27 182
Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten in verband met de instelling van de Raad voor de rechtspraak (Wet Raad voor de rechtspraak)

nr. 17
AMENDEMENT VAN HET LID RABBAE

Ontvangen 18 mei 2001

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Artikel I, onderdeel H, wordt als volgt gewijzigd:

I

In artikel 2.6.1.3 wordt in het tweede lid «Onze Minister» vervangen door: de Hoge Raad.

II

In artikel 2.6.1.3 wordt in het derde lid «Onze Minister» vervangen door: de Hoge Raad.

III

In artikel 2.6.1.3 wordt in het vierde lid «Onze Minister» vervangen door: de Hoge Raad.

IV

In artikel 2.6.1.3 wordt het vijfde lid vervangen door:

5. Een niet-rechterlijk lid van de Raad wordt disciplinair gestraft, geschorst en ontslagen door de Hoge Raad op voorstel van Onze Minister.

V

In artikel 2.6.4.3 worden het eerste en tweede lid vervangen door:

1. De Hoge Raad kan op voorstel van Onze Minister een of meer leden van de Raad schorsen of ontslaan op grond van ernstig of langdurig disfunctioneren als lid van de Raad.

VI

In artikel 2.6.4.3 wordt in het derde lid «Onze Minister» vervangen door: de Hoge Raad.

Toelichting

Dit amendement beoogt de invloed van de minister op het ontslag van de leden van de Raad voor de Rechtspraak te verminderen, door de bevoegdheid hiertoe toe te bedelen aan de Hoge Raad. Een gecombineerde bevoegdheid voor de minister om de leden van de Raad voor de Rechtspraak te benoemen en te ontslaan, biedt te weinig waarborgen voor een onafhankelijk functioneren van de Raad.

Rabbae

Naar boven