27 172
Opneming in de Wet toezicht effectenverkeer 1995 van bepalingen betreffende openbare biedingen op effecten

nr. 13
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 februari 2001

Naar aanleiding van de plenaire behandeling van het wetsvoorstel openbare biedingen op effecten (nr. 27 172) breng ik het volgende onder uw aandacht.

In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel openbare biedingen op effecten is aangegeven dat de «één-op-één»-overheveling van Hoofdstuk 1 van de SER-Fusiecode naar de Wte 1995, gevolgd zal worden door een tweede fase waarin de wet- en regelgeving verder kan worden aangepast aan, bijvoorbeeld, de ervaringen in de praktijk, ontwikkelingen op de overnamemarkt en gevolgen van de 13e richtlijn. Op verzoek van de Kamer zal ik bij de voorbereiding van deze tweede fase, dus voor de indiening van een nieuw wetsvoorstel, in een notitie ingaan op de onderwerpen die in de tweede fase aandacht vergen. Deze notitie zal ik na afronding van de 1e fase (inwerkingtreding van het wetsvoorstel) en de Europese besluitvorming over de 13e richtlijn aan de Kamer ter hand nemen.

In artikel 3 van de Wte 1995 (prospectusplicht) en in artikel 6a van het wetsvoorstel (biedingsberichtplicht) is het criterium «buiten besloten kring» opgenomen. Naar aanleiding van de intrekking van het amendement van mevrouw Vôute-Droste en mevrouw Witteveen-Hevinga over dit criterium zal ik, in samenwerking met de Stichting Toezicht Effectenverkeer, een notitie indienen over de interpretatie van het «buiten besloten kring»criterium en de wijze waarop de STE met dit criterium werkt. In deze notitie zal tevens worden bezien of de vrijstellingsregeling dient te worden uitgebreid. Daarbij zal ook aandacht worden besteed aan de belangen die bij de verbodsbepalingen en de vrijstellingsregelingen betrokken zijn. Het ligt in mijn voornemen deze notitie voor de zomer aan de Kamer toe te zenden.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven