27 182
Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten in verband met de instelling van de Raad voor de rechtspraak (Wet Raad voor de rechtspraak)

nr. 13
AMENDEMENT VAN HET LID VAN WIJMEN

Ontvangen 17 mei 2001

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I, onderdeel H, wordt artikel 2.6.2.2 als volgt gewijzigd:

I

Het derde lid wordt vervangen door:

3. Het College van afgevaardigden kan beroep instellen tegen een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid op de grond dat deze niet noodzakelijk is met het oog op een goede bedrijfsvoering dan wel dat wordt getreden in de rechterlijke onafhankelijkheid.

II

Toegevoegd wordt een nieuw lid, luidende:

4. Het beroep wordt binnen zes weken na ontvangst van de aanwijzing ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden, die in eerste en enige instantie recht doet.

Toelichting

Wanneer de Raad een aanwijzing geeft waarvan het College van afgevaardigden meent dat deze niet noodzakelijk is met het oog op een goede bedrijfsvoering dan wel waarvan het College meent dat deze treedt in de rechterlijke onafhankelijkheid, moet het zich niet bij een dergelijke aanwijzing neer hoeven te leggen. Voor het naar verwachting zeldzame geval dat Raad en College het op deze punten oneens blijven, is een voorziening nodig. Daarvoor wordt in dit artikel een beroepsmogelijkheid bij de Hoge Raad der Nederlanden in het leven geroepen. De gronden waarop beroep kan worden ingesteld zijn beperkt tot de in het eerste lid genoemde.

Van Wijmen

Naar boven