nr. 10
AMENDEMENT VAN HET LID WITTEVEEN-HEVINGA
Ontvangen 1 februari 2001
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Na artikel 4, eerste lid, wordt, een nieuw lid ingevoegd, luidende:
2. Onze Minister kan besluiten dat de in het eerste lid bedoelde hoeveelheid
aardolieproducten, in het belang van de voorzieningszekerheid of indien anderszins
nodig of gewenst, wordt verhoogd.
II
In artikel 4, tweede lid, wordt na «De omvang van de verplichting»
een zinsnede ingevoegd, luidende: , bedoeld in het eerste lid,.
Toelichting
Dit amendement beoogt expliciet in de wet vast te leggen dat de mogelijkheid
bestaat om, indien dit in het belang van de voorzieningszekerheid wordt geacht,
of anderszins nodig of wenselijk wordt geacht, de verplicht aan te houden
voorraden aardolieproducten, te verhogen. Door deze mogelijkheid expliciet
in de wet op te nemen, wordt, ook in de richting van het oliebedrijfsleven,
nadrukkelijk het signaal afgegeven dat deze mogelijkheid open blijft, en dat
het oliebedrijfsleven hiermee rekening zal moeten blijven houden, en zodat
hier geen enkel misverstand over kan ontstaan. Hiermee wordt ook beoogd verwachtingspatronen
zo bij te stellen, dat hiervan een stabiliserende werking uitgaat op de oliemarkt
en de olieprijs.
Voorts wordt op deze wijze beter aangesloten bij de bepaling over COVA
in art. 7 lid 2, waarin eveneens bepaald wordt dat de aan te houden voorraad
kan worden verhoogd door de minister. Hierbij moet bedacht worden dat COVA
een overheidsorgaan is, dat direct door de minister aangestuurd kan worden,
ook zonder wettelijke bepaling. Voor de aan te houden olievoorraden in het
bedrijfsleven is het des te belangrijker, om de mogelijkheid om
de verplichting te verhogen uitdrukkelijk in de wet vast te leggen.
Witteveen-Hevinga