27 178
Wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in verband met de invoering van een rijksprojectenprocedure (rijksprojectenprocedure)

nr. 12
AMENDEMENT VAN DE LEDEN VERBUGT EN VAN WIJMEN

Ontvangen 19 december 2001

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel B, wordt aan artikel 39d een lid toegevoegd, luidende:

4. Voor zover een ontwerp van een rijksprojectbesluit als bedoeld in het eerste lid zijn grondslag vindt in een concrete beleidsbeslissing in een planologische kernbeslissing, kunnen daartegen geen bedenkingen worden ingebracht.

II

In artikel I, onderdeel B, komt artikel 39k, derde lid, te luiden:

3. Voor zover een ontwerp van een besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid, zijn grondslag vindt in een concrete beleidsbeslissing in een planologische kernbeslissing of in een projectbesluit kunnen daartegen geen bedenkingen worden ingebracht.

III

In artikel IV komt onderdeel D, onder 1, te luiden:

1. Na het vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

6. Voor zover een ontwerp van een besluit als bedoeld in het tweede lid, zijn grondslag vindt in een concrete beleidsbeslissing in een planologische kernbeslissing als bedoeld in artikel 39 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, of in een tracébesluit, kunnen daartegen geen bedenkingen worden ingebracht.

IV

In artikel IV wordt na onderdeel F een nieuw onderdeel Fa ingevoegd, luidende:

Fa

Aan artikel 22 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Voor zover een ontwerp-tracébesluit zijn grondslag vindt in een concrete beleidsbeslissing in een planologische kernbeslissing als bedoeld in artikel 39 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, kunnen daartegen geen bedenkingen worden ingebracht.

V

Artikel IV, onderdeel H, komt te luiden:

H

Artikel 25c komt te luiden:

Artikel 25c

1. Voor zover een tracébesluit zijn grondslag vindt in een concrete beleidsbeslissing in een planologische kernbeslissing als bedoeld in artikel 39 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, kan daartegen geen beroep worden ingesteld.

2. Voor zover een besluit als bedoeld in artikel 20, tweede lid, zijn grondslag vindt in een concrete beleidsbeslissing in een planologische kernbeslissing als bedoeld in artikel 39 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, of in een tracébesluit, kan daartegen geen beroep worden ingesteld.

Toelichting

Voorop staat dat inspraak en rechtsbescherming voor de burger niet verminderd worden. Het amendement probeert te voorkomen dat in verschillende procedures tegen dezelfde beslissing bedenkingen kunnen worden ingediend. Het dubbel kunnen indienen van bedenkingen doet zich namelijk voor waar het gaat om de procedure voor de totstandkoming van de concrete beleidsbeslissing in de PKB, in relatie tot de procedure voor het ontwerp-projectbesluit. Het ontwerp-projectbesluit komt voort uit de concrete beleidsbeslissing in de PKB. Met het voorkomen van dubbele rechtsbescherming wordt de rijksprojectenprocedure verder gestroomlijnd. Om gelijkvormigheid te bereiken bij het voorkomen van dubbele rechtsbescherming is aansluiting gezocht bij het artikel 24 WRO.

Het amendement voorziet ook in een overeenkomstige wijziging van de Tracéwet.

Verbugt

Van Wijmen

Naar boven