Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juli 2016
Hierbij informeer ik u over de openbaarmaking van een rapport van medewerkers van
het Bureau Interne Zaken van het voormalig politiekorps Gelderland Midden van 25 augustus
2004 door de korpschef naar aanleiding van een rechterlijke uitspraak in een Wob procedure.
In de bijlage treft u het rapport aan1.
Aanleiding
Dit interne rapport heeft betrekking op het functioneren van het zogenaamde «Tolteam»
bij het onderzoek naar de vuurwerkramp in Enschede op 13 mei 2000 en in het bijzonder
op de wijze waarop is omgegaan met strafrechtelijk bewijsmateriaal. Aanleiding voor
het onderzoek van BIZ waren de verklaringen van twee rechercheurs uit het Tolteam
dat op niet professionele wijze zou zijn omgegaan met de in beslag genomen sportbroek
van de verdachte, als gevolg waarvan de rechterlijke macht in het onderzoek naar de
vuurwerkramp zou zijn misleid.
BIZ heeft bij dit interne onderzoek drie tussenrapportages opgesteld alvorens het
onderzoek is overgenomen door de Rijksrecherche. Zowel het rapport van de Rijksrecherche
van 17 juni 2004 alsmede de drie tussenrapportages van BIZ zijn op 28 juni 2007 naar
uw Kamer gezonden (Kamerstuk 27 157 en 30 251, nr. 66).
De Rijksrecherche concludeert in haar onderzoeksrapport van 17 juni 2004 dat niet
is gebleken dat tijdens het onderzoek naar de vuurwerkramp niet integer is gehandeld
door medewerkers van politie of OM.
De medewerkers die eerder het BIZ onderzoek hebben uitgevoerd, hebben vervolgens op
eigen initiatief en op basis van dezelfde feiten en omstandigheden als de Rijksrecherche,
een eigen rapport opgesteld. Dat is het rapport van 25 augustus 2004 dat nu openbaar
gemaakt zal worden door de korpschef. In dit rapport wordt gesteld dat «onze onderzoeksbevindingen
binnen dit deelonderzoek in onze perceptie onderbouwing geven aan de door ons opgestelde
onderzoekshypothese dat binnen dit strafrechtelijk onderzoek opzettelijk de rechterlijke
macht was misleid». Blijkens dit rapport hebben de betreffende BIZ-medewerkers geen
nieuw onderzoek verricht.
Strafrechtelijke procedure
De verklaringen van de twee rechercheurs die aanleiding waren voor het interne onderzoek,
waren bekend in de strafrechtelijke procedure tegen de verdachte.
Uit de rapporten van het NFI in die procedure is gebleken dat het zeer onwaarschijnlijk
is dat de vuurwerksporen door contaminatie op de sportbroek terecht zijn gekomen.
Het Gerechtshof heeft de verdachte in hoger beroep vrijgesproken. In het arrest van
12 mei 2003, heeft het hof zich als volgt over deze kwestie uitgelaten:
«... Er is over deze sportbroek veel te doen geweest. Volgens eerder genoemde interne
critici van het rechercheteam is er ongepaste gekheid mee uitgehaald, door anderen
wordt dat met klem bestreden. Belangrijk voor deze zaak acht het hof dat niet: zelfs
als er met de broek grappen zijn uitgehaald, zijn de sporen op de broek daardoor toch
niet veroorzaakt. ...»
Openbaarmaking rapport
Door de korpschef is openbaarmaking van het rapport van 25 augustus 2004 in eerste
instantie geweigerd vanwege de bescherming van persoonlijke beleidsopvattingen in
een stuk voor intern beraad.
De bestuursrechter meende dat geen sprake is van een document voor intern beraad,
omdat de bedoeling van de opstellers was om het document ter beschikking te stellen
aan de Korpsbeheerder en de landelijk Officier. Daarom wordt het rapport alsnog geanonimiseerd
openbaar gemaakt. De betrokkenen zijn hierover eerst geïnformeerd, waardoor vandaag
deze brief aan uw kamer kan worden verzonden.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
G.A. van der Steur