak vergelijkbare incidenten zoveel mogelijk te voorkomen.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven