nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 12 september 2000
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de bevindingen van de Vaste
commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zoals neergelegd in het verslag
(Kamerstukken II, 1999- 2000, 27 167, nr. 4).
De leden van de fractie van D66 vragen zich af of er inzicht bestaat in
de motieven van de VNG voor het anders wegen van de wenselijkheid van het
opnemen van de mogelijkheid tot het verstrekken van een andere subsidie dan
in 1996.
In de jaren 1988 tot en met 1993 vond in de sociale werkvoorziening het
meerjarig beleidsexperiment «Budgetfinanciering, decentralisatie en
deregulering» (BDD) plaats. Een belangrijk onderdeel van deze beleidsoperatie
betrof de invoering van een systeem van budgetfinanciering in plaats van de
tot dan toe gehanteerde open-einde financiering. Met de experimentele invoering
van het financieel verdeelmodel werd de omslag gemaakt van een rijksbijdrage
in de uitvoerings-kosten naar een rijkssubsidie voor een aantal te realiseren
arbeidsplaatsen. Met de totstandkoming van de nieuwe WSW werd deze overgang
geformaliseerd: niet langer verschafte het rijk een bijdrage in de uitvoeringskosten,
maar wordt een subsidie per arbeidsplaats verleend.
In de bekostigingssystematiek van de wet van vóór 1 januari
1998 kwam het voor dat overschotten op het begrotingsartikel voor de WSW aan
het eind van het begrotingsjaar alsnog aan de WSW-bedrijven werden uitgekeerd
als bijdrage in hun uitvoeringskosten. Deze handelwijze verhoudt zich echter
slecht met een systematiek waarin een – vooraf met de VNG overeengekomen
(artikel 8, derde lid, WSW)- subsidie per arbeidsplaats wordt verleend.
Bij de totstandkoming van de nieuwe wet is mede naar aanleiding van het
nadrukkelijk appèl van de VNG de mogelijkheid geopend om in verband
met bijzondere omstandigheden een andere subsidie te verlenen. Daartoe wordt
in het WSW-artikel op de rijksbegroting jaarlijks een bedrag gereserveerd,
waaruit andere subsidies kunnen worden toegekend.
Pas na inwerkingtreding van de nieuwe wet is gebleken wat de gevolgen
zijn van het gewijzigde karakter van de WSW voor de omgang met overschotten
op het WSW-begrotingsartikel. In de nieuwe systematiek worden namelijk
overschotten op reserveringen voor het verlenen van andere subsidies na afloop
van begrotingsjaar aan de algemene middelen toegevoegd.
De VNG achtte dit een ongewenste situatie en heeft hierop gereageerd bij
brief van 24 maart 1999 met het verzoek de mogelijkheid voor toekenning van
andere subsidies uit de WSW halen.
Met betrekking tot de vraag hoe de voorgestelde financiering zich verhoudt
tot de plannen met het Fonds Werk en Inkomen merk ik op dat het verzoek van
de VNG hiermee geen verband houdt. De Wsw maakt geen onderdeel uit van het
werkdeel van het Fonds Werk en Inkomen per 2001. De regering beraadt zich
nog over de mogelijkheid van toevoeging van de Wsw aan het werkdeel van het
FWI. De resultaten van de komende evaluatie van de Wsw zullen hierbij zeker
worden betrokken.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. A. F. G. Vermeend